Isaac Williams (1802-1865) werd geboren in de buurt van Aberystwith op 12 december 1802. Hij verbleef in zijn kinderjaren in Londen waar zijn vader advocaat was. Hij was briljant in Latijn en kon in Oxford alleen een Engelse verhandeling schrijven als hij ze eerst uitgedacht had in het Latijn.
Hij studeerde aan Trinity College in Oxford en raakte in Oxford bevriend met John Keble.
Samen met Robert Wilberforce studeerde hij in de zomervakantie bij Keble thuis in Soutrop. Tijdens deze memorabele vakantie leerde hij Hurrell Froude kennen.
Onder invloed van Keble werd hij een overtuigd Christen. De vriendschap met Hurrell Froude groeide verder in Oxford, waar hij nu ook Newman ontmoette.
Rond 1825 had hij een burn-out en kreeg het verbod om wat dan ook te lezen van zijn dokter.
Op 4 januari 1828 was hij samen met H.A. Woodgate te gast bij de Newmans in Brighton toen daar Newmans zus Mary onverwacht stierf.
In 1829 was hij voldoende hersteld om pastoor (curate) van een rustige parochie te worden en in 1831 kwam hij terug naar Oxford als fellow van Trinity. In deze tijd leerde hij Newman kennen en hij zou later zijn assistent worden in Littlemore.
Toen de Oxfordbeweging eenmaal gestart werd, werd hij een actief medewerker. Hij schreef gedichten voor de Lyra Apostolica en Tract 80 en 87 "On Reserve in Communicating Religious Knowledge" (resp. 1837 en 1840).
In maart 1839 verscheen tract 86: "Indications of a superintending Providence in the preservation of the Prayer-book and in the changes which it has undergone."
Hij at in deze periode dagelijks met Newman en maakte lange wandelingen met hem.
Williams kon goed met Newman opschieten, maar vergeleken met hem was Newman een rusteloze geest.
Zijn tract "On Reserve" stuitte op verzet van een aantal bisschoppen.
In 1842 moest hij -ondanks het feit dat hij de meest geschikte kandidaat was- zijn kandidatuur voor Professor in de Poëzie onder zware druk intrekken. Hij huwt Caroline Champernowne en wordt dan curate in Bisley bij Thomas Keble. Hij voorzag in 1842 dat de beweging in zwaar weer zou komen.
Na Newmans overgang naar de katholieke Kerk hadden zij nog contact.
In 1846 werd hij ziek en zou de rest van zijn leven geen actief werk meer kunnen doen. Hij woonde in die tijd in Stinchcombe, Gloucester, waar zijn schoonbroer Sir George Prevost, ook een Tractarian, pastoor was. In 1865 bezocht Newman hem kort voor hij stierf.
|