Les 04: Newman op weg naar de katholieke Kerk (1839-1845)

Uit Apowiki


1 De eerste twijfel.

In de lente van 1839 was Newmans positie in de Anglicaanse kerk op zijn hoogtepunt en had hij absoluut vertrouwen in zijn controversiële status.[1] In januari schreef hij aan Frederic Rogers dat de verkoop van de Tracts sneller ging dan men ze kon drukken.[2] op 22 juni schreef hij dat er het afgelopen jaar 60.000 verkocht werden.[3] De beweging van de Anglo-Catholic Party - zoals zij ook genoemd werd - was een belangrijke factor geworden in de Engelse Kerk. In Oxford kon niemand zich aan de invloed van de beweging onttrekken. Uit deze periode stamt zijn artikel in de British Critic van april 1839 “The State of Religious Parties”.[4] Newman analyseert hierin de situatie van de Kerk. Hij noemt de voorspellingen van Alexander Knox (1831) en Thomas Sikes (+1824) die een heropleving aankondigden en de antecedenten van de beweging in het werk van Thomas Scott. Het is duidelijk dat Newman en de zijnen zich zien als instrumenten van God die niet iets nieuws willen, maar terug willen naar de kern.
In dit artikel ziet hij twee grote partijen (naast de hunne) in de Anglicaanse kerk: het liberalisme en het evangelicalisme.[5] Hij schetst het Anglo-Catholicisme als de Via Media (middenweg) tussen het protestantisme en het Rooms Katholicisme.
Dit artikel zou, wat hij nog niet kon vermoeden, het laatste zijn waarin hij als anglicaan tot zijn vrienden sprak.[6] De beweging had geen praktische of diaconale doelen, behalve dat zij inzichten en principes omwille van hun intrinsieke waarde verspreidde. In tegenstelling tot wat velen denken, was de beweging en de invloed die zij had wereldwijd bekend, en onontkoombaar in de angelsaksische wereld. Vrijwel iedere begaafde jongeman in Oxford onderging zijn invloed. Tussen 1839 en 1841 zou Newman gaan beseffen dat zijn Via Media slechts een papieren constructie was die geen stand hield bij nader onderzoek.
Na de zes zegenrijke jaren zouden er nu zes jaren van zoeken, duisternis en twijfel volgen. Hij schreef over de periode tot 1839 als de menselijkerwijze gelukkigste periode van zijn leven.[7]
De informatie over Newmans worsteling van 1839 tot zijn bekering in 1845 beschrijft hij in 1864 in zijn Apologia. De meest levendige en diepgaande beschrijving van zijn ontwikkeling is te vinden in de uitgebreide brieven die hij schreef aan Catherine Holdsworth (Mrs. William Froude). Hierin wordt vrijwel in real time zijn strijd geschilderd. Het zijn negen (lange) brieven geschreven tussen 3 april en 15 juli 1844.[8]

2 De zomer van 1839.

2.1 De studie van de monofysietenstrijd

De zomer van 1839 kon hij vrijwel alleen in het college doorbrengen. Hij genoot van het vooruitzicht te kunnen studeren. Het was een “eenzame zomer” waarin hij, zoals hij schreef, alleen in het college was met de muizen.[9] Hij wilde in deze zomer zijn lezen van de kerkvaders weer opnemen. Aan de orde waren de vroege controverses over de Drievuldigheid en incarnatie. In 1835 had hij dit plan moeten onderbreken door de enorme hoeveelheid werk die hem overspoelde.[10]
Bij zijn studie van de vijfde eeuw, ter voorbereiding van zijn uitgave van Dionysius van Alexandrië[11] bestudeerde hij Theodoretus, Leo de Grote en Cyrillus en de strijd met de monofysieten. Deze stroming erkent slechts éen natuur in Christus, de goddelijke.[12]
Uit een brief aan Frederic Rogers van 12 juli 1839 blijkt dat hij met de monofysietenstrijd bezig is (L.D. vii, 105). Uit deze tijd dateert zijn niet gepubliceerde manuscript "The Monophysite Heresy" van 23 augustus 1839 (83 pagina's, Oratorium van Birmingham, B 2 8 V). We vinden het enkele jaren later terug in zijn brieven van 24 nov. 1843 (L.D. x,29) en 14 maart 1845 (L.D. x, 591-594 ook L.D. xii, 357).
In zijn brief van Mrs. William Froude van 9 april 1844 (L.D. x, 200, ook note 3) vermeldt hij dat hij zich levendig herinnert hoe hij hierover sprak met Henry Wilberforce en anderen bij gelegenheid van de inwijding van Puseys kerk in Otterbourne op 30 juli 1839. In het heretisch standpunt van de monofysieten herkende hij als in een spiegel de positie van Anglicaanse kerk.[13]
Wat hij precies zag is in de spiegel niet duidelijk uit de geschriften uit die tijd.
Newmans eerder genoemde ongepubliceerde manuscript "The Monophysite Heresy" kan hier wellicht uitsluitsel geven. Hierin schrijft hij dat hij, tot zijn ontsteltenis, zijn eigen positie herkent in die van de hereticus Eutyches: nl. dat alle dogma's een bijbelse fundering moeten hebben. Deze ontdekking raakte zijn theorie in het hart.[14]
Hij kon ook niet meer uitleggen waarom de monofysieten (een gematigde en onder elkaar verdeelde groep) wel heretisch zouden zijn en de Anglicanen niet. Hij wist ook niet hoe hij de pausen van de vijfde eeuw (paus Leo I) kon verdedigen als hij ook niet paus Pius IV (Trente) die van de 16de eeuw verdedigde.[15] Hij was onder de indruk van de positie en macht van de paus, i.c. Leo I. Hij schreef dat tijdens dit onderzoek voor de eerste keer de vraag opkwam of het anglicanisme wel houdbaar was.[16] Ook al vinden wij geen sporen van zijn opkomende twijfel in zijn brieven van 1839.[17] In retrospect is deze ontdekking heel belangrijk voor hem.[18] Newman wilde in deze periode ook zijn The Arians herwerken.

2.2 Het artikel van Wiseman

Op het einde van de zomer wees Robert Williams[19] hem op een artikel in het augustus-nummer van de katholieke Dublin Review van Wiseman.[20] Ook Manning stuurde een brief op 17 september met daarin de vraag hoe om te gaan met Wisemans artikel en herhaalde dit verzoek op 23 oktober 1839.[21] In zijn artikel trok Wiseman een parallel tussen de donatisten uit de tijd van St. Augustinus (+431) en de anglicanen uit zijn eigen tijd. Ook ten tijde van de donatisten was een strijd van altaar tegen altaar, van bisschop tegen bisschop. De test om te zien welk episcopaat, het katholieke of het donatistische, het ware was formuleerde St. Augustinus in vier woorden: “securus judicat orbis terrarum” (De hele (Christen)wereld oordeelt zonder dwaling).
Newman schreef in 1864 in de Apologia: “Dat eenvoudige zinnetje van Augustinus trof me met een kracht, die ik nooit, in geen enkel ander woord van hem, had aangetroffen”.[22] Hiermee viel zijn hele theorie van de Via Media in duigen. Hij vond zijn eigen positie terug in die van de donatisten.[23] In een brief van 22 september 1839 aan F. Rogers, en deze staat qua tijd het dichtst bij de zomer van 1839 en is niet gekleurd door latere herinneringen, schrijft hij, naar aanleiding van het artikel: “Since I wrote to you, I have had the first real hit from Romanism which has happened to me.”[24] Newman merkt in deze brief ook op dat een aantal jongere volgelingen dit probleem zeker ook zullen zien en dat zij hem nu geen rust meer zullen laten. Hij noemt hierbij o.a. W.G. Ward.[25] Uit een brief van 3 oktober aan Rogers blijkt dat hij met het probleem bezig is.[26] Ook in begin oktober, bij een bezoek aan Henry Wilberforce in zijn parochie in Bransgore in Hampshire sprak hij hierover.[27] Henry Wilberforce schreef later (1891) hierover dat Newman tijdens een wandeling in de New Forest hem vertelde dat hij erop vertrouwde een antwoord te vinden, maar dat hij ook zei: “I cannot conceal from myself that, for the first time since I began the study of theology, a vista has been opened before me, to the end of which I do not see.”[28] Hij vermeldt het artikel in een brief aan J.W. Bowden van 20 oktober 1839.[29]

2.3 Schijnrust

2.3.1 Op zoek naar een oplossing

Langzaam keerde de rust echter weer in zijn hart, maar er was twijfel gezaaid. Newman liep aan tegen het principe van katholiciteit. Newman probeerde nog één keer een basis voor het anglicanisme te geven in zijn artikel “On the Catholicity of the Church of England” in de British Critic van januari 1840.[30] Het is zijn antwoord op Wisemans artikel.[31] Zonder het te noemen behandelt hij Augustinus’ “securus judicat”. Hij deed dit naar aanleiding van of in de vorm van een bespreking van Percevals An Apology for the Doctrine of the Apostolical Succession. M.n. het punt van de onfeilbaarheid van de Kerk, dat hij ook in zijn Lectures on Justification had aangevallen staat centraal. In zijn verdediding benadrukt hij de heiligheid van de Engelse kerk en het gebrek aan heiligheid in de Kerk van Rome.[32] Jaren later zal hij er toch moeten zwichten voor de argumentatie van Augustinus en Wiseman. Naar buiten toe liet hij niet (of in heel intieme kring heel voorzichtig) merken wat er in hem omging.[33]

2.3.2 Prophetical Office

Newman stelde dat de kern van het Anglicaanse argument was dat Rome toevoegingen gedaan zou hebben aan het geloof of beter de Openbaring[34] en de kern van Romes argument was dat de Anglicanen zich de facto van de grootste geloofsgemeenschap in de wereld hadden afgekeerd. Hij probeerde de Anglicaanse positie te verantwoorden door te verwijzen naar hun gezamenlijke oorsprong. Hij zocht dan het kenmerk van heiligheid in de Anglicaanse kerk om zo aan te tonen dat zij werkelijk een tak (branch) is van de ware Kerk en dat dit kenmerk ontbreekt in Rome.[35] Hij meende in dit artikel nog te kunnen stellen dat de kerk van Rome wel de katholiciteit heeft maar niet het vierde wezenskenmerk uit het credo, “heiligheid”.[36] Newmans vooroordelen tegen Rome en haar (veronderstelde) fouten, waren duidelijk nog niet verdwenen. Hij meende de “prophetical office”, de profetische taak en heiligheid eerder in Engeland te vinden. Het probleem is natuurlijk dat "heiligheid" dit een heel rekbaar en subjectief begrip is en hiermee - in de woorden van Turner[37]- stapte Newman in een boot die zee koos op een geestelijke reis, maar naar een onbekende haven. Hij hield vast aan het bestaan van de apostolische successie in de Anglicaanse kerk en aan de geldigheid van haar sacramenten, maar kon zich niet vinden in de "gehuwde bisschoppen en de dissenters die deel uitmaken van die kerk". Hij werd enorm geraakt door de figuur van de capucijn Padre Cristoforo in Alessandro Manzoni’s Promessi Sposi.[38] Het was voor hem ongewild een illustratie van een werkend katholiek geloof.

2.4 Onrust

Het meest geschokt was hij door het feit uit de geschiedenis van de monofysieten bleek dat zijn Via Media niet zo nieuw was als hij gedacht had en slechts een theoretische constructie bleek te zijn. Hij geloofde niet meer in deze theorie.
Zoals opgemerkt stelde Newman zich in september 1839[39] de vraag hoe men de jongeren binnen de Anglicaanse kerk kon houden.[40] Newman maakt zich serieus zorgen over de toekomst van de beweging en m.n. hoe hij de mensen binnen de Anglicaanse kerk kon houden die dringend hervormd diende te worden. Dit blijkt uit een brief aan H.A. Woodgage van 20 oktober 1839.[41]
In november 1839 ging het gerucht dat zijn kapelaan Bloxam bij een bezoek in de zomer aan Alton Towers, het huis van de katholieke graaf van Shrewsbury, zijn hoofd gebogen had tijdens de opheffing van de H. Hostie tijdens consecratie.[42] Newman berichtte aan de bisschop dat Bloxam inderdaad daar was maar zijn eigen gebeden had gedaan uit het Prayer Book.[43] Hij stelde dat Bloxams gedrag onvoorzichtig was en verzekerde hem dat hij alles zou doen wat in zijn macht lag om de jonge Tractarians in het gareel te houden. Zelf had hij zulke incidenten verwacht en begon hij meer en meer te vrezen dat er mensen katholiek gingen worden.
In een brief van 9 april 1844 aan Mrs. William Froude beschreef hij uitgebreid welke uitwerking dit op hem had.[44]
De effecten van de gebeurtenissen in de zomer van 1839 zijn (samengevat)

  • 1. Newmans poging om zijn taak als pastoor in St. Mary’s op te geven in 1840 en die in Littlemore te behouden (afgewezen)
  • 2. hij gaf zijn actieve contacten in Oxford zoveel mogelijk op. De wekelijkse zogenaamde "theological meetings" bij Pusey vanaf 1835 kwamen zo tot een einde[45]
  • 3. in de lente van 1841 beëindigde hij het hoofdredacteurschap van de British Critic
  • 4. behalve in preken, behandelde hij geen actuele thema’s (subjects of the day) meer en met Tract 85 van 25 maart 1840 beëindigde hij zijn actieve betrokkenheid bij de Tracts (behalve 90 dan).
  • 5. hij werd heel voorzichtig in zijn uitspraken tegen Rome en in 1842 publiceerde hij zijn zogenaamde Retractations
  • 6. hij zette zich in voor een hereniging tussen Rome en Engeland.


De laatste delen van de Remains verschenen en verkochten uitstekend, ook de inleiding door Keble werd goed ontvangen. Zij het dat zij tegelijk munitie leverden voor de tegenstanders.[46] Newman slaagde er niet in om een antwoord te vinden op Wisemans artikel en in een brief aan zijn zus Jemima (intussen Mrs John Mozley) vroeg hij zich af of alleen Rome sterk genoeg is om het hoofd te bieden aan het komende ongeloof en de te verwachte aanvallen op de H. Schrift?

“I begin to have serious apprehensions lest any religious body is strong enough to withstand the league of evil, but the Roman Church. At the end of the first Millenary it withstood the fury of Satan - and now the end of a second is drawing on. It has ((possesses)) tried strength; what it has endured during these last centuries! and it is stronger than ever. We on the other hand have never been tried and come out of trial without practical concessions. I cannot see that we can receive ((sustain)) the assault of the foe.”[47]

3 Vertrek naar Littlemore.

In maart 1840 verhuisde Newman naar Littlemore, een gehucht op een zestal kilometer van Oxford, waarvoor hij als pastoor verantwoordelijk was (en waar minstens evenveel parochianen waren als in St. Mary’s).[48] Dit deed hij deels omdat zijn kapelaan Bloxam, ontslag nam wegens een onverwachte ziekte van zijn vader[49] en zijn kamers ontruimde en deels omdat de school erg verwaarloosd werd door een luie drankverslaafde onderwijzer. William Copeland van Trinity College zorgde voor St. Mary’s.[50] Newman ging in deze kamers wonen. Op 25 maart beëindigde hij hier zijn “account of my illness in Sicily”. Hij vastte in de vastentijd erg streng [51] en is duidelijk van plan een soort klooster te stichten.[52] In 1843 noemt hij het een oratorium (sic!).[53] In 1829 reeds, voor er een kerk was in Littlemore, wilde Newman van Littlemore, met zijn 180 tot 200 inwoners,[54] een aparte zielzorgeenheid maken, los van St. Mary’s.[55] Vanaf 1830 kende Engeland gedurende 50 jaar een bloeiperiode van bouw en herstel van kerken. In deze context is ook Newmans eerdere inzet voor de restauratie van St. Clement’s te plaatsen. In april 1835 besloten de Fellows van Oriel om een kapel te bouwen in Littlemore en dat het college de grond zou schenken en een deel van de bouwsom.[56] Op 15 juli begon de bouw, naar een ontwerp van Tom Mozley, en moeder Newman legde de eerste steen (21 juli). De kerk werd ingewijd op 22 september 1836.
Newman zelf gaf vanaf 1840 een aantal lessen op de arme school. Hij gaf catechismus op zondagavond in de kerk,[57] leerde hen zingen en leerde een aantal van hen bv. wat een kam was. Hij zorgde er ook voor dat kinderen naar school kwamen. Hij overwoog om een huis of stuk grond in Littlemore te kopen, omdat hij er alleen kon blijven indien hij een bibliotheek had.[58] Hij bleef intussen (non-resident) fellow van Oriel en bleef de zondagsdienst in St. Mary’s waarnemen. Hij had geen intentie om de band met Oriel los te laten. Eind mei kocht hij samen met een aantal anderen[59] een stuk grond van ongeveer vier hectaren bij de kerk van Littlemore en maakte plannen voor een klooster. In juli 1841 betrok hij kamers in Littlemore in St. George’s (eigendom van fam. Giles)[60]. Op 8 en 14 juli overlegde hij met Mrs Burford over de aankoop op ca 100m van de kerk van een paar ongebruikte naast elkaar liggende stallen en schuren van de opgeheven postkoetslijn Oxford-Cambridge, die het voordeel hadden dat hij ze onmiddellijk kon betrekken. Hij huurde ze uiteindelijk voor 7 jaar en liet ze inrichten als een soort retraitehuis. In een van de woningen die men er maakte woonde zijn kapelaan voor Littlemore W.J. Copeland en in een nieuwe onderwijzer. Er was geen kapel.[61] Men maakt plannen voor een kapel[62] en ten laatste in februari 1844 is ze er.[63] Hij noemde Littlemore zijn Torres Vedras.[64] Zijn vertrek uit Oxford was hiermee begonnen. Zoals reeds vermeld zou hij graag gehad zou hebben dat hij enkel voor Littlemore zou hoeven te zorgen en dat het dus afgesplitst zou worden van St. Mary’s.[65]
In januari 1840 ontmoette hij in Oriel George Spencer, de jongste zoon van graaf Spencer, die in 1830 katholiek geworden was en die nu als priester werkzaam was aan het seminarie in Oscott. Newman had eerst moeite om met hem om te gaan omdat hij hem zag als een afvallige. Hij had echter een gesprek van een uur met hem in Oriel en kreeg een positieve indruk van hem. Hij weigerde echter met hem in publiek te dineren in de hall van Magdalen College. Twee dagen later zocht Spencer hem op in Littlemore.[66] Spencer kwam Nemwan m.n. vragen om zich aan te sluiten bij het gebed voor de eenheid, een beweging die hij in gang had gezet. Zoals door de Franse, Nederlandse, Duitse en Engelse katholieken gebeden werd voor de Anglicanen, zo vroeg hij het gebed van de Anglicanen voor de katholieke. Newman stond er niet afwijzend tegenover maar sloot zich niet aan bij zijn gebedsactie. Dat dit meer was dan zo maar een bezoek blijkt wel uit het feit dat Newman er in vele brieven - zoals vermeld - in die tijd over spreekt.
In april 1840 hoort John Henry dat zijn broer Frank niet langer deel uitmaakt van de leiders van de Plymouth Brethren. Newman probeert tevergeefs de band aan te halen.[67]
In deze zomer stond Robert Williams (1811-1890), degene die Newman op het artikel van Wiseman gewezen had, op het punt katholiek te worden. Newman raadde hem aan om te wachten en maar gaf toe dat er moeilijkheden zijn in het Anglicaanse standpunt.[68]
Eind 1840 keerde Wiseman naar Engeland terug als Coadjutor (hulp) van de Apostolisch vicaris[69] van het Midland district en als president van Oscott College (waar hij ook ging wonen).

3.1 Groeiende vervreemding

Op 26 oktober 1840 legde Newman aan Keble de vraag voor of het niet verstandig zou zijn om zich terug te trekken in Littlemore met als argument dat alles was hij deed in de parochie in Oxford eigenlijk de gewone parochiaan niet bereikte, maar enkel de mensen van de universiteit, zoals dagelijkse gebeden, diensten, wekelijkse communie, enz.. Newman gaf in deze brief aan dat hij door zijn invloed mensen (ongewild) in de richting van Rome stuurde en dat hij naar Rome neigde. Keble raadde hem aan te blijven omdat zijn vertrek schandaal zou veroorzaken en noch meer mensen naar Rome zou leiden of hen zou doen denken dat hij de beweging de rug toekeerde.[70] Trouwens het grote probleem was het rationalisme en Newman zag zijn post in de St. Mary’s als een bolwerk hiertegen.[71] In deze brief schreef hij ook over zijn artikel “On the Catholicity of the Church of England”, waarin hij schreef: “I seem to myself almost to have shot my last arrow [against Rome]”.[72]
In de British Critic van oktober 1840[73] gaf hij een uitgebreide bespreking van James Henthorns Todds, Prophecies relating to Antichrist in the writings of Daniel and Paul. Henthron rekende in dit artikel af met heel wat Protestantse onzin. Uit Newmans uitgebreide recensie blijkt duidelijk dat hij zijn eigen anti-paapse gedachten en vooroordelen begraven heeft.[74] Hij zag de gangbare protestantse quasi-dogmatische opvatting over de paus als een protestants tegenbeeld van de katholieke pauselijke onfeilbaarheid.
In januari 1841 bespreekt hij in de British Critic 29 het boek van Henry Hart Milman: History of Christianity.[75] Newman bekritiseert Milmans historische aannames.
De kwestie van de positie van de Anglicaanse kerk tegenover Rome, m.n. scherp verwoord in de inleiding van Keble op deel II van Froude’s Remains in 1839, leidde intussen tot tal van vragen. Het deed onder de jongere aanhangers de vraag reizen of zij de 39 artikelen wel konden ondertekenen? Newman vermeldt deze ontwikkeling reeeds in een brief aan J.W. Bowden op 17 januari 1840 en voorziet de eerste overgangen naar de katholieke Kerk: “Things are progessing steadily - but breakers ahead! The danger of a lapse into Romanism I think gets greater daily. I expect to hear of victims”.[76]
De test voor Newman zelf over de houdbaarheid van zijn positie was of het Anglo-Catholicism consistent blijkt te zijn en in overeenstemming is met de werkelijkheid en niet louter een theorie.[77]

3.2 The Tamworth Reading Room

Op 19 januari 1841 is er de controverse tussen Newman en eerste minister Robert Peel rond de Tamworth Reading Room.[78] Het gaat hier over een nieuwe leeszaal in Tamworth die als middel gezien werd tot morele verheffing van het volk. Newman was het oneens met de vooronderstellingen en schreef ertegen: Door een bibliotheek, of het lezen van boeken, wordt iemand niet zomaar moreel en godsdienstig beter.

4 Tract Ninety.

4.1 Een "katholiserende" interpretatie van de Thirty-Nine Articles

De eerste jaren periode (van 1833 tot 1835) was het centrale thema in de Tracts: de Kerk van Engeland, begin 1836 reeds verschoof de discussie reeds naar de vraag van haar plaats tegenover de Kerk van Rome en vanaf begin 1841 voelden Newman en co. zich gedwongen om zich te verdedigen tegen de Kerk van Rome, dat alle argumenten aan haar kant leek te hebben.
Het gevolg was dat Newman zich vragen stelde over de interpretatie van de 39 artikelen, waarop men bij inschrijving aan de universiteit en bij promotie moest zweren.
Newman schreef Tract 90, Remarks on Certain Passages in the Thirty-Nine Articles, waarin hij een katholieke interpretatie voorstelde van de “39 artikelen” die samen met het Book of Common Prayer de basis van het anglicanisme vormen. Dit Tract verscheen op 27 februari 1841. Newman had de duidelijk intentie om aan te tonen dat voor een anglicaan een katholieke interpretatie van de artikelen mogelijk was.[79] Immers de vraag was ontstaan hoe hij (en anderen) de Anglicaanse 39 artikelen konden ondertekenen, die toch duidelijk tegen Rome gericht waren of minstens als zodanig geïnterpreteerd werden. Als hij kon aantonen dat de anglicaanse Kerk katholiek was dan hoefde hij uiteraard niet over te gaan naar Rome. Newman wilde talrijke jongeren die overwogen om katholiek te worden voor de anglicaanse kerk behouden.[80] Als het waar was dat de Anglicaanse kerk de echte verderzetting was van de oude Kerk, dan moest dat nu aangetoond worden. Newman wilde overigens de eed op de 39 artikelen beslist niet afschaffen.
Newman beriep zich op de ontstaansgeschiedenis van de 39 artikelen. Zijn stelling was dat de 39 artikelen niet in tegenspraak zijn met de katholieke leer, maar wel met een deel van de Roomse dogma’s, zijnde de bekende dwalingen van Rome: heiligenverering, vagevuur, biecht, plaats van de paus, werkelijke tegenwoordigheid, enz. Zijn redenering is niet altijd even duidelijk en er is een en ander op aan te merken, zoals zijn vreemde onderscheid tussen Rooms en katholiek.[81] Hij stelde dat de 39 artikelen niet tegen het concilie van Trente gericht konden zijn omdat dat concilie nog gehouden moest worden.

4.2 Vijandige ontvangst en verzet

Mogelijk had Tract 90 niet meer aandacht gekregen dan de andere Tracts als Charles Portales Golightly (1807-1885), eerder al in beeld bij het Martyr’s Memorial en vanaf 1832 een tegenstander van Newman, niet flink aan de bel getrokken had of als W.G. Ward - die voorspelde dat het een rel zou worden, hetgeen Newman niet geloofde - niet direct triomfantelijk ermee naar Tait, fellow van Balliol was gestapt.[82] Newman had in elk geval niet verwacht dat de Tract opschudding zou veroorzaken.[83] De Tract bewerkte precies het tegenovergestelde van wat Newman beoogde. I.p.v. zoekende Tractarians gerust te stellen, waren velen totaal onthust en raakte het denken van de beweging in een stroomversnelling. In anglicaanse kringen reageerde men heftig.
Op 8 maart was er al een brief van vier senior college tutors aan de uitgever van de Tracts for the Times, waarin zij protesteren dat Tract 90 de poort openzette voor katholiek onderwijs aan de universiteit. De universiteit van Oxford (Vice-Chancelor, Heads of Houses en Proctors) censureerde publiekelijk Tract 90 (15 maart) en dat nog vóór Newman van zijn recht op antwoord gebruik kon maken. Zoals Coleridge later schreef werden toen de uren van het zondagavonddiner in een aantal colleges en halls aangepast zodat het moeilijker werd om naar Newmans preek te gaan luisteren op zondagmiddag.[84]
Newman gaf een nadere toelichting in zijn A Letter addressed to Rev. R.W. Jelf op 16 maart. Newman koos Jelf omwille van zijn onpartijdigheid.[85]

4.3 Het einde van de Tracts

De bisschop van Oxford, die langs alle kanten onder druk gezet werd, vroeg Newman op 18 maart om niet meer over de 39 artikelen te schrijven in de Tracts. Hetgeen Newman toezegde. Verder vroeg hij hem (op 24 maart) om zich van de Tract te distantiëren en deze niet te laten herdrukken. Dit kon en deed Newman niet. De bisschop vroeg Newman om een brief ter publicatie waarin hij zou schrijven dat er dingen in de Tract stonden waartegen bezwaar gemaakt kon worden (that the Tract was objectionable) en dat de serie van de Tracts beëindigd werd. Newman deed dat in zijn Letter to the Bishop of Oxford.[86] Deze brief werd op 31 maart gepubliceerd en Newman dacht dat de kous daarmee af zou zijn.[87]
De hele confrontatie eindigde ermee dat de reeks van de Tracts beëindigd werd. Toch zou dit een aantal bisschoppen in de komende jaren niet weerhouden om alsnog stelling te nemen tegen Tract 90. Nauwelijks drie maanden na zijn brief aan de bisschop van Oxford begonnen ook andere bisschoppen zich te roeren, m.n. J.B. Summer van Chester. Het maakte Newmans positie als leider van de Oxford-beweging onmogelijk.

4.4 Contact met Dr. Charles Russell

In deze tijd (rond Pasen) begon zijn vriendschap met de katholieke priester Dr. Charles Russell, professor kerkgeschiedenis te Maynooth (Ierland) en co-editor, samen met Wiseman, van de Dublin Review. Deze maakte hem op voorzichtige en vriendelijke manier duidelijk dat zijn uitleg in Tract 90 over de transsubstantiatie niet correct was, in een brief van 8 april 1841.[88] Russell stuurde Newman bv. studieboeken van de seminaristen om het hem duidelijk te maken. Deze vriendschap met een katholiek is de eerste en enige die Newman heeft vóór zijn bekering.[89] Russell slaagt erin een aantal verdere vooroordelen en foute informatie bij Newman over het katholieke standpunt weg te nemen.
Newman besloot om geen verdere controverses meer aan te gaan. In deze periode is zijn gehoor bij zijn preken op zondagmiddag talrijker dan ooit te voren.

4.5 Verder verzet tegen de Tractarians

Na de zomervakantie, in oktober 1841, brak de hel pas goed los rond Tract 90, o.l.v. Godfrey Faussett. Faussett wilde m.n. alle aanvallen op de hervormers pareren of voorkomen. Twee man uit de jongere generatie van Tractarians W.G. Ward van Balliol en Frederick Oakeley (voorheen fellow van Balliol en nu leider van Margaret Street Chapel, het Londense bolwerk van de beweging) waren echter niet van plan om dit zomaar te laten gebeuren.[90]
Intussen werd Kebles kapelaan (curate) Peter Young door de bisschop van Winchester niet toegelaten tot de wijding op 8 juli 1841.[91] De bisschop was niet akkoord met de antwoorden van deze Tractarian op zijn wijdingsexamen, m.n. die over het offerkarakter van de Mis, de werkelijke tegenwoordigheid en het sacramentele karakter van de wijding. Young wist zijn eigen antwoorden op het examen te bemachtigen en zowel Newman als Keble konden er niets verkeerd in vinden. Young werd opnieuw afgewezen in december 1841. De bisschop testte hiermee ook Kebles vastberadenheid. Immers Keble had in zijn Letter to Coleridge gesteld dat een clericus die moest dienen onder een bisschop die geen katholieke interpretatie van de 39 Articles toeliet zich zou moeten terugtrekken. Keble zelf bedankte echter niet maar stuurde diverse protesten. De laatste was op 5 maart 1842.[92]

5 Verder verblijf in Littlemore.

5.1 Het leven in Littlemore

Met Tract 90 wankelde de hele Oxfordbeweging. Newman zat in dubio en zijn invloed was duidelijk minder. Hij vroeg zich af of zijn verlangen om katholiek te worden niet uit eigen ambitie (selfwill) voortkwam. Hij legde deze gewetensvraag voor aan Keble en Pusey, en vroeg hen hoe te handelen. Hij nam op 19 april 1842 zijn intrek in zijn nieuwe woning (De voorbereidingen liepen al vanaf februari). Zijn kapelaan David Lewis zorgde voor St. Mary’s. Newman verlangde ernaar om in rust te kunnen bidden, nadenken en studeren. Hij bleef zich wijden aan de pastorale zorg van Littlemore en gaf hij o.a. les aan de armenschool. Spoedig sloten een aantal jonge mannen uit Oxford om zich bij hem aan.[93] Er was in het huis plaats voor zes man, incl. Newman. Samen leidden ze een soort monastiek leven: een leven van gebed (Romeins brevier), studie, soberheid. Newman schreef en publiceerde in deze tijd diverse werken, zoals in 1843 An Essay on Biblical and Ecclesiastical Miracles, deel 6 van Parochial and Plain Sermons en in 1841 de vertaling van Selected Treatises of S Athanasius, Archbishop of Alexandria, in controversy with the Arians.

5.2 Drie slagen

Tussen juli en november 1841, dus nog voor hij zijn nieuwe verblijf betrok, kreeg hij nog drie (tegen)slagen (“three blows which broke”) te incasseren.

  • 1. Bij de vertaling van St. Athanasius, voor publicatie in de Library of the Fathers,[94] herkende de Anglicanen en zijn Via Media in de semi-Arianen, iets wat hem bij zijn eerdere studie in 1832 ontgaan was.[95]
  • 2. Tract 90 werd door diverse bisschoppen veroordeeld, bv. op 23 september door de bisschop van Keble. Gedurende de volgende drie jaar zal het Tract van diverse bisschoppen negatieve reacties krijgen. Hij ziet dit als een officiële veroordeling van de beweging en de officiële verloochening van de apostoliciteit van de Anglicaanse Kerk. Deze veroordelingen vormden het begin van de stroom van bekeringen naar de katholieke Kerk.[96]
  • 3. De derde slag was de affaire rond de bisschopszetel in Jeruzalem. De Engelse en Pruisische regeringen besloten om samen beurtelings een bisschop in Jeruzalem te hebben. Deze moest dus zowel de 39 Articles als de Confessio Augustana (Augsburgse confessie) aanhangen. Alle Joden, lutheranen, calvinisten, nestorianen, druzen, monofyieten enz. kunnen zich onder de rechtsmacht van deze bisschop plaatsen zonder eventueel hun ketterse opvattingen af te zweren. Na deze overeenkomst kon niet langer ontkend worden dat de anglicaanse kerk de facto een protestantse kerk was. Newman protesteerde o.a. in een artikel voor The Times[97] en in een brief aan zijn bisschop.[98] Deze Foreign Bishops Bill werd op 5 november 1841 goedgekeurd.[99] De Tractarians protesteerden echter met alle macht en velen van hen werden verder in de richting van Rome gedreven. Newman schreef zijn protest op 11 november naar de bisschop van Oxford en de aartsbisschop van Canterbury.[100] Hij zegt hierover “It brought me on to the beginning of the end.”[101] Op 21 december 1841 schreef hij aan John W. Bowden: “If the Prussian plan is carried out, it will cut my ground clear under me.”[102]

5.3 De eerste bekeerling

In oktober is kennelijk Richard Waldo Sibthrop de eerste Oxford-man en clericus die overgaat naar Rome.[103] Volgens Turner[104] waren het niet deze blows die Newman velden, maar was het Kebles heldere onderscheid tussen katholieke oudheid en de protestantse reformatie in de inleiding van deel 2 van de Remains (1839)[105] dat onoplosbare dilemma’s bracht voor de Tractarians. Newman stond voor de vraag: Hoe zijn vasten, celibaat, religieuze geloften, zichzelf afzonderen met contemplatie, heiligenfeesten en een aantal riten en ceremonies, enz. uit de oudheid te verzoenen met het 16de eeuwse protestantisme?

5.4 Vier Sermons Bearing on Subjects of the Day

Op het einde van 1841 hield hij vier preken in St. Mary’s,[106] waarin hij de actuele problematiek, iets wat hij anders nooit deed, ter sprake bracht. De publicatie volgde op het einde van 1843. In deze preken probeerde hij de anglicaanse Kerk voor te stellen als een tak van de katholieke Kerk, zoals in zijn Prophetical Office, waarin hij deze band baseerde op het kenmerk heiligheid van de Kerk. Nu is de band enkel nog van persoonlijke en spirituele aard. Hij gebruikt ook hier weer de analogie met de verdeeldheid in het O.T. van het Joodse volk.[107] “They were no in the Church, yet they had the means of grace and the hope of acceptance with their Maker”.[108]

6 De laatste Anglicaanse jaren: 1841-1845.

Op 9 oktober 1841 gaf Keble zijn laatste les als Professor of Poetry. De gedoodverfde en bekwaamste opvolger was Isaac Williams, die reeds in 1823 de prijs voor Latijnse verzen had gewonnen en heel wat gepubliceerd had. Omdat hij een Tractarian was werd hij gepasseerd en James Garbett werd benoemd. Het is een illustratie van het feit dat een grote groep afstand nam van Tractarians. Later schreef Newman hierover: “vanaf het einde van 1841 was ik, wat mijn lidmaatschap van de anglicaanse Kerk betreft, op mijn sterfbed".[109] In juli 1841 beëindigde hij zijn werk als hoofdredacteur van de British Critic, hetgeen veel van zijn krachten gevergd had. Hij werd opgevolgd door Tom Mozley (1806-1893).
De oppositie tegen Tractarians werd steeds krachtiger. Zo werd Henry B. Bulteel (1800-1866) aangepakt door de bisschop van Londen omdat hij geloofde in het offerkarakter van de Eucharistie, de werkelijke tegenwoordigheid en het feit dat er in de priesterwijding genade gegeven werd.[110]
Newman waarschuwde Tom Mozley voor de verdergaande katholizering (romanising) van de British Critic, m.n. in de bijdragen van W.G. Ward en Oakeley.[111]
In het begin van 1842 schreef Newman aan Charles Crawley, de plaatselijke edelman/burgemeester (squire) uit Littlemore, dat hij dacht dat zijn “days of battle” voorbij waren en dat hij behalve in onvoorziene omstandigheden controverses zou vermijden.[112]Hij trok zich steeds meer terug in zijn “klooster”. Hij en zijn gezellen volgden een strenge monastieke dagorde en baden (op enkele onderdelen na) het hele Romeinse brevier.[113]
Eind januari maakte hij Henry Wilberforce deelgenoot van zijn twijfels enz. over de Anglicaanse kerk.[114]
In de loop van 1842 maakte hij kennis met de katholieke volksdevotie, via een gebedenboek dat iemand hem opstuurde. Later stuurde Dr. [[Russell}} hem een boek Sermons by St. Alphonsus Liguori.[115] In februari 1844 stuurde deze een hele partij devotieboeken,[116] waarin Newman tot zijn eigen verbazing niets vond wat hem aanstoot gaf. In het voorjaar van 1843 deed hij een retraite geïnspireerd op de geestelijke oefeningen van St. Ignatius van Loyola.
Op 23 mei 1842 was er de tweede Charge (klacht) van Bagot tegen Tract XC. De bisschop deed dat in de St. Mary’s bij zijn driejaarlijks bezoek. Dit schokte Newman die aanwezig was, m.n. omdat hij meende dat de zaak in maart 1841 afgedaan was. Alhoewel Bagot heel mild was tegenover de Tract, werd dit toch het startsein voor tientallen bisschoppen om de Tract alsnog te veroordelen.[117] In deze tijd probeerde men ook de restricties tegen Hampden op te heffen (in de convocation van 7 juni). Het lukt echter niet. Wel bleek nu duidelijk dat de invloed van de Tractarians tanende was. Op 30 mei 1842 ontdekt de onthutste William Ewart Gladstone (1809-1898), de latere minister en premier, dat zijn zus Helen Jane katholiek geworden is.

6.1 Zijn "Retractation"

In juli 1842 is Newmans “On the Miracles of the first age of Christianity” klaar. Het is een inleiding op de vertaling van Fleurys kerkgeschiedenis.[118]
In februari 1843 trok Newman (als eerste formele stap), na een overweging van drie maanden, zijn aanklachten tegen de Kerk van Rome in. Hij deed dat in een anoniem artikel “Oxford and Rome, Retractation of Anti-Catholic Statements” in de Oxford Conservative Journal van 28 januari.[119] Hierin trok hij sommige passages in, die hij in 1833-1837 tegen Rome geschreven had. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt trok hij niet alles in maar schaarde hij zich achter datgene wat de Anglicaanse theologen bij consensus tegen Rome hielden.[120] In de commentaar van de uitgever werd gesteld dat de identiteit van de schrijver wel voor iedereen duidelijk zou zijn. Het artikel maakte weinig ophef. In de Apologia (215) ziet hij dit in retrospect als de eerste stap van zijn vertrek uit de anglicaanse Kerk. Dit verscheen in de tijd dat Bernard Smith rector van Leadenham in Oxfordshire en fellow van Magdalen College katholiek werd.[121] Hij was, na Sibthrop, de tweede fellow van dat college in twee jaar die dit deed. Newman werd er vervolgens valselijk van beschuldigd dat hij Smith -die hij nauwelijks kende- aangeraden zou hebben om zijn post in Leadenham te behouden. Hetgeen Newman in alle toonaarden ontkende.[122]
Op 2 februari 1843 hield hij een preek van anderhalf uur over “The Theory of developments in Religious Doctrine” vertrekkend van Lc. 2,19: “Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf”. Dit is waarschijnlijk zijn theologisch belangrijkste preek. Hier legde hij de basis voor zijn latere werk “The Development” en behandelde hij de verhouding tussen de Schrift (Openbaring) en de latere traditie. Deze preek is de laatste van zijn University Sermons. Hij publiceerde deze preken in één bundel enkele weken later.

6.2 De veroordeling van Pusey

In juni 1843 volgde de eerste formele actie van de universiteit van Oxford tegen de Tractarians. Pusey, die nu de leider van de beweging was, kreeg een preekverbod van twee jaar vanwege een (voorzichtig katholieke) preek over de Eucharistie.[123] Deze veroordeling veroorzaakte grote beroering in Oxford en Newman was er erg bedroefd over. De Tractarians verloren nu duidelijk terrein aan de Evangelicals en de officiële kerk.

6.3 Het einde van zijn pastoor-zijn.

Zijn tweede formele stap was het neerleggen van zijn pastoorschap van Saint Mary's (op 18 september 1843 in Londen). Hij consulteerde Keble voor het eerst na 2,5 jaar hierover op 14 maart 1843. Hij vermeldt naast andere redenen voor zijn beslissing de nog steeds toenemende veroordelingen van Tract XC door diverse bisschoppen.[124] Op 28 juli schreef hij aan Mrs. William Froude dat hij zijn besluit genomen heeft en dat “There is no doubt at all that I am approximating Rome”.[125] Newman wilde in oktober zijn taak neerleggen.[126] De uiteindelijke aanleiding om het (sneller) te doen was de overgang van William Lockhart,[127] een van zijn huisgenoten, naar de katholieke Kerk. Lockhart deelde hem dit mee in een brief van 22 augustus 1843[128] Newman vroeg daarop aan Keble met verwijzing naar Lockharts bekering op 25 augustus bij Luigi Gentili of de tijd om ontslag te geven nu gekomen was.[129] Op 5 september was voor Newman de kogel door de kerk.[130]
Op maandag 25 september, de zevende verjaardag van de kerkwijding, legde hij de verantwoordelijkheid voor de kerk van Littlemore neer.[131] In deze periode dacht Tom Mozley (de man van Harriett) na een bezoek aan Frankrijk er ernstig over om katholiek te worden. Newman spoorde hem aan tot geduld.[132] Uiteindelijk zou Tom nooit katholiek worden en zou de vriendschap met Newman ophouden bij diens vertrek uit de Anglicaanse Kerk. In deze tijd keerde Sibthrop, die intussen katholiek priester was, weer terug in de Anglicaanse kerk. L.D. ix, 554-7, 563-4. Hetzelfde gebeurde kennelijk met een zekere Isabella Young en Mr. Sparkes, vgl. ib. 566 e.a.</ref> Alle vooraanstaanden van de Oxfordbeweging waren bij Newmans afscheid in Littlemore uitgenodigd. Pusey droeg de Eucharistie op. Newman preekte zijn laatste anglicaanse preek: “The Parting of Friends”.[133] Newman communiceerde, maar nam verder geen deel aan de dienst. Na de dienst gooide hij kalm zijn baret, het symbool van zijn waardigheid en van zijn facultas docendi achter de omheining van het altaar, ten teken dat hij niet langer de leer van de kerk van Engeland zou verkondigen. Van dat ogenblik af leefde hij als leek in de Kerk van Engeland, zonder enig contact met katholieken. Uit zijn geschriften weten we dat Newman heel voorzichtig te werk ging en vooral onderzocht of zijn motieven wel zuiver waren en of hij niet gehinderd werd door verborgen fouten. Op 16 oktober 1843 ging George Seager, Puseys assistent in Hebreeuws, over naar Rome.[134]

6.4 Zijn werk en strijd in Littlemore

Tijdens zijn verblijf in Littlemore werd Newman (en de zijnen) voortdurend zwart gemaakt in de pers. Men sprak over zijn verblijfplaats als een klooster en sommigen zeiden zelfs dat hij in het geheim een katholiek priester was.
Later schrijft Newman dat “great acts take time” (Apo. 169)[135] en dat alle logica van de wereld zijn overgang niet had kunnen versnellen. In zijn preek Grounds for Steadfastness in our religious profession (19 december 1841) stelt hij dat er maar twee redenen zijn waarom iemand de kerkgemeenschap waarin hij geboren was zou kunnen verlaten: “I answer, that there seem to be two reasons which may lead a man to leave the communion in which he was born: first, some clear indisputable command of God to leave it, and secondly, some plain experience that God does not acknowledge it.”[136] Dit bevel had hij nog niet gekregen. Newman bracht zijn tijd niet in ledigheid door. Hij plande een serie Lives of the British Saints. Pusey en anderen voorspelden dat de serie stof zou doen opwaaien. Gezien de verwachte moeilijkheden wilde Rivington de serie die hij eerst aannam in april, niet meer publiceren. Hij stuurde Newman de rekening, inclusief de kosten voor de prospectus, van bijna £40,00 op 22 november 1843. Op 3 december neemt W.E. Gladstone aanstoot aan het leven van St Stephen Harding geschreven door Dalgairns. Hij las drukproeven die J.R. Hope hem gestuurd had, m.n vanwege de katholieke doctrine en devoties die erin ingevlochten werden. Op 11 december besloot Newman de serie te stoppen en alleen de werken die klaar waren onder de naam van de auteurs uit te brengen.[137] Er verschenen 14 delen, waarvan Newman er twee voor zijn rekening neem.[138] De verantwoordelijkheid lag, na de twee eerste nummers, niet meer bij Newman, maar bij de uitgever James Toovey. Newman zag voorgeleefde heiligheid duidelijk als een antigif tegen de geloofsafval van zijn tijd.

7 Development of Christian Doctrine.

Eind 1842 begonnen Newmans gedachten uit te gaan naar de vraag van de dogma-ontwikkeling. Hij wijdde er -zoals vermeld- zijn laatste University Sermon aan. In de controverse met Abbé Jager (1834-1836) kwam dit thema al aan de orde. Toen zag Newman ontwikkeling echter nog als een ontsporing van de kerk van Rome.
Het thema van de dogma-ontwikkeling vinden wij bv. in zijn brieven, o.a. Mrs. William Froude van 9 juni[139] en 14 juli 1844 [140] en aan Pusey op 14 maart 1845.[141]
De vraag: “Welke Kerk is de ware erfgenaam van de oude Kerk?” beroerde Newman nu tot in het diepst van zijn ziel, het was een gewetenskwestie en bepaalde heel zijn denken. Anders geformuleerd is het de vraag: “Welke ontwikkelingen ten opzichte van de oerkerk zijn legitiem en te verwachten en welke niet?” Het antwoord op deze vraag zou de rest van zijn zou bepalen: “Zijn de afwijkingen die hij in de katholieke Kerk meent te vinden misschien een gevolg van een levende en door God bedoelde ontwikkeling?”
Eind 1844 -in een heel strenge winter- begon Newman te schrijven aan de Essay on the Development of Christian Doctrine.[142] Het boek was bedoeld om een antwoord te vinden op zijn eigen vragen. Het werd uiteindelijk een ongekend meesterwerk. Het idee van de ontwikkeling speelt verholen al een rol on Ari..[143] Wij vinden het ook bij zijn tijdgenoot de Duitse katholieke theoloog J.A. Möhler (1796-1838).[144] Het lijkt onwaarschijnlijk dat Möhler Newman beïnvloed zou hebben. Alleen Ambrose St John maakte Newman deelgenoot aan de strijd die zich in zijn hart afspeelde. Het schrijven kostte Newman al zijn energie, lichamelijk en geestelijk.
Newman deed voortdurend gewetensonderzoek en vroeg zich continu af wat God van hem verlangde en of hij niet de genade van God in de weg stond.[145] Hij stelde zich de vraag “The simple question is, Can I (it is personal, not whether another, but can I) be saved in the English Church? am I in safety, were I to die to-night? Is it a mortal sin in me, not joining another communion?” (Apo. 231).[146] Newman werd bestookt met brieven van mensen die hem vroegen Anglicaan te blijven en van heel velen die hem volgden die op het punt stonden katholiek te worden of het al waren.[147] Newman deed zijn uiterste best om mensen niet in verwarring te brengen.
Op 26 juni kwam de bekeerling Bernard Smith, een oud kapelaan van Newman, nu theologiestudent in Oscott, namens Wiseman “spioneren”. Van hem stamt het verhaal dat Newman op het punt stond zich te bekeren omdat hij een grijze broek droeg.[148]
Uit zijn brieven blijkt dat Newman oorspronkelijk de intentie had zijn boek te publiceren voor hij zou overstappen.[149]

8 Toenemend verzet tegen de Tractarians.

Het jaar 1844 wordt voor Newman (en de Tractarians) gemarkeerd door drie belangrijke gebeurtenissen of tegenslagen.[150] Deze komen bovenop de veroordeling van Puseys pamflet over de Eucharistie in 1843.[151] Deze drie gebeurtenissen zijn :

Deze gebeurtenissen zijn tegenslagen voor de Tractarians. Mijns inziens hebben zij geen significante invloed op Newmans weg naar bekering of de snelheid ervan. M.n. de reeds vermelde reeks brieven aan Mrs. William Froude uit deze tijd geven aan dat voor Newman, nu werkend aan zijn Development of Christian Doctrine het m.n. intellectuele en doctrinele problemen zijn waarmee hij worstelt of waaraan hij werkt.

8.1 De veroordeling van W.G. Ward.

In de zomer van 1844 produceerde William George Ward, fellow van Balliol, zijn The Ideal of a Christian Church, considered in Comparison with Existing Practice. Het werk is vijandig tegenover de Kerk van Engeland en kijkt vol verwachting en bewondering naar de Kerk van Rome. Het was zijn antwoord op William Palmers (van Worchester) pamflet dat erg kritisch was over Wards naar Rome neigende artikelen in de British Critic. Ward die niet meer onder Newmans matigende invloed stond maakte er een extravagant werk van. Hij stelde dat hij alle geloofspunten van de katholieke Kerk kon aanvaarden en tegelijk fellow van Balliol kon blijven. Newman wees dit standpunt af als louter theorie.[152] Bij het begin van het nieuwe schooljaar barstte in Oxford de storm los. In december kondigde de Hebdomadarial Board aan dat het een Convocation wilde om het boek van Ward te veroordelen, hem van zijn academische titels te beroven en om daarnaast van alle leden van de universiteit, naast het ondertekenen van de 39 artikelen nog ook een verklaring te eisen dat men deze artikelen hield in de zin waarin zij geschreven waren en nu gehouden werden door de universiteit. Dit laatste botste echter op zoveel protest op dat men het snel liet vallen.[153] In plaats daarvan ontstond het voorstel om tot een formele censuur van Tract 90 over te gaan.
Op 13 februari 1844 werd Wards Ideal veroordeeld en werd hij van zijn academische graden beroofd. Het voorgestelde decreet tegen Tract 90[154] werd echter door een veto van de twee Proctors[155] (zoals in de Hampden-affaire) niet aangenomen. Het zou ook in de toekomst niet gebeuren, maar er bleef onrust rond dit thema hangen tot in de zomer van 1845. Ook al hield hij zich volledig buiten de hele consternatie Newman merkte dat hij toch nog in de vuurlinie lag. Ward zou overigens begin 1845 vriend en vijand verbazen door onverwacht in het huwelijk te treden.[156]

8.2 De Oakeley-case.

Frederick Oakeley (1802-1880), fellow van Balliol en pastoor van Margaret Chapel in Londen had Ward al gesteund in zijn strijd. Hij was zoals Ward een jonge volgeling van Newman. Op 18 februari 1845 schreef hij een brief naar bisschop Blomfield “A Letter to the Lord Bishop of London, on a Subject connected with the Recent Proceedings at Oxford”. Hierin stelde hij dat hij een ultra-katholieke interpretatie hield van de 39 artikelen, maar dat hij deze niet preekte.[157] Oakeley ging de confrontatie niet uit de weg en kreeg prompt een oproep om voor de Court of Arches (provinciale kerkelijke rechtbank van Canterbury) te verschijnen. Daarop trok hij zich terug, maar bisschop Blomfield liet het er niet bij zitten en zette door. Op 30 juni 1945 bepaalde de rechter (Jenner Fust)[158] dat de 39 artikelen in hun grammaticale betekenis geïnterpreteerd moesten worden en niet via andere standaards. Ook de interpretatie die Tract 90 van de 39 artikelen gaf werd hier veroordeeld. Na deze uitspraak kon niemand binnen de Anglicaanse kerk zich nog beroepen op de principes van Tract 90.[159]
Deze uitspraak beëindigde het Anglo-katholieke project. Newman en aanhang moesten de illusie dat zij ooit thuis zouden horen in de Anglicaanse kerk nu laten varen. Op 11 juli (kort na deze uitspraak) schreef Newman aan de beeldhouwer Richard Westmacott, die hij kende vanuit zijn Ealing-tijd dat hij er moreel zeker was dat hij katholiek zou worden, maar vermeldt er uitdrukkelijk bij dat de recente gebeurtenissen niet de reden ervoor zijn, maar dat het de onafwendbare uitkomst zal zijn van een proces begonnen in de zomer van 1939.[160]
Turner hecht veel belang aan de impact van deze gebeurtenis. Ker vermeldt ze zelfs niet. Waarschijnlijk was deze gebeurtenis geen factor van betekenis in de bekering van Newman. Het was één van de vele druppels die de emmer van veel Tractarians zou doen overlopen. Immers -zoals eerder vermeld- reeds op 20 april 1845 schreef Newman aan Mrs. William Froude dat hij waarschijnlijk voor Kerstmis katholiek zou worden[161] en in een brief aan haar op 1 juni 1845[162] stelt hij dat hij in oktober afstand wil doen van zijn Fellowship.
Vanaf juli 1844 trok Newman regelmatig naar Roehampton om zijn zieke vriend John W. Bowden de communie te brengen.[163] Op 15 september 1844 stierf deze. Bij een van deze tochten, waarbij hij overnachtte in Roehampton bezocht hij in het voorbijgaan het huis van zijn grootmoeder in Fulham.
In deze periode wordt ook zijn bekende portret getekend door George Richmond[164] en werkt hij aan de uitgave van zijn Athanasius.[165]

8.3 Het vertrek van bisschop Bagot.

Turner wijst op een factor die het tijdstip van Newmans overgang mogelijk vervroegde.[166] Het wordt hier vermeld, maar schrijver dezes ziet hier geen verband. George Henry Law, de bisschop van Bath and Wells stierf op 22 september 1845 en bisschop Bagot van Oxford werd genoemd als zijn opvolger. Ook al was dit nog niet officieel, het gerucht circuleerde al snel in Oxford. Louis Bagot, een man van weinig energie (vaak afwezig), die (uit luiheid) conflicten en publiciteit schuwde, had mede door zijn passiviteit de Oxfordbeweging mogelijk gemaakt. Hij had nog andere clericale inkomsten naast zijn bisschopsambt zodat hij er zich niet druk over hoefde te maken. Hij had geen bezwaren gemaakt tegen Newmans experiment in Littlemore en had geen problemen met het wijden van Tractarians.
Zijn houding had de Tractarians (ongewild) steun verleend, in de zin dat zij vrij ongemoeid hun gang konden gaan. Zolang Bagot in functie was wist Newman zich redelijk beschermd tegen de implicaties van de veroordeling van Oakeley. Newman wist zeker dat als Bagot zou vertrekken premier Peel beslist een anti-Tractarian zou benoemen in Oxford. [167] Tussen 5 en 7 oktober ging Bagot een kijkje nemen in het hem aangeboden bisdom. Hij zou zijn benoeming op 16 oktober krijgen.
Het vertrek van Bagot zou Newmans positie helemaal onhoudbaar maken, voor Turner was dit mogelijk een factor in zijn besluit om op 9 oktober katholiek te worden. Als Newman het met zijn eigen bisschop aan de stok zou krijgen dat zou hij naar zijn eigen opvatting in schisma verkeren. Het kan zijn dat deze situatie hem ervan overtuigde om nu katholiek te worden. Overigens, als Newman tijdens of na een conflict met zijn (nieuwe) bisschop katholiek geworden zou zijn, dan zou zijn bekering allicht uitgelegd worden als een vlucht en niet als een stap uit overtuiging.[168]

9 De overgang.

Newman schrijft aan zijn zus Jemima op 15 maart 1845 dat hij “seven years of waiting” ingepland had (vanaf de zomer van 1839), maar dat hij niet wist of hij ze kon volmaken.[169] Over dit voornemen schrijft hij op 20 maart 1845 ook aan Henry Wilberforce[170] en op 30 maart naar Maria Rosina Giberne.[171]
In april 1845 las hij de autobiografie van Blanco White die als pantheïst gestorven was.[172] In een brief hierover aan Henry Wilberforce van 27 april schrijft hij o.a. “For years I have an increasing intellectual conviction that there is no medium between Pantheism and the Church of Rome”.[173]
In september 1845 werden Ward en zijn vrouw katholiek en beginnen de mannen rond Newman te vertrekken. J.D. Dalgairns werd 29 september bij de passionisten in Aston door (Barberi) in de Kerk opgenomen.[174] Ambrose St John werd katholiek op 30 september in het college van Prior Park bij Bath.[175] Henry Wilberforce vertrok. Het leek erop dat Newman voor zijn overgang eerst zijn boek te willen voltooien, een deel ervan was overigens al bij de drukker.[176]
Op 3 oktober 1845 hield Newman onverwacht op met schrijven en trad af als fellow van Oriel. J.D. Dalgairns, een van zijn huisgenoten die enkele dagen voordien (op 29 september te Aston) katholiek geworden was, vroeg Newman of hij pater passionist Domenico Barberi mocht uitnodigen. Deze was op doorreis naar huis in België en zou langs Oxford komen.[177] Newman had deze pater ruim een jaar daarvoor (24 juni 1844) gedurende enkele minuten ontmoet en deze had als “verpersoonlijkte heiligheid” indruk op hem gemaakt. Newman zag de vraag van Dalgairns als een vingerwijzing van de Voorzienigheid. Toen Barberi op 8 oktober 1845 's avonds laat binnentrad viel Newman voor hem op de knieën en vroeg hem om opname in de katholieke Kerk. Hij werd de volgende dag opgenomen, tezamen met twee andere anglicaanse geestelijken Richard Stanton en Frederick Bowles.
Hiermee eindigde Newmans weg naar de katholieke Kerk. Terugkijkend kon hij later het pad zien en beschrijven in zijn Apologia (1864). Zonder direct contact met de katholieke Kerk had hij de weg naar Rome gevonden. Newmans boek The Development of Christian Doctrine werd gepubliceerd zoals hij was op het moment dat hij het beëindigde. Wiseman besloot dat het boek de grootste impact zou hebben indien hij het ongemoeid liet. Dit boek zou de rest van Newmans leven voor een continue hoeveelheid post zorgen en het werk zou tot veel bekeerlingen leiden. De eerste editie was snel uitverkocht.[178]
Terugkijkend in 1864 stelt Newman: “There was a contrariety of claims between the Roman and Anglican religions, and the history of my conversion is simply the process of working it out to a solution.” (resp. katholiciteit voor Rome en oudheid voor Engeland).[179]
En ook:

  • When I became a Catholic, the Editor of a Magazine who had in former days accused me, to my indignation, of tending towards Rome, wrote to me to ask, which of the two was now right, he or I? I answered him in a letter, part of which I here insert, as it will serve as a sort of leave-taking of the great theory, which is so specious to look upon, so difficult to prove and so hopeless to work.
  • “Nov. 8, 1845. I do not think, at all more than I did, that the Anglican principles which I advocated at the date you mention, lead men to the Church of Rome. If I must specify what I mean by 'Anglican principles,' I should say, e.g. taking Antiquity, not the existing Church, as the oracle of truth; and holding that the Apostolical Succession is a sufficient guarantee of Sacramental Grace, without union with the Christian Church throughout the world. I think these still the firmest, strongest ground against Rome -that is, if they can be held. They have been held by many, and are far more difficult to refute in the Roman controversy, than those of any other religious body.
  • “For myself, I found I could not hold them. I left them. From the time I began to suspect their unsoundness, I ceased to put them forward. When I was fairly sure of their unsoundness, I gave up my Living. When I was fully confident that the Church of Rome was the only true Church, I joined her.[180]

Op de dag dat Newman katholiek werd (9 oktober 1845) verliet Ernest Renan (1823-1892) St. Sulpice en de katholieke Kerk.[181]
In de erop volgende dagen werden John Walker (21 sept.) en Oakeley (29 sept.) katholiek. Op 29 september kwam Barberi een tweede keer op bezoek.[182]

10 Literatuur bij deze les

Hier: De algemene literatuurlijst.

  • Jean Stern, "La controverse de Newman avec l'abbé Jager et la théorie du Développement", in: Newman-Studien 6 (1964), 123-42.
  • Marvin R. O'Connell, The Oxford Conspirators. A History of the Oxford Movement 1833-1845, Lanhan/New York/London, University of America Press, 1991.
  • Stephen Thomas, Newman and Heresy: the Anglican Years, Cambridge, University Press, 2002 (1991)

11 Voetnoten

  1. Apo. 93.
  2. L.D. vii, 15.
  3. L.D. vii, 97.
  4. Heruitgegeven in Ess. I, 263-308. Vgl. Middleton (1950), 146-153; Ker, 173v.
  5. Ker, 174 onderaan.
  6. "The last words which I ever wrote as an Anglican to Anglicans", in Apo. 94.
  7. Apo. 75.
  8. De data zijn 3, 4, 5, 9, 12 april, 19 en 28 mei, 9 juni en 14 juli 1844. Zie: L.D. x, 185-188; 189-192; 195-198; 200-204; 209; 237-244; 251; 264-266; 297-298.
  9. Ker, 177.
  10. Vgl. brief aan Isaac Williams van 1 juli 1839; L.D. vii, 99.
  11. Dit ter voorbereiding voor zijn bijdrage aan de Library of the Fathers, begonnen o.l.v. Pusey in 1838,
  12. Turner, John Henry Newman. The Challenge to Evangelical Religion, New Haven and London, Yale University Press, 2002, 335-336 beweert ten onrechte dat Newman hierover reeds zijn gedachten liet gaan in Home Thoughts Abroad in 1836, in DA en trekt in twijfel dat Newman in 1939 de relatie tussen de monofysietenstrijd en het hieronder vermelde artikel van Wiseman legde. In 1836 somt Newman daar echter enkel een aantal heresieën op zonder verder verband.
  13. Apo. 114.
  14. Vgl. Jean Stern, "La controverse de Newman avec l'abbé Jager et la théorie du Développement", in: Newman-Studien 6 (1964), 123-42. hier 132-133
  15. In de Apologia (1864), 114-115 werkt hij dit uit, hij citeert daar o.a. uit Diff. i, lect 12: "“It was difficult to make out how the Eutychians or Monophysites were heretics, unless Protestants and Anglicans were heretics also; difficult to find arguments against the Tridentine Fathers, which did not tell against the Fathers of Chalcedon; difficult to condemn the Popes of the sixteenth century, without condemning the Popes of the fifth."
  16. Op 5 april 1844 schrijft hij er uitgebreider over aan Mrs. William Froude, L.D. x,195-8.
  17. Alhoewel het -volgens Ker, 178 uit een opmerking in een brief aan Isaac Williams kan blijken (vgl. L.D. vii,126). "How can a person enter upon the defender of the Church (= bisschop worden) without almost a promise on entering it, that he will not defend it? I speak not from accurate examination, but from my present feeling."
  18. Vgl. ook Gilley, 183. Voor een goede en gedetailleerde analyse, zie Stephen Thomas, 203-224.
    Ook in brief aan Keble van 4 mei 1843 kijkt hij hierop terug, L.D. ix, 327-8 en in een klad van 30 oktober 1844, L.D. x, 374-377 m.n. 375 en aan Charles Miller op 11 februari 1845, ib. 545-6.
  19. In de brief aan Frederic Rogers van 22 september 1839 (L.D. vii,154) staan de initialen R.W. In Ward i,67-68 wordt dit foutief gelezen als Robert Wilberforce, evenals in Mozley ii,286 ??ctrl
  20. Het artikel heet: “Tracts for the Times: Anglican Claim of Apostolical Succession”, in: Dublin Review 7, 1839 (augustus) 139-180.
  21. L.D. vii, 153-154 en 173-174.
  22. Apo. 117. Vlg. ook brief aan Mrs. William Froude van 9 april 1844, L.D. x, 200-4.
  23. Turner, 335v. beweert dat Newman hier een anachronisme bedrijft. Het zich herkennen als Anglicaan in de monofysieten en donatisten zou Newman reeds in zijn Home Thoughts Abroad van 1836 gedaan hebben. Zie DA. 1-43. Donatist p. 7 en monofysiet p. 9. Dit is onzin.
    In 1869 schrijft Newman hierover aan Mrs. Helbert (20 okt.) dat hij dit (de situatie van de donatisten tegenover de Kerk als parallel aan de Anglicaanse situatie kende, maar dat het de uitdrukking “securus ...” was die hem aan het wankelen bracht. L.D. xxiv,354-356.
  24. L.D. vii, 154-155. Vanwege het belang hier de volledige tekst:
    Since I wrote to you, I have had the first real hit from Romanism which has happened to me. R.W. [[[Robert Williams]]], who has been passing through, directed my attention to Dr Wiseman's article in the new Dublin. I must confess it has given me a stomach-ache. You see the whole history of the Monophysites has been a sort of alterative (1), and now comes this close at the end of it. It does certainly come upon one that we are not at the bottom of things. At this moment we have sprung a leak, and the worst of it is that those sharp fellows Ward[,] Stanley and Co will not let one go to sleep upon it. Curavimus Babylonem et non est sanata (Jer. 51,9) (2) was an awkward omen. I have not said so much to any one but C. (3) who came in the other day. Someone was talking of some disorders or inconsistencies in Rome. I said. 'You see, B. (3) there is not perfection in Rome' [.] He answered in his gravest way shaming his head. 'No,' I pushed my advantage. 'Not even in Rome'. 'No, No, indeed' still shaking his head. I seriously think this is a most uncomfortable article on every account, though of course it is ex parte. How are we to keep hot heads from going over? Let alone ourselves. I think I shall get Keble to answer it - as to Pusey I am curious to see how it works with him.
    And now Carissime, good bye. It is no laughing matter. I will not blink the question, bo be it; but you don't suppose I am a madcap to take up notions suddenly. Only there is an uncomfortable vista opened which was closed before. Im am writing from first feelings.

    (1) 'medicine, treatment, that alters process of nutrition' O.E.D.
    (2) "Wij hebben Babel verzorgd, maar het was niet meer te genezen."
    (3) B. en C. zijn waarschijnlijk Robert Williams en A. Acland die Newman bezochten op 19 september.
  25. Andere brieven enz. Ker, 183v. L.D. vii, 177 aan John W. Bowden (4 nov. 1839); 180-181 aan Robert Williams (10 nov.); aan Bowden (21 feb. 1840, L.D. vii, 240).
  26. L.D. vii, 159-160.
  27. In L.D. x, 200 (9 april 1844) vermeldt hij dat hij met Wilberforce al sprak over de monofysieten-kwestie bij de kerkwijding van Kebles nieuwe kerk in Otterbourne bij Hursley op 30 juli 1839. Vgl. ook L.D. x, 293 (4 juli 1844), ib., 416 (16 nov. 1844), ib., 729 (11 juli 1845).
  28. Moz. ii, 256 (1901) =287 (1891) Apo. 162??, Dublin Review, 12, april 1869, 327-8. Tekst in L.D. vii, 161.
  29. L.D. vii, 166.
  30. zie Ess. II, 1-73 en L.D. vii, 196-8. Over Newmans visie hierop 25 jaar later en bespreking, zie o.a. Middleton (1950), 156-167.
  31. Hij wil “stop up the leak in our boat”, vgl. L.D. vii, 202 (5 jan. 1840 aan Bowden). Andere vermeldingen: L.D. vii, 214 (aan Pusey 15 jan. 1840); 218-9 (aan zus Jemima, 18 jan). Aan Bowden (21 feb. 1840) heeft hij het er over L.D. vii, 241. Het laat hem geen rust.
  32. Een uitgebreide bespreking in Middleton (1950, 159-167.
  33. Begin 1844 is degene aan wie hij zich het meest opent in zijn brieven Mrs. William Froude. In feite is het een correspondentie tussen Newman en het gezin van William. Deze is echter op dat moment zeer vaak afwezig vanwege zijn werk als ingenieur (onder de beroemde Brunel) aan de spoorlijn Exeter-Barnstaple, vandaar dat hij de brieven aan Mevr. Froude richt. Vgl. L.D. x, 185, n. 2.
  34. In 1864 schrijft hier hierover in Apo. 107: the intolerable offence of having added to the Faith"".
  35. Apo. 150-152.
  36. De vier wezenskenmerken in de geloofsbelijdenis zijn: "eenheid, heiligheid, katholiciteit en apostoliciteit".
  37. Turner, 229
  38. Dit alles in een brief aan Frederic Rogers van 15 september 1839 (L.D. vii,151), vgl. Ker, 181. De roman van Manzoni werd reeds in 1827 gepubliceerd, pas in 1842 kwam de definitieve versie uit
  39. Zie hierboven brief van 22 september aan Rogers. Ook Manning had hem gevraagd hoe hij iemand die op het punt stond over te gaan kon tegenhouden op 1 september 1839. L.D. vii, 133. Ook Wilberforce in geciteerde tekst vermeldt het.
  40. In juli 1840? schrijft Robert Williams dat zijn hart naar Rome neigt. L.D. vii, 354, ook 371-372.
  41. L.D. vii, 169: “Our practical difficulty is this - we are raising feelings and aspiration and (till our Church is reformed) Rome alone finds the objects for them. Thus we are educating persons for Rome somewhat in the way that Evangelicalism does for Dissent. At least this is what I fear when desponding. It is comparatively easy to get up a Catholic movement, it is not easy to see what barriers are to be found to its onward progress.”
  42. Vgl. brief van William Dodsworth van 18 nov. 1833 aan Newman, L.D. vii, 184.
  43. L.D. vii, 184-5 en 188-190, 200-202, 205, 228, 240.
  44. L.D. x, 202-3. Zie ook zijn memorandum van 28 juli 1844, ibid. 305-6.
  45. De zogenaamde Theological Society bestond van 1835-1841, op initiatief van Pusey. Newman was een trouwe deelnemer. Vgl. L.D. x, 202 n 2.
  46. Dit is verder uit te werken //.
  47. L.D. vii, 245.
  48. Apo. 175-176. Zijn brieven vermelden (in de regel) vanaf 19 maart 1840: Littlemore.
  49. L.D. vii, 248, 249, 251, 252, 268-270.
  50. Memorandum over de toestand van de school: L.D. vii, 250-1 en over zijn “Reasons for living at Littlemore”, ib. 263.
  51. O’Connell, 316; L.D. vii, 312.
  52. L.D. vii, 264-5, 267, 275, 279-280, 282.
  53. L.D. x, 56.
  54. L.D. ii, 194.
  55. L.D. ii, 163; ook vii, 409-410 en ix, 586.
  56. Ker, 116.
  57. Uit een brief van J.B. Mozley weten wij dat mensen uit Oxford naar deze lessen kwamen luisteren, zie: L.D. vii, 282 voetnoot 1.
  58. Ker, 195.
  59. Dit waren Charles Marriott, Samuel Wood, William Froude (broer van Hurrell), Richard William Church en John Rouse Bloxam. O’Connell, 366. L.D. vii, 328.
  60. Blehl, 293.
  61. Hij beschrijft het in een brief aan zijn bisschop, L.D. viii, 504-7.
  62. in juni 1843, vgl. L.D. ix, 389
  63. L.D. x, 129.
  64. Dit verwijst naar een verdedigingslinie rond Lissabon, genoemd naar de gelijknamige stad, aangelegd op bevel van de hertog van Wellington, Britse opperbevelhebber op het Iberisch schiereiland na de Brits-Spaanse nederlaag tegen Frankrijk bij Madrid in juli 1809. Newman had deze vanop zee gezien toen hij naar de Middellandse Zee reisde, vgl. o.a. L.D. iii, 318.
  65. Bv. L.D. vii, 297 (aan Pusey van 7 april 1840) en vraag aan Provost Edward Hawkins op 20 oktober 1840 (L.D. vii,409).
  66. L.D. vii, 203, 205-6, 209-11, 214-5, 228, 233-5, 241-2, 301, enz.
  67. Brief van 11 april 1840, L.D. vii, 300-302; 307-310; 319-320; 412-415; 436-442.
  68. Brief 19 juli 1840. Williams zal niet katholiek worden, maar evangelical na Newmans bekering. Vgl. Ker 198-199.
  69. In een gebied waar de kerkelijke hiërarchie niet officieel is opgericht, spreekt men van een missiegebied, de leiders van dit gebied, ook al is het normaliter een bisschop wordt apostolisch vicaris genoemd.
  70. Brief van 3 nov. 1840, L.D. vii, 431-3.
  71. Brief aan J. Keble 6 nov. 1840, L.D. vii,433-4. Newman doet verslag van deze correspondentie aan Frederic Rogers in een brief van 25 nov. 1840, L.D. vii, 448-451, m.n. 450.
  72. L.D. vii, 418; Apo. 134; Ess. ii, 74.
  73. blz. 112-150.
  74. Gilley, 190v. In de Apo. 7 vermeldt hij, kennelijk anachronistisch, dat hij pas in 1843 van deze gedachten bevrijd werd. Hierover Blehl, 261. // er is nog een tekst eerder dan deze dacht ik, opzoeken//.
  75. Ker, 203-6/
  76. L.D. vii, 217.
  77. Ker, 199.
  78. Ker, 206-212, teksten in L.D. viii,525-537.
  79. Het is goed dit te zien in het verlengde van zijn worsteling in zijn oktober artikel in de British Critic.
  80. Vgl. L.D. viii, 58, Brief van 7 maart 1841.
  81. Turner, 358-364.
  82. Ward i, 72-73.
  83. Vgl. Newmans brief aan Henry Wilberforce, van 11 maart 1841. Vgl. Ker, 219.
  84. Ward i, 73-74
  85. Tekst in L.D. viii, 78-88.
  86. Ker, 222-223. Tekst in L.D. viii, 129-144.
  87. Newman schrijft hierover aan Tom Mozley op 30 maart 1841: “I am quite satisfied with the whloe business and have no misgivings.” L.D. viii, 146.
  88. L.D. viii, 172-3. Daarop ontvouwt zich een hele correspondentie.
  89. Gilley, 206.
  90. In juli 1841 British Critic, art. over ‘Private Judgment’, Ker, 227-231.
  91. Brief van Keble van 19 juli 1841 in L.D. viii, 224-5; ook bv. 389; 418; 449-450; 466-7.
  92. Dit is appendix 6 in L.D. viii, 593-5.
  93. John Dobree Dalgairns kwam reeds na twee dagen. Thomas Meyrick kwam maar bleef wegens ziekte maar één dag. Verder waren er William Lockhart, die na een jaar katholiek werd; Charles Brooke Bridges, die twee jaar bleef; Frederick Bowles; Ambrose St John (voorheen curate van Henry Wilberforce) en tegen het einde van zijn verblijf in 1845 Richard Stanton, Albany Christie en John Walker. Zij werden allemaal katholiek en behalve Bridges werden ze ook allemaal priester.
  94. Publicatie in twee delen in 1841
  95. Apo. 130. Op 13 oktober 1843 schrijft hij aan H.A. Woodgate dat deze drie (in de Apo. blows genoemd) tezamen met de nog te bespreken veroordeling van een preek van Pusey over de Eucharistie hem en anderen van hun stuk brachten. Hieruit bleek voor hem onomstotelijk dat de anglicaanse kerk “does not hold Catholic doctrine”.
  96. Apo. 140: “Two years afterwards, looking back on what had passed, I said, ‘There were no converts to Rome, till after the condemnation of No. 90.’”
  97. L.D. viii,314-6 van 1 november 1841.
  98. L.D. viii, 327-8.
  99. Op 7 november werd Michael Solomon Alexander, een bekeerde Jood, bisschop gewijd in de kapel van Lamberth Palace. Het is opmerkelijk dat veel High Church mensen het plan steunden, zoals William Palmer of Worchester.
  100. Deze zaak werd geregeld enkel door de Foreign Office, de bisschop van Londen en de aartsbisschop van Canterbury.
  101. Apo. 146. Zijn brieven uit deze tijd weerspiegelen zijn vrees dat het hek van de dam is.
  102. L.D. viii, 380.
  103. L.D. viii, 313; 321 enz. Men probeerde zijn huis in brand te steken in januari 1842, maar dat van de buurman brandde af. Vgl. L.D. viii, 447; vgl. ook 448, 478, 511.
  104. Turner 338-9
  105. De Remains in zijn vier delen gepubliceerd in 2 volumes. Keble is de schrijver van deze inleiding, zij het dat het anoniem gepubliceerd werd. Vgl. Turner, 683-684 noot 86.
  106. S.D. preken 21-24, blz. 308-380.
  107. citaat Ker, 240.//
  108. Apo. 154.
  109. Apo. 147. Turner, 528-9 wijst erop dat met deze uitspraak Newman verder verhult van wat er toen in hem gebeurde. En dat de overgang uiteindelijk volgens hem impulsief was.
  110. Zie Newmans brief aan R.W. Church van 24 december 1841 (L.D. viii, 383-4).
  111. Ker, 253.
  112. 2 Jan. 1842, in L.D. viii, 404.
  113. L.D. ix, 81-82 en 271, 274.
  114. Brief 26 jan. 1842, in L.D. viii, 440-442. Vgl. Ker, 243-4.
  115. Russell stuurde het als gift, nadat hij van Newman deel vijf van de Parochial and Plain Sermons had gekregen op 31 oktober 1842. Later stuurde hij ook andere boeken. Vgl. L.D. ix, 154-5 en 164-5. Op 1 augustus ontmoette hij Russell die op doortocht in Oxford was, ib. 450-1.
  116. L.D. x, 110.
  117. L.D. ix, pp. xviii-xxi.
  118. L.D. ix, 51. Te vinden in Mir. 97-393.
  119. Zie zijn brief aan de Editor van 12 december 1842, in: L.D. ix, 167-172.
  120. L.D. ix, p. xxii.
  121. Op 15 december 1842.
  122. L.D. ix, 261, 268.
  123. De precieze gang van zaken hierrond werd pas een halve eeuw later bekend bij de publicatie van zijn biografie door Liddons Life of [[E.B. Pusey]], 1893. Vgl. L.D. ix, p. xxvii, 352-354, 356-358, 361, 365-373, 377-387, enz.
    De aanleiding was de preek van 14 mei 1843 in Christ Church: “The Holy Eucharist a Comfort to the Penitent”. Van deze preek werden 18.000 exemplaren verkocht.
  124. L.D. ix, 279-281, ook 346-350 en 550.
  125. L.D. ix, 444. Ook op 3 augustus 1843, L.D. ix, 452-3 en in brief aan Emily Bowles, ib. 457-8 en 461.
  126. L.D. ix, 490. Aan zijn zus Jemima, 31 aug. 1843. Ook p. 493. En nog een brief aan haar van 5 september “My chief reason for waiting till October, was, to have the Bishop’s triennial charges over for three seasons after No 90" (ibid. 504). Aan Maria Rosina Giberne op 30 maart 1845, L.D. x, 610; ook 616 en 751.
  127. Apo. 177.
  128. Lockhart verbleef vanaf 7 juli 1842 in Littlemore onder voorwaarde dat hij de eerste drie jaar niet katholiek zou worden. Hij werd opgenomen op 25 augustus door Dr. Gentili, zie L.D. ix, 473-474. Vgl. Apo. 213-214.
  129. L.D. ix, 471-472, ook 479. Keble antwoordde ontwijkend op 4 september 1843, ibid. 500-501.
  130. L.D. ix, 503.
  131. Hij had deze willen houden, maar daar stak Oriel, en m.n. zijn geplande opvolger Eden in St. Mary’s, een stokje voor, Turner, 452.
  132. Vgl. o.a. L.D. ix, 549, 551.
  133. Tekst in L.D. ix, 733-740.
  134. L.D. ix, 571.
  135. Vgl. ook zijn brief aan Mrs William Froude van 9 december 1843, in L.D. x,53.
  136. S.D. 404-5// afh. van editie.
  137. Zijn redenen zie L.D. x,55-56.
  138. De lijst in L.D. x, 795-6.
  139. L.D. x, 264-266.
  140. L.D. x, 297-8.
  141. L.D. x, 592v.
  142. “So, at the end of 1844, I came to the resolution of writing an Essay on Doctrinal Development; and then, if, at the end of it, my convictions in favour of the Roman Church were not weaKer, of taking the necessary steps for admission into her fold.” (Apo. 228)
  143. Ari. 143-152 m.n. 144-145 over implicit faith).
  144. Zijn belangrijkste werk is: Die Einheit in der Kirche oder das Princip des Katholicismus, dargestellt im Geiste der Kirchenväter der drew ersten Jahrhunderte, Tübingen, 1825.
  145. Vgl. Ker, 298. Vgl. Brief aan Keble L.D. x, 259-263 (8 juni 1844) of aan Manning ib. 412 (16 nov. 1844).
  146. Ook L.D. x, 418 aan Robert Wilberforce op 16 nov. 1844; ook ib. 426-7, 435
  147. Gilley, 226-7.
  148. Ward i, 83.
  149. o.a. L.D. x, 748, 754. Een deel ervan was al bij de drukker voor zijn overgang (21 september 1845, ib. 765) .
  150. Turner, 529-557
  151. // ahv Turner en zijn brieven uit de tijd ... nagaan hoe Newmans geloof was in 1844, was het verlies van geloof ... dreigend scepticisme zoals Turner 513v impliceert...
  152. Ker, 294.
  153. Ker, 295.
  154. Tekst in L.D. x, 520.
  155. H.P. Guillemarde, fellow van Trinity en R.W. Church, fellow van Oriel, vrienden van Newman.
  156. L.D. x, 581-3.
  157. In de aanloop naar dit proces schrijft Newman op 14 mei 1845 aan Oakeleys advocaat James Robert Hope dat hij het radicale standpunt van Oakeley en Ward niet deelt. L.D. x,660 : "... I do not take Ward and Oakeley's ground that all Romand doctrine may be held in our Church - and that as Roman. I have always and everywhere resisted it."
  158. L.D. x, 722 n. 1.
  159. Uitgebreid in Turner 535-548.
  160. Turner 542-543 en L.D. x, 729.
  161. L.D. x, 634 "I do not name a longer time than next Christmas before a change - but of course I cannot anticipate the course of things, which may accidentally retard or accelerate it."
  162. L.D. x, 687.
  163. Bv. L.D. x, 292 (3 juli 1844) en 302 (25 juli 1844).
  164. Ker, 288.
  165. L.D. x,335.
  166. Turner 548-557 die benadrukt dat het mogelijk een factor is besteedt hier overdreven veel aandacht aan.
  167. Het zou Samuel Wilberforce worden.
  168. In diverse (lange) brieven in het begin van 1844 luchtte Newman zijn hart bij Mrs. William Froude. (Zie L.D. x). Op 8 juni 1844 geeft hij in een brief aan Keble een terugblik op zijn leven, incl. zijn eerste bekering, het van slag raken in 1839 enz. (L.D. x, 259-263). Hierin lezen wij ook: “What then is the Will of Providence about me? The time for argument is passed.” (262) Op 1 juni 1845 (L.D. x, 687) had hij al aangekondigd dat hij in oktober de overstap wilde maken.
  169. L.D. x, 595-8
  170. L.D. x, 603.
  171. L.D. x, 610.
  172. L.D. x, 636, 639-642.
  173. L.D. x, 640.
  174. L.D. x, 772.
  175. L.D. x, 777
  176. Voor een lijst van bekeerlingen uit deze tijd, zie Ward i, 84.
  177. L.D. x, 777.
  178. Het boek wordt in les 05 besproken/
  179. Apo. 112.
  180. Apo. 155-156.
  181. Een overzicht van de nieuwsberichten over Newmans overgang -en die van heel wat anderen in deze dagen- is te vinden in L.D. x, 885-903.
  182. Voor Nederlanders is het interessant te weten dat Barberi op 5 november 1845 Karel Houben uit Munstergeleen, de latere heilige opnam als postulant in het klooster te Ere bij Doornik (B.).