Luigi Gentili

Uit Apowiki


1 Literatuur

  • Denis Gwynn, Father Luigi Gentili and His mission (1801-1848), Dublin, Clonmore and Reynolds, 1951.

2 Jonge jaren in Rome

2.1 Kinderjaren

Luigi (Aloysius Bonaventura Francesco Camillus) Gentili werd geboren in Rome op 14 juli 1801 als oudste van tien kinderen. Hij was een zoon van de advocaat Giuseppi Gentili en Maria Anna Gnaccarini.

2.2 Studie en carrière in de rechten

In 1816 begon hij rechten te studeren aan de Sapienza (een Romeinse universiteit). Op zijn 17de was hij reeds advocaat en op zijn 21ste was hij doctor in kerkelijk en burgerlijk recht. Op zijn 20ste was hij reeds gekozen tot lid van de Romeinse academie. Hij werkte voor de rota, de hoogste kerkelijke rechtbank, en trok de aandacht van kardinaal Consalvi, het hoofd van de rota. Hij stond op het punt een werk uit te geven met alle juridische beslissingen van Consalvi en de gebruikte juridische argumenten voor en tegen. Consalvi stierf echter in januari 1824 voor Gentili kon publiceren. De ambitieuze Gentili was zozeer geraakt dat zijn carrièreplan gedwarsboomd werd dat hij zijn werk opgaf en een andere weg naar roem zocht. Hij had erop gerekend om rechter benoemd te worden.

2.3 Talen- en muziekstudie

Hij isoleerde zichzelf en begon zichzelf Engels, Frans en Spaans te leren, alhoewel hij voor zichzelf geen echte reden kon geven waarom hij dit deed. Na een jaar bleek hij deze talen reeds verbazingwekkend goed te kennen en zocht hij sociale contacten met vreemdelingen, m.n. met Engelsen. Omdat hij dacht dat muziek hem nog meer toegang tot deze kringen kon geven kocht hij -die geen noot kon lezen- een piano tot groot amusement van zijn broers. Hij werd een goede zanger (bas). Hij trad op en kreeg zo invitaties in diverse ambassades. Hij hoorde al gauw tot wat men heden de jetset noemt. Hij was verder een gelovige man die actief aan het kerkelijk leven deelnam en vele goede werken deed. Hij ontving bv. elke week de H. Communie, iets wat toen heel uitzonderlijk was. Zijn ambitie was zo groot dat hij ook een adellijke titel wilde. Met dit doel voor ogen zocht hij adellijk gezelschappen in Rome op. Door zijn vriendschap met hertog Sforza Cesarini kreeg hij uiteindelijk een adellijke titel (omwille van verdienste), met bijbehorend decoraties, enz. Het is niet helemaal duidelijk hoe hij zijn geld verdiende, maar een van de manieren was het geven van Italiaanse les, daarmee ook zijn eigen kennis en uitspraak van bv. Engels verbeterend. Op deze manier kwam hij met name met veel Engelsen van de hogere klassen, in aanraking. Het leverde hem kennelijk een royaal inkomen op.

2.4 Landbouwer

Met zijn geld kocht hij op Monte Mario een boerderij. Zijn vader kocht die ernaast. Vol overgave wijdde hij zich nu aan de landbouw en leerde zijn buren een en ander. Hij ploegde zelf met een span ossen en maakte onbebouwde grond weer vruchtbaar en herstelde de wijngaarden.

2.5 Taallessen

Zijn gestel liet dit zware werk echter niet lang toe en noodgedwongen liet hij het achter zich en begon weer Italiaanse lessen te geven. Hij zocht m.n. contact met de Engelsen die in grote getale na de Napoleontische tijd hun zogenaamde Grand Tour maakten en Rome bezochten boeiden hem. Macaulay schreef dat er in deze tijd meer Engelse koetsen rondreden in Rome dan in Londen.
De meeste Engelsen waren uiteraard Anglicanen en sommigen wilden met hem discussiëren over het bijgeloof van de katholieke Kerk. In 1818 was het Engels College heropend, mede door de inzet van kardinaal Consalvi (+1824). Dit bracht ook een aantal Engelse katholieken naar Rome.
Een van de eerste studenten van dit college was Nicholas Wiseman. Hij werd rector in 1828. Diverse oude Engelse katholieken zoals Lord Shrewsbury en Lord Clifford zochten Gentili op om Italiaans te leren. Andere contacten waren bisschop Thomas Weld, een bekeerling, die permanent in Rome verbleef. Weld werd in 1830 kardinaal. Verder ook hulp-bisschop Augustine Baines (1786-1843) van het Western District, die een tijdlang (1826-1828) vanwege gezondheidsredenen in Rome was, waar hij en Wiseman Engelse preken hielden in de belangrijkste kerken. Baines wees het aanbod om kardinaal te worden af en keerde in 1828 terug naar Engeland.
Gentili voelde zich thuis bij Wiseman, Weld en Baines, die een tijdlang de kern vormden van de Engelse katholieke kolonie.

2.6 Huwelijk gaat niet door

In deze tijd wilde hij huwen met Anna de Mendoza y Rios, opgevoed in Engeland, maar wonend in Rome. Haar beschermers (o.a. bisschop Baines) weigerden echter toen hij om haar hand vroeg. Zij keerde terug naar Engeland en huwde er het volgende jaar met de Ierse baron Sir Patrick Bellew. Gentili zou deze vrouw pas 20 jaar later in de laatste maand van zijn leven weer ontmoeten. Deze afwijzing veranderde zijn leven. Hij zou in de toekomst nog heel veel met Baines te maken krijgen.

2.7 Inkeer

Door deze tegenslag stopte hij al zijn sociale activiteiten en wilde zelfs zijn beste vrienden niet zien. Hij las ononderbroken religieuze en theologische werken, bezocht de armen en ging als vrijwilliger helpen in de ziekenhuizen en sloot zich aan bij het broederschap van pater Caravita. Deze broederschap bad op straat de rozenkrans en de litanie als zij van hun bijeenkomsten kwamen. In deze tijd sprak hij enkel over God, Maria, de heiligen, wonderen, enz.
Hij sloot vriendschap met de jezuïetenprofessoren Minnimi en Buonvicini van het Collegio Romano. Zij raadden hem aan om priester te worden. Gezien zijn vooropleiding zou hij in twee jaar de studie kunnen afronden. Op het einde van het eerste jaar, toen hij Jezuïet wilde worden werd hij ziek. Hij moest zes maanden rust houden en het was duidelijk dat de Jezuïeten hem nooit zouden accepteren vanwege zijn zwakke gezondheid. In deze periode was financieel afhankelijk van zijn familie.

2.8 Priesterstudie

Aloysius_Luigi_Gentili
In 1828-1830 was Antonio Rosmini-Serbati (1797-1855) in Rome om zijn plannen voor zijn nieuwe congregatie: Istituto della Caritá,[1] aan de paus voor te leggen. Deze had hij gesticht in 1827 in Monte Calvario in de Italiaanse Alpen bij Domodossola. Zijn roem als persoon en schrijver gingen hem vooruit. In november 1829 leerde Gentili hem kennen en zij werden vrienden.

Gentili wilde in deze groep intreden. Rosmini regelde echter dat hij eerst zijn studies kon afmaken in het Iers College. Hij begon daar op 1 maart 1830. Er waren een twintigtal studenten.
Er werd door de Baines, die in maart 1829 apostolisch vicaris van het Western District geworden was, hard aan hem getrokken opdat hij zou komen helpen in het nieuwe seminarie in Prior Park, waar men ernstig om mankracht verlegen zat.

3 Ontmoetingen met Engelsen en uitnodiging naar Engeland

Gentili werd priester gewijd op 18 september 1830. Hij moest noodgedwongen die winter in Rome blijven, woonde in het Iers College, en gaf les aan een congregatie van arme jongens: de Ignorantelli.
In deze periode (vanaf maart 1830) waren de bekeerling Ambrose Phillipps de Lisle en George Spencer in Rome. Spencer bereidde zich voor het priesterschap in het Engels College. Ambrose de Lisle was enige zoon en had uitgebreide bezittingen: Garendon Park en Grace Dieu Manor. Hij was in Rome op zoek naar priesters voor Engeland. Omdat er in het Engels College niemand beschikbaar was verwees Wiseman hem naar het Iers College, waar hij de jonge priester Gentili leerde kennen. Gentili hoopte in de lente eindelijk naar Rosmini in Domodossola te kunnen gaan om zijn noviciaat tedoen.
Ambrose Phillipps de Lisle bad en smeekte hem om naar Engeland te komen. Hij liet in Grace Dieu een woning voor de Rosminianen gereed maken.
Om een lang verhaal kort te maken: de Lisle ontmoette Rosmini en deze accepteerde het aanbod om missionarissen naar Engeland te sturen. Meteen dreigde er echter al een kink in de kabel te komen, immers Rosmini werd herhaalde keren van onorthodoxie beschuldigd, hetgeen de Lisle bijna zijn aanbod deed intrekken. Pius VIII (1829-30) en m.n. paus Gregorius XVI (1831-46) wezen deze aanklachten echter af.

4 Noviciaat in Monte Calvario

Sacro Monte di Domodossola

Er was nog een laatste obstakel voor Gentili aan zijn noviciaat kon beginnen.[2] Gentili werd gevraagd om in Rome te blijven en de Romeinse kanunnik Muccioli, te blijven helpen bij zijn werk onder allerarmste kinderen genaamd: Opera Pia degli Esercizi. Een stevige uiteenzetting met Rosmini en heel wat getrek van diverse kanten, zorgde ervoor dat Gentili pas op 31 augustus 1832 in Domodossola aankwam. Rosmini was afwezig en niemand wist wanneer hij zou terugkeren. Hij trof er twee priesters, een diaken, twee studenten en twee lekenbroeders aan. Er waren ook twee seminaristen uit Novara die door hun bisschop gestuurd waren om er theologie te studeren. Terwijl hij zijn noviciaat deed kreeg hij vanuit Trente bericht van Rosmini dat hij ook novicenmeester werd.
Hij leidde een heel streng en boetvaardig leven, werkte als priester in de dorpskerken, vaak temidden van armen en ongeletterden. Pas in oktober 1833 ontmoette hij Rosmini in Trente.
Monte Calvario, op enige afstand van Domodossola, was in vroegere tijden een bedevaartsoord geweest, dat nu opnieuw tot leven kwam. Gentili organiseerde missen, novenen, processies, retraites, er waren biechtstoelen die vrijwel altijd toegankelijk waren, enz. Hij werd ook gevraagd om retraites te geven bij nonnen of seminaries in de buurt.

5 Sir Harry Trelawney

Ambrose Phillipps de Lisle hield schriftelijk contact met Rosmini vanuit Leicester. Zoals vermeld had hij Rosmini in de zomer van 1831 ontmoet in Rome en de toezegging gekregen dat deze priesters zou sturen naar Grace Dieu. Hij bezocht Rosmini ook nog in Milaan op zijn terugreis naar Engeland.
In 1832-1833 was er heel wat activiteit van o.a. Harry Trelawney om Rosmini ervan te overtuigen zijn mensen naar Trelawne (Cornwall) in Engeland te sturen.
In de lente van 1833 besloten Letitia Trelawney en haar katholiek geworden zus Mary[3] Gentili op te zoeken in Domodossola. Ze brachten hun nichtje Letitia, dochter van hun niet-katholieke broer en parlementslid, mee. In de late zomer van 1833 kwamen zij aan. Het nichtje bekeerde zich binnen enkele weken tot de katholieke Kerk, na gesprekken met Gentili. In 1834 stierf Harry Trelawney waardoor zijn aanbod om de Rosminianen in Engeland hulp en onderdak te bieden wegviel.

6 Prior Park College

Bisschop Baines was een Benedictijn. De Benedictijnen verzorgden in hun abdij in Downside een priesteropleiding, ook voor de seculiere priesters in de streek. Baines koos echter voor nieuwe locatie nl. Prior Park College bij Bath. Hij wilde een eigen priesteropleiding voor het Western District. Zijn clerus bestond op dat moment overigens vooral uit Benedictijnen.[4] Zijn nieuwe seminarie stuitte bij velen op verzet. Begin 1834 ontving hij het aanbod van Rosmini die Gentili en anderen helemaal ter zijner beschikking stelde. In september 1834 was Baines in Domodossola waar hij Gentili ontmoette, Rosmini was afwezig. Gentili had volmacht om een en ander te regelen. Afgesproken werd dat hij in de lente van 1835 naar Prior Park zou komen samen met twee andere priesters die gratis Frans, Italiaans, filosofie en theologie zouden onderwijzen. Enkel hun reiskosten zouden vergoed worden en zij zouden onderdak krijgen in de buurt van Prior Park.
Vlak voor Kerstmis 1834 stuurde paus Gregorius XVI een brief naar de Rosminianen met daarin de aansporing om nauw met bisschop Baines samen te werken. Gentili verhuisde naar Roveredo om samen te zijn met Rosmini en samen te kunnen overleggen. Hij koos twee priesters uit die hem zouden vergezellen: twee Fransen Antoine Rey en Emile Belisy. De Rosminianen hadden intussen overigens ook huizen in Trente, Verona en Roveredo.

7 In Engeland

7.1 Aankomst in Engeland

De drie priesters reisden naar Rome om de zegen van de paus te vragen. Op 15 juni 1835 kwamen zij in Londen aan. Zij konden nog niet terecht in Prior Park en Baines stuurde hen naar Cornwall naar Trelawne Castle. Harry Trelawney was een jaar eerder overleden. Zij bleven drie weken. Zijn twee gezellen legden zich toe op de studie van Engels. Binnen drie weken was er een eerste bekeerling.
Wiseman keerde uit Rome terug om de leiding te nemen over dit Catholic University College. Baines was een bijzonder moeilijk man om mee te werken, zoals Gentili en vele anderen zouden ervaren. Hij was een onvoorspelbare autocraat, die absoluut geen tegenspraak duldde. Dit maakte hem uiteindelijk tot een eenzaam man. Gentili was in Rome hiervoor al gewaarschuwd door Mgr. Castrocane. Bij het eerste gesprek van Wiseman met Baines liep het al mis. Wiseman vertrok al in september en dat was ook het einde van het geplande University College.

7.2 Werk in Prior Park

De drie Rosminianen begonnen hun werk. Gentili moest nog een aantal Engelse gebruiken leren, zo maakte Ambrose Phillipps de Lisle hem er attent op dat in Engeland de priesters enz. zich dagelijks schoren.
Op 30 mei 1836 brandde Prior Park af en een aantal mensen vertrokken. Gentili werd nu de leider van de nieuwe afdeling St. Paul, een hogere opleiding, zowel seminarie als een soort semi-universiteit. In principe was dit waar Wiseman voor gevraagd was. Gentili was ook General Prefect of Studies voor heel Prior Park en vice-president onder Dr. Brindle.
In 1836-1837 had Gentili de facto de leiding over Prior Park. Hij bezocht andere colleges om te leren hoe e.e.a. in Engeland gedaan werd. Zijn Italiaanse aanpak werd, niet verwonderlijk, vaak argwanend bekeken.
Velen wilden hun zonen niet aan een groep Italianen toevertrouwen en het aantal studenten en leerlingen nam snel af. Aan het begin van het schooljaar 1837 werden er nog drie priesters (Giovanni-Battista Pagani, Angelo Rinolfi en Signini) en drie broeders uit Italië beloofd. Het aantal studenten liep vervolgens weer op tot boven de 100.
Joseph Pagani kwam in de lente van 1838. Rinolfi en Signini die nog geen woord Engels spraken kwamen op 17 oktober 1838. Rinolfi echter leerde heel snel en vrijwel accentloos Engels spreken en werd al snel een goed predikant en missionaris.
Moses Furlong die de leiding had van de lagere opleiding in Prior Park werd in september 1838 postulant en deed zijn eerste tijdelijke gelofte op 25 maart 1839. In de zomer van 1838 bracht hij enkele weken door bij de Trelawneys. Baines riep hem terug uit Cornwall en deelde hem mee dat hij tijdelijk van zijn functies ontheven was. Kennelijk was Baines bang dat de Rosminianen teveel invloed kregen en dat ze zijn eigen priesters wegkaapten. Hij was de overste van de communauteit in Prior Park, maar mocht daar van de bisschop niet meer wonen. Pagani werd daarop overste.
Gentili verhuisde naar de zusters in Spetisbury, waar hij in mei 1839 de eerste missie voor het volk gaf. Dit was de eerste ooit gegeven in Engeland.

7.3 Naar Italië

In juli 1838 reisde Gentili met Pagani en Belisy naar Italië om daar de officiële erkenning van de congregatie te vieren. Nog voor zijn vertrek kreeg hij een uitnodiging van Ambrose Phillipps de Lisle met goedkeuring bisschop Thomas Walsh om zich te komen vestigen in Grace Dieu in Leicester in het Western District. Ook Dr. Newsham, president van Ushaw College stuurde hem een uitnodiging om bij hen te komen doceren. Deze uitnodigingen zijn illustraties van het gezag en reputatie die hij reeds had. In Rome bezocht de groep o.a. de paus. Baines voelde kennelijk nattigheid en probeerde nu Gentili terug te winnen. Baines werd naar Rome geroepen en moest zich daar verantwoorden voor zijn vastenbrief van 1840. Hij dacht ten onrechte dat Gentili achter de aanklacht tegen hem zat. Pas in de zomer van 1841 kon hij terugkeren in zijn District. In het jaar ervoor, in juli 1840 werden de Districten gesplitst en er kwamen nu acht bisschoppen, Wales, de helft van [[Augustine Baines|Baines'] gebied, werd het Welsh District onder leiding van de apostolisch vicaris Thomas Brown O.S.B.
In Italië stuurde Rosmini Gentili naar Monte Calvario, hetgeen totaal inging tegen diens eigen wensen. Hij gehoorzaamde.
Hier kunnen wij even verwijzen naar Domenico Barberi en de passionisten die met een gelijksoortig initiatief bezig waren. In april 1839 besloten zij om Barberi naar Engeland te sturen. Dit was mede het gevolg van het lobbyen van Ambrose Phillipps de Lisle, George Spencer en zijn nicht Mrs. Canning. Ook Lord Shrewsbury en anderen zetten zich hiervoor in. In juni 1840 waren de passionisten overigens pas in België.

8 Terug in Engeland

8.1 Naar het Midlands District

Begin mei 1840 zond Rosmini Gentili naar de Lisle. Hij kwam op 20 mei aan in Prior Park. In deze tijd werd Wiseman benoemd tot coadjutor van Walsh in het Central District. Dit was afgesplitst van het oude Midlands District. In dit District liggen zowel Oxford, Cambridge als Alton Towers. Dit laatste was een centrum voor de katholieke aristocratie door de zorgen van de graaf van Lord Shrewsbury. Wiseman werd ook rector van het seminarie in Oscott.
Gentili werd nu de kapelaan -dienstdoende priester- van Grace Dieu, dat de eigendom was van de Lisle.
Hier kan vermeld worden dat in deze jaren de Oxfordbeweging haar hoogtijdagen beleefde. Eind 1840 ontmoetten Gentili en Domenico Barberi elkaar voor de eerste keer in Grace Dieu, waar zij een paar dagen verbleven bij Ambrose Phillipps de Lisle. In deze periode nam Gentili reeds een heleboel mensen in de kerk op. Op zondagen was er een processie voor de hoogmis, er waren vespers gevolgd door een preek over het evangelie van de dag, enz. Op woensdag en donderdag gaf hij onderricht aan wie wilde. Dit leidde uiteraard tot oppositie van de anglicanen m.n. van de Low Church. Hij preekte soms in open lucht omdat hij geen ruimte kon vinden, vanwege het anglicaanse verzet. Hij deed enorme verstervingen. In de omgang was hij een levendige en opgewekte persoon.
Door de plaats waar hij was en zijn omgang met de Lisle had hij contacten die andere priesters niet hadden, bv. met Pugin, Wiseman en mensen van de Oxfordbeweging. Vele oud katholieken keken met argwaan naar de ontwikkelingen in Oxford, zo niet de Lisle en Wiseman. Een artikel van Wiseman in de Dublin Review over de donatisten in de zomer van 1839 had intussen Newman geschokt en bij hem de eerste twijfels gezaaid over de houdbaarheid van het Anglicaanse standpunt.

8.2 Contacten met Oxford

Ambrose Phillipps de Lisle was een van de weinige katholieken die goede contacten in Oxford had. John Rouse Bloxam, die onbetaald kapelaan wilde zijn bij Newman in Littlemore en die de liturgische specialist onder de Tractarians was had de katholieke priester Dr. Rock in Alton Towers bezocht, die hem de nieuwe kerk, gebouwd door Pugin liet zien. Dit leidde tot een gigantische rel, want Bloxam had niet alleen de Mis bijgewoond, zoals bericht werd, maar ook zijn hoofd gebogen tijdens de consecratie (elevatie). Hetgeen voor Anglicanen gelijkstond met afgodendienst. De anglicaanse bisschop van Oxford moeide zich ermee en Bloxam gaf zijn ontslag in maart 1840, waarna hij verhuisde naar Magdalen College. Na tien maanden in mei 1841 waren er reeds meer dan 500 bekeerlingen bij Gentili. Via de Lisle had Gentili contacten met een aantal Tractarians.
In oktober 1841 was Richard Sibthrop de eerste Tractarian die katholiek wordt in Oscott bij Wiseman. In de periode eraan voorafgaand dachten velen -katholieken en Anglicanen- aan een mogelijke hereniging van katholieken en Anglicanen (of Tractarians), zeker de Lisle. Gentili zag echter dat het de weg van een persoonlijke bekering nodig was. In november werd de anglicaanse geestelijk F.T. Wackerbarth, een Cambridgeman in Grace Dieu in de Kerk opgenomen.

8.3 Naar Longborough

In Prior Park had Pagani Gentili met succes opgevolgd en was hij tevens provinciaal van de Rosminianen geworden. Baines benoemde in 1839 de priester Peter Hutton (1811-1880) als opvolger van Moses Furlong, als hoofd van St. Peter's College, de lagere opleiding, waar hij ook Latijn en Grieks gaf. Furlong besloot Rosmininiaan te worden en in 1841 besloot ook Hutton om dat te doen. De verstandhouding met Baines werd er niet beter op en de communauteit verhuisde naar Loughborough (in Central District onder Walsh). Dit is een stadje van ca 10.000 inwoners op 7 km. van Grace Dieu, zodat de priesters nauw konden samenwerken met Gentili. Baines bleef Furlong en Hutton onder druk zetten zodat deze in de zomer van 1842 naar Domodossola vluchtten. In maart 1842 werd de eerste steen gelegd van een nieuwe gotische kerk in Shepsed in de buurt van Grace Dieu, waar Gentili werkte. Op 18 november werd deze reeds ingewijd. Gentili verhuisde in oktober 1842 naar Loughborough. Pagani en de meeste priesters vertrokken naar Oscott om daar les te gaan geven.

8.4 Een bezoek in Oxford

Eind oktober 1842 bezocht Gentili samen met de Lisle Oxford. Hij droeg de hele tijd zijn habijt, hetgeen respect oogste. Zij bezochten o.a. Newman en Pusey. Van te voren was afgesproken dat hun gesprekken strikt privé zouden zijn. de Lisle die erbij was doet bewust geen mededelingen over de inhoud ervan. In Oxford en bij de Lisle en anderen bestond, zoals vermeld, de hoop op een hereniging met van de Anglicanen met Rome.

8.5 Werk in Longborough

In Loughborough werkte hij tussen veel hardwerkende mensen die nauwelijks de eindjes aan elkaar konden knopen. In dit industrieel stadje was de armoede groter dan op het platteland (Grace Dieu). Hun kerkje was een onooglijk gebouwtje, terwijl in Grace Dieu de mooie privékapel van de Lisle als kerk diende. In Loughborough deed men het gewone werk, maar men leerde ook kinderen (katholiek of niet) lezen en schrijven naast de catechismusles. Men bediende van daaruit ook de nieuwe kerk in Shepshed.

8.6 Barberi in Engeland

In februari 1842 begin in het naastgelegen graafschap (county) Staffordshire Barberi met zijn werk in Aston en Stone. Dit was ook mogelijk door de inzet en het geld van dezelfde Ambrose Phillipps de Lisle.
Barberi sprak nog nauwelijks Engels. Hij was van te voren was een tijd in Oscott, in de periode waarin Bernard Smith, een eerdere curate (kapelaan) van Newman, katholiek werd bij Wiseman.

8.7 Werk voor en onder de bekeerlingen

Velen die katholiek werden, werden in die tijd door hun familie verstoten. Kleine zelfstandigen verloren soms hun hele clienteel zodat ze elders opnieuw moesten beginnen, sommigen kregen de huur opgezegd of werden ontslagen. Gentili en de andere katholieken probeerden deze mensen op alle mogelijke manieren te helpen.
In oktober 1843 kwamen de eerste twee zusters uit Italië om te helpen. Zij waren van boerenkomaf: Sr. Mary Francesca Parea en Sr. Mary Anastasia Samonini. Hun komst en werk werd gefinancierd door Lady Mary Arundell. Ook Hutton keerde terug na een jaar. Hij was een begenadigd predikant en grote hulp. Binnen een jaar organiseerden de zusters (in hun habijt met witte kap) een school voor jonge kinderen en de reeds genoemde Mary Arundell liet haar stallen tot school omvormen. De zusters werden heel vaak vijandig ontvangen door de niet-katholieken. In januari 1845 startten zij met een avondschool voor meisjes. Ze gingen minder opvallende zwarte kappen dragen. Op 1 juni 1845 stierf hun grote weldoenster Lady Mary Arundell in Loughborough.

8.8 De bekering van William Lockhart

William Lockhart was samen met met Dalgairns) een van de eerste huisgenoten van Newman in Littlemore. Lockhart had Gentili in de herfst van 1842 in Oxford ontmoet in het verblijf van William George Ward. Lockhart kwam in augustus 1843 naar Longborough, deed een retraite van drie dagen bij Gentili en werd op 26 augustus 1843 in de katholieke Kerk opgenomen. Lockhart overtrad hiermee een belofte aan Newman dat hij nog zou wachten met eventueel katholiek te worden. Lockhart werd daarop ziek en werd in de buurt van Edinburgh opgevangen door een tante. In april 1844 trad hij in in Longborough.[5] Na de bekering van Lockhart stuurde Gentili een brief naar Newman. In zijn antwoorde opmerkte Newman op dat Lockhart zijn belofte aan hem gebroken had.[6] Gentili had Newmans vrienden Rosmini’s ascetisch werk Maxims of Christian Perfection gestuurd. Ward en Lockhart waren ervan onder de indruk. Newman vroeg Gentili om hem te leren om retraites te geven. Gentili gaf hem daarop Rosmini’s Manuale voor retraites. Hetgeen in Littlemore ook gebruikt werd. De goede relatie tussen Newman en Gentili bekoelde echter na de bekering van Lockhart. Na zijn eigen bekering in oktober 1845 bezocht Newman Lockhart in Ratcliffe, het noviciaat van de Rosminianen, waar deze studeerde. Newman diende Lockharts eerste mis in St. Wilfrid’s.

8.9 William Ullathorne

Lockhart keerde na een lange periode van ziek-zijn in april 1844 terug in Loughborough, waar hij korte tijd na aankomst (oktober 1842) kennis maakte met William Ullathorne. Deze had een achtdaagse retraite gedaan bij Pagani. Ullathorne leerde na de retraite ook Gentili kennen en nodigde deze daarop uit om een publieke missie te geven in Coventry. De eerste missie zou echter in Nottingham plaats vinden.
Tijdens een achtdaagse retraite in Longborough zelf telde Gentili 63 bekeerlingen. Hij gaf op vele plaatsen missies. Na Gentili's vertrek uit Prior Park in 1839 was Pagani de provinciale overste in Engeland. In de herfst van 1845 opende het noviciaat in Ratcliffe. Immers Longborough werd als niet geschikt geacht. Op 21 november 1845 werd er de eerste H. Mis gelezen. Lockhart was een van de twee eerste novicen.

8.10 Missies

In de zomer gaf men geen publieke missies maar wel retraites voor de clerus, bv. in St. Edmund’s, Oscott, Ushaw, York en Liverpool. In september 1845 ging Gentili voor de eerste keer met bisschop Briggs (apostolisch vicaris van het Noorden) en zijn medebroeder Furlong naar Ierland waar zij een retraite gaven aan de "Sisters of Mercy", in Baggot Street in Dublin en voor de Christelijke broeders en hun North Richmond Street Schools. In de laatste maanden van 1845 waren er missies samen met Furlong in Leicester, Worksop, Birmingham, York, Malton, Scarborough, Whitby, Egton Bridge en Newcastle. Furlong was overigens van Ierse komaf en zijn Ierse tongval werd door de Ierse toehoorders altijd enthousiast onthaald. De bezochte plaatsten zijn vooral nieuwe industriële steden, waar zich in de voorafgaande 20 jaar veel Ierse immigranten gevestigd hadden. Velen van hen waren in hun ellende in drankzucht vervallen en hadden alle religie verloren. In 1845 had hij 250 bekeerlingen naast de vele dopen van kinderen van bekeerlingen.

8.10.1 De toevloed van Ieren

In 1846 werden de catastrofale gevolgen van de aardappelziekte van 1845 in Ierland merkbaar. Honderdduizenden Ieren vertrokken. Een groot deel trok naar Amerika, vaak vanuit Liverpool. Duizenden zakten af naar Liverpool en probeerden er geld te verdienen om hun overtocht te kunnen betalen. Vanuit Liverpool verspreidden zij zich op zoek naar werk naar andere steden die vaak als kool groeiden.
Reeds vóór de aardappelziekte van 1845 zorgde de grote toevloed van katholieke Ieren voor problemen onder de onderbezette clerus. Barberi bv. laat Rome weten dat er in Liverpool ca. 80.000 katholieken zijn van wie 50.000 Ieren. En ondanks alle inspanning hadden er 40.000 hun paasbiecht niet kunnen spreken, bij gebrek aan priesters.

8.11 Newman wordt katholiek

Ondanks zijn zeer moeilijk verstaanbaar Engels wist ook barberi met zijn passionisten velen te bekeren of weer actief bij de kerk te betrekken. Op 9 oktober 1845 nam barberi Newman en een paar vrienden op in de katholieke Kerk. Dit had een enorme impact in heel Engeland.

8.12 Missie onder de armen

Barberi en Gentili wijdden zich met al hun krachten aan hun missiewerk onder de armere bevolking. Er waren tekenen van een religieus herleven. Maar hun missies waren maar een druppel op de gloeiende plaat. De steden waren vol dronkaards, kinderarbeid was nog niet verboden, er waren geen wetten op de arbeidsduur en ter verbetering van de arbeidsomstandigheden.

8.13 Missies in Ierland en Engeland

In september 1846 was Gentili weer in Ierland, dit keer vergezeld door bisschop Briggs. Hij dineerde met aartsbisschop Murray in Dublin en ontmoette er de nodige oud-medestudenten uit het Iers College in Rome. Hij en de Rosminianen in Italië zamelden geld in voor de Ierse bisschoppen zodat deze hun mensen konden bijstaan.
Terug in Engeland in het najaar van 1846, bij een missie in St. Patrick’s, een vrijwel volledige Ierse parochie in Manchester, waar de parochie in opstand gekomen was tegen de nieuwe pastoor en de bisschop ging het er dagenlang stormachtig aan toe, met protesten en vechtpartijen in de kerk enz.
Gentili wist uiteindelijk de gemoederen tot bedaren te brengen en oogstte het respect en lof van de hele clerus van Manchester. Zijn werk daar eindigde in november 1846.[7] Eind 1846 waren Gentili en Furlong in Liverpool waar cholera en tyfus heersten. Deze ziekte was een bijna onvermijdelijk gevolg van de toevloed van Ierse vluchtelingen en het totale gebrek aan sanitaire voorzieningen. Men noemde de ziektes "famine fever" (hongerkoorts) en dit werd een epidemie in de noordelijke steden. Ook diverse priesters, apostolisch vicaris Mostyn en zijn opvolger Riddell stierven aan deze ziekte. Riddell was maar drie maanden in functie. Terug in Staffordshire konden zij op adem komen en hielden zij missies en retraites in het zuiden, o.a. in Ushaw. In september 1847 was hij weer in Dublin voor een retraite voor de Christian Brother’s School en het missieseminarie All Hallows. Hij reisde een paar keer op en neer tussen Engeland en Ierland om missies te geven.
In 1848 deden Gentili en Furlong in Bristol een experiment met een missie van vier weken (februari-maart 1848). Hij sliep in die tijd in de sacristie. Het was een geslaagd experiment en in de toekomst werd dit de standaardmanier voor het geven van parochiemissies.

9 De kwestie van het herstel van de hiërarchie in Engeland

De voortdurende stroom van bekeerlingen en Ieren maakte duidelijk dat een normale kerkelijke organisatie met eigen bisschoppen meer dan nodig was. Immers apostolisch vicarissen hadden geen volwaardige bisschoppelijke bevoegdheid. Zij konden bv. geen parochies oprichten of grenzen toewijzen en hadden geen zeggingsmacht over de religieuzen. Religieuze priesters konden ook ieder moment door hun overheid teruggeroepen of verplaatst worden. De verdubbeling van vier naar acht apostolisch vicarissen verlichtte weliswaar tijdelijk de urgentie maar was geen blijvende oplossing. Er bestond overigens in Rome ook oppositie tegen het herstel van de hiërarchie. Rome vroeg nu aan Rosmini om een rapport over de situatie direct van zijn mensen in Engeland. Gentili kreeg de opdracht deze rapporten te schrijven met behulp van Pagani, zijn overste. Tussen juni en eind 1847 zond Gentili een twaalftal rapporten. Om de censuur te ontwijken gingen deze of via een van zijn broers of via pater Melia van de Sardijnse kapel in Londen.
Het hele verhaal hier beschrijven zou veel te ver voeren. De Engelse regering wilde overigens op haar condities de diplomatieke relaties met de paus herstellen. De paus zelf had in deze tijd ook nog te maken met revolutie in de Pauselijke Staten.

10 Verdere missies

Na de eerste lange missie in Bristol ging hij naar Kenilworth bij Loughborough om een paar dagen uit te rusten bij Mrs. Amherst voor hij weer naar Ierland zou gaan. Bisschop Briggs probeerde te regelen dat Gentili met hem mee naar Rome zou gaan i.v.m. de rapportages over de wenselijkheid van het herstel van de hiërarchie. Deze laatste opdracht was echter niet op tijd geregeld en de nodige brief kwam niet.
Bij zijn vertrek uit Kenilworth naar Dublin vertelde hij Mrs. Amherst dat hij niet meer naar Engeland zou terugkeren. Hij had duidelijk een voorgevoel dat zijn dood nabij was. Hij vroeg aan allen van wie hij afscheid nam voor hem te bidden als ze zijn dood zouden vernemen.

10.1 Onrust in het revolutiejaar 1848

In Parijs was er revolutie en dit bracht een sprankeltje hoop in Ierland na drie jaar hongersnood en totale demoralisatie. In Ierland broeide revolutie met de Young Ireland Mouvement en er dreigde gewapende opstand. In Parijs werd aartsbisschop Affre doodgeschoten.

11 De laatste keer naar Ierland

Op 1 mei 1848 begonnen hij en Furlong hun eerste missie, die een maand zou duren in St. Audeon, de armste buurt van Dublin. De toestand daar was erger dan wat zij uit Engeland kenden. De buurt werd geteisterd door cholera. Dank zij hun werk keerden velen na jaren verwaarlozing terug tot de sacramenten. Na een korte pauze zouden zij hun tweede retraite van een maand geven in Rathmines, een ietwat betere buurt. In deze tussenpauze ontmoette hij kennissen van het Iers College, o.a. Fr. Mathew Collier die pastoor was in Rathmines. Hij ontmoette er ook Anna Fermina y Rios, met wie hij 20 jaar eerder had willen trouwen. Zij was 19 jaar eerder gehuwd met Patrick Bellew, later parlementslid.[8] Zij nodigde Furlong en Gentili uit in Barmeath voor een paar dagen rust, daarna keerden zij terug naar Rathmines in Dublin. Hij bezocht ook nog andere priesters en kloosters. Hij ontmoette er ook Ignatius Spencer die passionist geworden was en die zijn eerste retraite kwam geven in Ierland. Begin juni begon de missie in Rathmines.

12 De laatste missie

Na de missie in Rathmines was er begin september een missie in St. John’s Church, een kerk in de allerarmste buurt van Dublin, bediend door de Augustijnen. Er heerste daar tyfus, doch Gentili liet zich daardoor niet uit het lood slaan.

13 Zijn einde

Op 16 september moest hij de biechtstoel verlaten met koorts. Hij kon niet meer. Hij ging naar het klooster van de Augustijnen waar hij op een sofa rustte. Furlong stuurde hem naar bed. De volgende dag was zijn toestand verslechterd. Enkele dagen later kreeg hij erge last van zijn keel. Na een week in bed leek hij voldoende opgeknapt om spoedig weer aan het werk te kunnen gaan. Doch dezelfde avond werd de koorts acuut. Hij deed een generale biecht en ontving de laatste sacramenten. Hij raakte in een delirium. Hij stierf de volgende dag: 28 september 1848. Hij werd begraven naast Daniel O'Connell op Glasnevin Cemetery. Pas in juli 1938 werd zijn lichaam overgebracht naar Omeath, County Louth naar het moederhuis van de Rosminianen in Ierland. Zijn dood was voor iedereen geheel onverwacht.

Pas in de herfst van 1850 zou de katholieke hiërarchie in Engeland hersteld worden.

14 Voetnoten

  1. Het gezelschap van Liefdadigheid. In Engeland: Society of Charity.
  2. Gwynn, 50-56.
  3. Sommige bronnen noemen haar Anne.
  4. Ook de andere drie districten hadden hun eigen seminaries: Ushaw in het Northern District, Oscott in het Midland District en St. Edmund’s, Ware in het London District.
  5. In zijn afscheidspreek The Parting of Friends van 25 september 1843 alludeert Newman op Lockhart in de figuur van Orpah.
  6. Brief van 28 augustus 1843, in: L.D. XI, 475.
  7. Gwynn, 217-219.
  8. Zij leefden in hun landhuis in Barmeath bij Drogheda en hadden vijf kinderen op dat moment.