Les 01: Newmans jeugd en eerste en tweede “bekering” (1801-1827)

Uit Apowiki
(Doorverwezen vanaf Tweede bekering)

1 De situatie van de katholieke Kerk in Engeland.

Heel kort kunnen we iets zeggen over de situatie van katholieke kerk in Engeland, ten tijde van Newman. Vanaf de tijd van de reformatie (grofweg vanaf 1535) werden -afgezien van een paar periodes- de katholieken vervolgd. Katholieke kerken en kapellen waren er enkel in de ambassades van andere mogendheden. Pas in 1778 konden katholieken grond kopen en erven (First Catholic Relief Act). Pas in 1791 -in het zog van de Franse revolutie en de angst in Engeland dat deze zou overslaan- werden katholieke kerken weer wettelijk toegestaan en mochten katholieken eigen scholen hebben op voorwaarde dat het geen seminaries waren of scholen die door religieuzen geleid werden. In die tijd keerden een aantal Engelse katholieke scholen die vaak eeuwenlang in Frankrijk of het bezette België gevestigd waren terug naar Engeland.[1] De katholieke gebedshuizen waren tot op dat moment meestal in afgelegen huizen, met kijkvensters zodat men kon zien wie er kwam en men zich uit de voeten kon maken.
Er kwam beweging in deze toestand m.n. door de revolutie in Frankrijk en de duizenden Fransen, waaronder duizenden priesters die hun toevlucht zochten in Engeland.
Rond 1801 was er de vereniging van Engeland en Ierland in "The United Kingdom of Great Britain and England", waardoor er in een keer een massa katholieke Ieren bijkwamen. Dit zorgde er o.a. voor dat men in de oorlogen tegen Frankrijk de Ierse katholieke soldaten te vriend moest zien te houden. Langzaam maar zeker eiste men "Emancipation", een gelijke behandeling net zoals andere burgers.
Wij kunnen hier opmerken dat het streven naar "Emancipation" in Ierland met een meerderheid aan katholieken en Engeland met een kleine minderheid weliswaar hand in hand ging maar zich heel anders manifesteerde.
Pas in 1829 mochten katholieken stemmen en pas in 1850 kon paus Pius IX de katholieke hiërarchie herstellen. De leiding van de katholieke kerk was vanaf 1588 in handen van vier apostolisch vicarissen. In 1840 werden dit er acht. Pas in 1908 werd Engeland definitief onttrokken aan de Propaganda Fidei en dus niet meer gezien als missiegebied. De katholieke kerk was in de loop van drie eeuwen vervolging gereduceerd tot een zeer kleine groep mensen die hun geloof trouw gebleven waren. Voorts bestond de Kerk uit katholieke Ieren die in de loop der tijd naar Engeland gekomen waren en in de loop van de 19de eeuw massaal zouden komen. Pas in het midden van de 19de eeuw zou de katholieke Kerk echt naar buiten treden, en dit mede onder invloed van Newman.
Het zou hier te ver voeren om hier al de situatie van de anglicaanse Kerk en haar verschillende stromingen te schilderen. Naarmate het nodig is voor het verdere verhaal zullen zij aan bod komen. Men kan wel stellen dat de anglicaanse Kerk enkel in zoverre ze als officiële kerk gezien werd een eenheid vormde. De facto bestond ze uit onderling zeer uiteenlopende groepen en overtuigingen. De kerk was volkomen verburgerlijkt en haar bisschoppen en priesters beschouwden zich eerder als ambtenaren dan als opvolgers van de apostelen. Deze kerk was in alle opzichten volkomen in verval en identificeerde zich vrijwel kritiekloos met de staat.[2] Een belangrijke speler werd de beweging van de evangelicals. Er bestond geen echte priesteropleiding en zonder veel vragen werd men priester gewijd. De meeste parochies en kerken met hun inkomsten behoorden tot adellijken die ze konden schenken aan de priesters die ze zelf uitkozen. Een heel groot deel van deze ambtenaar-priesters was nooit in hun parochie of parochies en wijdde zich aan andere zaken, zoals de jacht. Ook de kerkgebouwen en de liturgie waren een puinhoop. Het ontlokte in juni 1832 aan Thomas Arnold de uitspraak: “The Church, as it now stands, no human power can save”.[3]

2 Kinderjaren.

Op 21 februari 1801 werd John Henry Newman geboren in het hart van Londen (Old Broad Street, 80 (Fulham)). Hij was de oudste van zes kinderen. Zijn vader, John Newman (1767-1824), was een welgestelde bankier.[4] Zijn moeder, Jemima Fourdrinier (1772-1836), was een nakomeling van Franse hugenoot-vluchtelingen.[5] De familie behoort tot de anglicaanse Kerk. John Henry werd gedoopt op 9 april 1801 in de kerk van St. Ben(n)et Fink door Robert Wells. De familie ging op zondag naar de kerk en men bad 's morgens en 's avonds thuis hun gebeden. Samen met zijn grootmoeder (vaders moeder) las hij uit de bijbel.
In 1803 verhuisde de familie naar 17 Southampton Street (nu: Southampton Place) in Bloomsbury (een nog betere wijk van Londen). Een halve eeuw later kon hij zich, naar eigen zeggen, ieder detail van dit huis herinneren. Nog scherpere herinneringen had hij aan een ander huis, waar hij een groot deel van zijn eerste kinderjaren doorbracht in Grey’s Court, Ham bij Richmond,[6] waar de familie een buitenverblijf bezat. Hij verliet het huis voorgoed in september 1807.[7] Hij herinnerde zich dat hij er als vijfjarige aan het raam zat en overal kaarsjes achter de ramen zag om de eerste verjaardag van de overwinning van Nelson bij Trafalgar (21 oktober 1805) te vieren.[8]
Op zevenjarige leeftijd (1 mei 1808) werd John Henry naar een privé-internaat in Ealing[9] gestuurd o.l.v. een zekere Dr. George Nicholas. In deze school, met een 200-tal leerlingen (groeide tot 300 tijdens Newmans verblijf), volgden welgestelde jongens zowel de lagere als middelbare school in een ritme aangepast aan hun persoonlijke bekwaamheden. Newman was een goede leerling die zich in Ealing thuis voelde. Hij nam vrijwel nooit deel aan de jongensspelen.[10] Hij was een goed ruiter en speelde behoorlijk viool. Hij speelde in Latijnse toneeltjes, richtte in 1815 de elkaar bestrijdende schoolblaadjes Spy en Anti-Spy op waarin hij schreef. Hij had ook een Spy-club. Samen hadden zij 57 nummers, waarvan geen letter bewaard is gebleven.[11] En zoals alle jongeren verheugde hij zich op de vakantietijd.
Hij was in deze tijd niet bijzonder religieus. Hij had op zijn veertiende een aantal on- en anti-Christelijke werken gelezen zoals Thomas Paine, Tracts against the Old Testament en The Age of Reason, David Hume, Miracles en mogelijk werken van Voltaire.[12] Deze zaaiden serieuze twijfels in zijn jeugdig hart. Hij schrijft dat hij als 14-jarige wel deugdzaam, maar niet religieus wilde leven.[13] Hij had wel een vaag besef van Gods aanwezigheid.

3 Eerste “bekering”.

3.1 Het einde van vaders bank.

Op 18 juni 1815 werd Napoleon definitief verslagen te Waterloo (B), waardoor er een einde kwam aan de oorlog die reeds woekerde vanaf 1793. In de financiële crisis die hierop volgde vield reeds op 8 maart 1816 de privé-bank (banking house) van zijn vader om. Tijdens deze perikelen werd John Henry met zijn broers, in de zomervakantie op school gelaten. Men zat in Londen diep in de problemen, moest verhuizen, met de schuldeisers zien overeen te komen enz. De meisjes (Harriett, Jemima en Mary) brachten de zomer door bij hun grootmoeder en tante Betsy in Norwood.[14] Newmans studies in Ealing waren afgelopen en hij wachtte om naar Oxford te gaan. Hij was vrijwel alleen in het grote schoolgebouw. Zijn vader en diens partners gingen weliswaar niet failliet en konden hun schuldeisers betalen, maar met de bank was het gedaan. Het huis in Southampton Street werd verkocht evenals de cottage in Norwood (in de herfst). De familie ging, onder schulden gebukt, wonen in Alton (High Street 59, huis met de naam Swathmore) in Hampshire. Zijn vader kreeg daar de leiding over een brouwerij die eigendom was van een relatie van een zijn vroegere partners Ramsbottom.[15] Zijn vader was na deze tegenslag een gebroken man.[16] Om vooruit te lopen op het verhaal in november 1819 keerde de familie terug naar Londen, waar John Newman in Clerkenwell een taverne uitbaatte. De familie bewaarde dit alles als een groot familiegeheim.[17] Men ging wonen in Strand-on-the-Green[18] en vanaf nu deelde men het huishouden met grootmoeder en Aunt Betsy.
Newman was opgevoed in de Anglicaanse kerk. Zijn ouders waren beslist geen evangelicals. Hij omschrijft dit later als dat hij behoorde tot de “national religion of England” of de “Bijbel-religie”, die niet bestaat uit “riten of geloofsbelijdenissen, maar vooral uit het feit dat de Bijbel gelezen wordt in de Kerk, in het gezin en persoonlijk”.[19] Als kind reeds kreeg hij de smaak van het bijbellezen te pakken. Het waren m.n. zijn grootmoeder (van vaders kant) en tante Elizabeth (Betsy), in wiens huis in Fulham hij als kleine jongen vaker verbleef.

3.2 Zomer in Ealing

Op het eind van 1816 zou hij naar Oxford gaan. Zo had hij vanaf begin augustus tot 21 december alle tijd om te lezen en te studeren. Het was het jaar na de uitbarsting van de Tambora. Heel die zomer was het extreem slecht weer, het vroor en sneeuwde zelfs. Het is “the year without a summer”. Newman had alle tijd en moest vanwege het weer veel binnenzitten.[20]
Tijdens zijn verblijf in de lege school trok hij veel op met een leraar die er die zomer ook was Walter Mayers (1790-1828), toen 26 jaar.[21] Deze geestelijke was een zogenaamde Evangelical (van Calvinistische inslag). Dit is een stroming binnen de anglicaanse Kerk die sterk de nadruk legde op persoonlijke bekering en op het geloof in de zoendood van Jezus, veel meer dan op (de taak, structuur en organisatie van de) Kerk en sacramenten. Mayers had zich twee jaar te voren bekeerd, kort na zijn wijding. Hij gaf Newman het Thomas Scotts autobiografie, The Force of Truth. Dit is diens autobiografie waarin Scott beschrijft hoe hij van een onverschillige priester werd tot een overtuigd evangelical. Het boek maakte een diepe indruk op John Henry. Scott vatte zijn leer samen in vier woorden Holiness rather than peace. Dit zou een levenslange inspiratie voor Newman blijven. Een tweede principe van Scott dat hem trof was Growth the only evidence of life.[22] Scott leerde hem de fundamentele waarheid van het geloof.

3.3 De bekering.

Toen Newman later (1864) zijn leven overschouwde sprak hij over 1816 als de periode van zijn eerste bekering. Deze dateert hij tussen 1 augustus en 21 december. Hij wordt zich bewust van een persoonlijke relatie tot God, de noodzaak van dogma's en hij ervaart de roeping tot het celibatair leven. Hij is ervan overtuigd dat een Openbaring niet kan zonder dogma, vastliggende waarheden. Hij zal nooit tevreden zijn met een religie die gebaseerd is op sentiment. De jonge John Henry kon toen natuurlijk nog niet overzien wat de betekenis hiervan voor zijn verdere leven zou zijn. Newman stelt dat hij na deze bekering een ander iemand is.
In diezelfde tijd raakt hij tot in het diepst van zijn ziel overtuigd ervan dat alles zich uiteindelijk afspeelt tussen God en ieder individu op zich. Elke daad van het leven speelt zich af voor het aanschijn van de levende God, die met iedere mens begaan is. Het menselijk geweten wordt het allerbelangrijkste in deze.
Newman omschrijft dit kernachtig later: “het deed mij rusten in de gedachte aan twee - en enkel twee - absolute en manifest evidente wezens, mijzelf en mijn Schepper.[23]

3.4 Geloofszekerheid.

Hij raakte in deze periode zwaar onder de indruk van de boeken van calvinistische signatuur die hij las. Hij hield de leer van de “eindvolharding”, nl. dat de uitverkorenen niet ten val kunnen komen. Hij was ervan overtuigd dat ook hij uitverkoren was en gered zou worden. Deze overtuiging verdween tegen de tijd dat hij 21 jaar oud was.
Vanaf dit moment was hij ook overtuigd niet alleen van eeuwig leven, maar ook de mogelijkheid van eeuwige straf.
Hij las ook Joseph Milners Church History van en William Laws Serious Call to a Devout and Holy Life uit 1728 met zijn ideaal om eer te bregen aan God door zijn dag en werk te heiligen, door gebed, nederigheid en onthechting aan eigen bezit. Zoals hijzelf schrijft werd hij bij het lezen ervan verliefd op de lange citaten van St. Augustinus en andere kerkvaders. Tegelijk las hij ook het werk van Thomas Newton On Prophecies over de profetieën van Daniël, Paulus en Johannes[24] en raakte ervan overtuigd dat de paus de antichrist was.[25] Pas in 1840[26] kon hij deze overtuiging, die hij omschrijft als een vals geweten, van zich afzetten.
Hij kreeg of vond in deze periode de geloofszekerheid waarover hij later zal schrijven in de Grammar. Ondanks het feit dat de evangelicals weinig aandacht geven aan de geloofsleer, is hijzelf wel overtuigd van de waarheden van de leerstukken van de H. Drie-eenheid, de menswording en van het Lutherse dogma van rechtvaardiging door geloof alleen. Voor hem is van dat moment absoluut duidelijk dat het geloof een vaste inhoud heeft en dat het er wel degelijk toe doet of je gelooft dat Gods Zoon mens werd of niet.
In deze tijd raakte hij er ook van overtuigd dat God wilde dat hij een celibatair leven zou leiden. Hij schrijft hierover dat hij af en toe nog wel eens daaraan twijfelde, maar dat na 1829 hij hier geen twijfel meer over had.

3.5 De betekenis van deze bekering.

Dessain vat de verandering in Newman samen als: het volledig aanvaarden van de waarheden van het Christelijk geloof. Vanaf nu was heel Newmans leven geheel gewijd aan de zaak van de geopenbaarde waarheid.[27] Centraal was voor hem vanaf nu de aanvaarding van de geopenbaarde waarheid, met als consequentie dat hij zich voortaan aan God wilde wijden.[28] Zoals diverse auteurs opgemerkt hebben[29] gaat het de facto het bij Newman niet om een echte bekering in Evangelische zin. Hij had immers niet de hevige emoties meegemaakt en ook niet de voorziene fases van het evangelische proces doorlopen.[30] Geoffrey Faber, wiens beweringen men altijd met voorzichtigheid moet hanteren,[31] stelt: hier kwamen bij Newman plots twee helften van zijn bewustzijn samen zijn intellect en gevoel. Zijn eigen emotionele constitutie, beperkingen en eigenheden die tot op dat moment geen intellectuele expressie gevonden hadden vonden die nu in de rigide logica van het Calvinistische systeem. De indrukken van het dogma kwamen overeen met zijn innerlijke instinctieve houdingen. De woorden kennis, twijfel, intellect en dogma werden de sleutel om zijn eigen innerlijke ervaring uit te drukken. Deze eenheid (van rede en gevoel) zou steeds blijven, maar het geheel, de man Newman zou nog veranderen.[32]
Centraal in deze bekering (bij gebrek aan een beter woord) gaat het om de ziel die voor God staat. Newman ziet vanaf nu alles wat er gebeurt of hem overkomt als een iets dat zich voor Gods oog afspeelt. Alle gebeurtenissen, ervaringen, tegenslagen, enz. zijn ondereel van dit schouwspel en zijn daarom belangrijk. Dit inzicht zorgde ervoor dat hij heel zijn leven lang zijn brieven, nota’s en dagboeknotities zou bijhouden op een manier die zonder dit "self-centered-zijn" en de 19de eeuwse context niet te begrijpen is. Dessain omschrijft deze periode in 1816 als het keerpunt dat eenheid geeft aan Newmans leven: "His unfolding mind was captured by the Christian Revelation, and his heart by the Christian ideal of holiness".[33]

4 Evangelicalism.

Het evangelisch protestantisme was binnen het protestantisme van de Noord-Atlantische wereld de meest dynamische kracht van het midden van de 18de tot het midden van de 19de eeuw.[34] Het was een zich voortdurende ontwikkelende beweging die niet direct tot een bepaald onderdeel van het hele spectrum van scholen van het anglicanisme terug te voeren is.
In het Nederlands worden zij "evangelischen", "evangelische Christenen" of soms zelfs "evangelicalen" genoemd.

4.1 Ontstaan en verspreiding.

De beweging begon rond het begin van de 18de eeuw toen het protestantse piëtisme opkwam als reactie tegen de groeiende Rooms-Katholieke invloed in de Verenigde Staten. Deze revival begon in New England in de Connecticut River Valley vanwaar ze zich verbreidde. De dissenter Jonathan Edwards (New England) zag vanaf 1720 de noodzaak van de prediking van een directe simpele boodschap van geloof in Christus. Hij concentreerde zich in de prediking en beleving op de kruisdood van Christus als zoenoffer, eerder dan op het aanpakken van zichzelf. In Engeland waren het m.n. de Dissenters (niet orthodoxe Anglicanen) die het oppikten na 1739 met de opkomst van het methodisme met als leider John Wesley (1703-1791).
Behalve onder dissenters verspreidde het zich ook in de Schotse Kerk en in niet geringe mate in de Anglicaanse kerk.

4.2 Hun leer

Op het einde van de 18de eeuw had het evangelicalisme een redelijke stabiele theologie bereikt en was het sociaal geaccepteerd. Een groep die maatschappelijk belangrijk was en in hoog aanzien stond was de zogenaamde Clapham Sect of de Clapham Saints. De beroemde William Wilberforce, de strijder voor de afschaffing van de slavernij, hoorde tot hen. Zijn zonen zullen verderop nog opduiken in ons verhaal.
Tussen de dood van John Wesley (1791) en de Reform Bill in 1832 genoot de evangelische religie van een periode van geleidelijke expansie en consolidatie, vaak wel in diverse afsplitsingen, en m.n. buiten de officiële kerk.
Zij zochten een levend Christendom en geen louter formeel Christendom (“nominal Christianity”). Het was een religie van het hart. Hun belangrijkste geloofspunten waren:

  • de noodzaak van persoonlijke bekering (being born again)
  • actief beleven en uitdragen van het evangelie
  • een enorm respect voor het gezag van de bijbel (inerrantie)
  • een nadruk op de (zoen)dood en verrijzenis van Jezus

In de woorden van David W. Bebbington: "conversionism, activism, biblicism and crucicentrism".[35] In wezen was het evangelicalisme zeker een individualisme in het geloof. Het ging om mijn geloof en mijn interpretatie ervan.
De beweging stimuleerde persoonlijke devotie in kerk of kapel en zette zondagsscholen, privé-gebedsgroepen, charitatieve verenigingen en initiatieven op. Er was sprake van een soort “evangelical consensus” in het vroege Victoriaanse Groot-Brittannië (na 1830).
In deze periode verschoof de nadruk wel eens tussen de verschillende geloofspunten. Essentieel waren zeker: erfzonde, bekering, rechtvaardiging door geloof, het (absolute) gezag van de Bijbel. Niet-wezenlijk waren thema’s als: eeuwige straf, milleniarisme, bijzondere voorzienigheid en zekerheid over de eigen uitverkiezing. Let wel: voor sommige kleinere groepen waren deze laatste dan weer wel wezenlijk.

4.3 1820-1830

David Newsome en Sheridan Gilley omschrijven de ontwikkelingen uit 1820 en 1830 in de evangelische beweging naar strikter biblicisme, pre-milleniarisme, charismatische bedienaars, profetieën en het veranderen van denominatie, enz. als een “crisis” in het evangelicalisme. Deze crisis trad in vlak na de dood van de leiders van de Clapham-sekte en grote veranderingen in de Engelse politieke en religieuze wereld. Dit alles viel weer samen met het begin van de Oxford-beweging. Turner ziet -maar dit is beslist veel te kort door de bocht- de Oxfordbeweging als een stap in de ontwikkeling van het evangelicalisme. Rond 1820 begon het evangelicalisme de upper class van Londen binnen te dringen en de bolwerken van Oxford en Cambridge.
Voor de meeste evangelicals was een subjectieve religieuze ervaring nodig ter bevestiging van de eigen bekering, alhoewel sommigen binnen de beweging dit afwezen. Van de bekeerden werd een heilig leven verlangd en sociale inzet. De prediking was vaak heel emotioneel. Binnen de officiële kerk bestond deze beweging ook wel en daar erkende men wel de kerkorde en discipline en clerus enz. .
De nadruk op bekering maakte het tot een actieve religie met de nadruk op de inzet voor anderen en werken aan zichzelf.
Rond 1820 was er een hele groep personen die een religieuze ommekeer ervoeren waarvan de uitwerking wel een decennium of langer duurde zoals J.H. Newman, Francis Newman, Edward Irving, John Nelson Darby, Marian Evans, Francis Power Cobbe, William Ewart Gladstone en J.A. Froude.
Heel belangrijk in de beweging was het gezin, inclusief meiden en knechten, en de diensten in de eigen kerk (kapel). Dit waren de plaatsen voor de Christelijke opvoeding, devotie, gebed, bijbellezing, enz.
Ook al leerde Wesley aanvankelijk het celibaat, hij huwde zelf en later werd een gehuwde clericus met een eigen gezin de standaard binnen de beweging. De bijbel stond in hoog aanzien en men dacht dat de studie van de natuurwetenschappen de bijbelse waarheden ondersteunde. Let wel de 20ste en 21ste eeuwse evangelicals zijn vaak fundamentalisten, maar dit is niet de setting van de 19de eeuw (zeker niet van de eerste helft ervan).
Pas na 1830 werd er nagedacht over de modus van de inspiratie, voorheen hield men vaak een woordelijke of letterlijke inspiratie of inspiratie in dicteevorm. De belangrijkste schrijver -met grote invloed op Newman- over schrift en inspiratie op het einde van de 18de en begin 19de eeuw was Thomas Scott (1747-1821), die zich bekeerd had van het unitarisme en een commentaar op de hele bijbel schreef. Zijn beschrijving van zijn eigen bekering The Force of Truth (1779) maakte zoals opgemerkt een grote indruk maken op Newman.[36]
Een aantal groepen, ook niet-evangelicals, hadden milleniaristische speculaties, m.n. ten tijde van de Franse revoluties en de oorlog met Napoleon.

4.4 Gevolgen voor de staatskerk

Een belangrijk gevolg van de evangelische beweging was dat in Engeland de protestantse natie niet langer identiek was aan de staat. Door het evangelicalisme werd er steeds meer nadruk meer gelegd op de onzichtbare kerk en verloor de staatskerk aan invloed. Heel veel invloed in deze richting had John Milners History of the Church of Christ (1794) “It is certain that, from our Saviour’s time to the present, there have ever been persons whose dispositions and lives have been formed by the rules of the New Testament; men who have been real, not merely nominal Christians...”.[37] Het zich identificeren met de onzichtbare kerk hielp de individuele evangelical om zijn eigen kleine gemeenschap te overstijgen en wekte bij velen ook interesse in andere denominaties. Het leidde overigens ook tot afscheidingen zoals de grote afscheiding van de Church of Scotland (1843) o.l.v. Thomas Chalmers die leidde tot de Free Church of Scotland.[38] Daarnaast had je Edward Irving (1792-1834) die de Catholic Apostolic Church stichtte (deze naam pas in 1847), met o.a. een pinksterbewegingachtige neiging en hun eigen (tijdgenoten) apostelen.
Daarnaast ontstond in Dublin rond 1827 en vervolgens in 1831 in Plymouth een pre-milleniaristische evangelische beweging rond John Nelson Darby (pr. 1826) die vanaf 1828 een rondtrekkend prediker werd.[39] Deze groep heette de Plymouth Brethren.[40] Francis Newman sloot zich erbij aan in 1828. Uit deze kringen kwam Henry B. Bulteel die in 1831 in open lucht predikte. De groep streefde naar een strikte observantie van het Christendom zoals de Bijbel dat leerde.
Het feit dat velen de Anglicaanse kerk de rug toekeerden deed het besef groeien dat men in een diepe crisis verkeerde.

5 Oxford.

Op 14 december 1816 werd John Henry Newman ingeschreven aan Trinity College te Oxford. Pas toen de postkoets die ochtend voorreed besliste Newmans vader -die zelf niet aan de universiteit gestudeerd had- dat John Henry naar Oxford en niet naar Cambridge zou gaan. Een verder onbekende Mr. John Mullens, een Exeter-man, die in Oxford verbleef en die curate was van de St. James, in Piccadilly, introduceerde Newman. Omdat inschrijven aan Exeter College niet lukte kwam Newman uiteindelijk in Trinity (o.l.v. president Dr. Lee) terecht.[41] Zoals gebruikelijk moest hij na zijn inschrijving wachten tot er een kamer vrijkwam.
Op 21 december verliet Newman voorgoed Ealing. De tijd voor hij naar Oxford kon vertrekken bracht hij door in het huis in Alton, waar zijn vader nu een brouwerij runde, deze was eigendom van de mede-eigenaar van zijn banking-house.
Op 8 juni 1817 trok hij naar Oxford, waar het schooljaar ten einde liep en waar hij drie weken verbleef in een bijna uitgestorven college om zijn “residence qualification” te halen. Hier leerde hij een andere nieuwkomer John William Bowden kennen. Deze was op de kop af drie jaar ouder dan hij. Zij werden vrienden tot aan Bowdens dood in 1844. Newman kon in die eerste weken niet uitvissen wat er van hem verwacht werd. In oktober begonnen de studies echt o.l.v. de tutor Thomas Short.[42] Zijn private-tutor was James Adey Ogle (1792-1857). Op de laatste zondag van november deed hij zijn eerste communie in de kapel van het college. De volgende zomer zou hij gevormd worden.
Newman won in dit eerste jaar reeds, aangespoord door Short, (er waren 11 kandidaten) een beurs van 60 pond op 18 mei 1818 (dit is Trinity Monday).[43] Hij werd zo Scholar of Trinity voor 9 jaar.
In de zomer van 1818 las hij Gibbons Church History en werken van John Locke.[44] Locke is zover wij weten de eerste filosoof wiens werk hij las.[45] Newman dacht op dat moment nog niet aan een geestelijke carrière in de kerk van Engeland. Hij dacht aan een carrière in de rechten en werd met het oog daarop in november 1819 lid van Lincoln's Inn.[46] In Oxford voelde hij zich thuis. Hij was enthousiast over de studie en geleerdheid. De uitspattingen van het studentikoze leven stoorden hem, m.n. de viering van de zogenaamde Gaudy, het feest van het college, in Trinity op Drievuldigheidszondag, (= de zondag na Pinksteren). Hij weigerde deel te nemen aan studentenfeesten waarbij veel gedronken werd. Meestal studeerde en werkte hij samen met John Bowden, met wie hij ook in de vrije tijd optrok. Zij hadden dezelfde verjaardag en samen werkten zij keihard. In de herfst (eerste trimester) van 1819 werkten zij 11-12 uur per dag om zich voor te bereiden op hun examen. Daarnaast hadden zij een uur om te wandelen (soms te roeien) en een uur om te dineren. Tegen september 1820 werd dit 13-14 uur per dag.[47]
Zijn baccalaureaat (Bachelor of Arts, afgekort BA) haalde hij in december 1820 met de hakken over de sloot. Newman kreeg zelfs geen “second class” maar was in het spraakgebruik van Oxford “under-the-line”. Uitgeput en overwerkt behaalde hij niet de waardering die hij (en het college) verwacht hadden. In zijn notities wijt hij het mislukken aan zijn ambitie, maar ook aan zijn gebrek aan ervaring en rijpheid, waardoor hij veel tijd verloren had.[48] Ook het systeem van tutorship was niet ideaal om hem voor te bereiden. Zijn notities uit die tijd tonen duidelijk aan dat zijn leven zich in zijn beleving afspeelt voor het aanschijn van God. Het is zijn evangelisch inzicht: elke gebeurtenis, tegenslag, enz. komt van God komt, die er Zijn bedoelingen mee heeft.
Op 11 januari 1821 vinden wij -zonder verdere info- in zijn dagboek de notitie dat hij gekozen heeft voor het kerkelijk ambt.
In 1821 volgde hij enkele lessen geologie bij William Buckland (1784-1856),[49] maar hij was ontgoocheld over het feit dat deze wetenschap pas in zijn kinderschoenen stond. In 1822 volgt hij bij Rigaud de Lectures in Natural Philosophy.[50]
Vanaf zijn bekering in 1816 hield Newman aantekeningen bij over zijn innerlijk leven, gewetensonderzoek enz. Heel veel daarvan is bewaard. Het geeft een inzicht in zijn oprecht zoeken naar God alsook zijn klachten over lusteloosheid in gebed, verstrooidheid enz. Het mislukken in 1820 zorgt ervoor dat hij steeds minder uit is op wereldse eer en dat hij zijn hart nog meer richt op God.
In februari 1821 keerde hij terug naar Oxford, waar hij aan het einde van het schooljaar zijn kamers moet ontruimen. Hij verhuisde daarop naar een coffee-house in Broad Street op de hoek met Holywell, waar John W. Bowden ook woonde en waar ook zijn broer Francis kwam wonen. De Newman-broers hadden niet de gemakkelijkste verhouding met elkaar. Door bemiddeling van Thomas Short kreef hij een privé-leerling, hetgeen hem 100 pond per jaar opleverde.[51] Vanaf dat moment zal hij er een hele rij hebben.[52]
De dag voor hij terugkeerde voor de laatste trimester (Easter term) in 1821 vroeg zijn vader wat hij wilde worden. Hij zegt dan dat hij geen carrière in de rechten wil, maar in de Kerk. Over het hoe, waar, waarom enz. bestaat er geen informatie, behalve dat het in de autumn term van 1821 steeds vaster vorm aannam.[53] Zijn scholarship stelde hem in staat om nog een aantal jaren in Oxford blijven.
Newman bad veel, op gezette tijden, maar ook tijdens lange eenzame wandelingen. In die zomer ging Newman iedere twee weken ter communie[54] en steunde hij zijn broeder Francis - die ook onder invloed van Mayers gekomen was- toen deze weigerde een brief voor zijn vader over te schrijven omdat het zondag was. Dit zijn duidelijke tekens van zijn evangelische overtuiging.[55] Dit was op een zondag eind 1821 of begin 1822 toen zijn vader kennelijk nogal wat van deze brieven te schrijven had hij weer bankroet dreigde te gaan.[56] Eind 1821 werd Newmans vader failliet verklaard en de inboedel van het huis (Southampton Street) werd in januari 1822 publiek verkocht voor hun huis. De Newmans verhuisden naar Kentish Town en vandaar naar Holborn. De herinnering hieraan zal Newman nooit loslaten.[57]

6 Oriel College.

6.1 Fellow

Oxford, Oriel Square 02

Een typisch gegeven van het Engelse universitaire systeem is het systeem van fellows (gezellen). In Newmans tijd konden begaafde studenten zich kandidaat stellen. Als er een vacature kon men afhankelijk van het betreffende college (al dan niet na een toelatingsproef) uitverkoren worden. De fellows kregen een inkomen van het college en de facto vormden de fellows de kern van een college. In de tijd van Newman bleef men fellow tot men zelf afstand deed of totdat men huwde. Een fellow van een beroemd college ontleende hieraan een levenslange erkenning. Omgekeerd gold ook: hoe beroemder de fellows van een college, hoe beroemder het college.
In Newmans dagen was Oriel College het meest in aanzien. Ieder aankomend talent in Oxford droomde ervan om daar fellow te worden. Oriel had zijn roem te danken aan het feit dat het het eerste college was dat zich aan het begin van de 19de eeuw hervormde en hoge eisen oplegde aan zijn bewoners. Oriel testte het fellow-examen niet zozeer de hoeveelheid kennis van de kandidaten als wel de manier waarop zij konden redeneren.
Ondanks zijn slecht baccalaureaat, het negatief advies van zijn vrienden en zijn zeer jonge leeftijd besloot Newman reeds op het einde van 1821 om zijn kans te wagen. Het examen duurde altijd vier volle dagen (tot het te donker werd om te schrijven) vond plaats te beginnen op paaszaterdag en dan drie dagen in de week na Pasen. Het vond plaats amper twee weken na het bankroet van zijn vader in Londen.
Het examen (met 10 anderen)[58] verliep moeizaam. Aan het einde van de eerste dag - acht uur zittend op keiharde banken- meende hij dat hij niets van zijn Latijnse verhandeling gebakken had. Op de tweede examendag (paasmaandag) werd hij halverwege de dag ziek en moest hij een onvoltooid werk inleveren. Op dinsdag was er geen examen. Die dag voelde hij zich heel onzeker en wilde hij opgeven, maar zijn gebed om sterkte werd wonderwel verhoord.[59] Immers in Oriel waren de examinatoren zo onder de indruk van Newmans werk dat drie fellows (Tyler, de decaan; James en Dornford) discreet informatie over Newman kwamen inwinnen in Trinity. Thomas Short was ‘so excited by this visit’ dat hij Newman ontbood, zogenaamd om het naar de stand van zaken te vragen. Hij bood hem een stevige maaltijd aan en zonder te reppen over het (geheime) bezoek pepte hij Newman op.[60] Tijdens de lange uren van het volgende examen vond Newman steun in het motto van Oriel dat in het glas-in-loodraam staat: “Pie repone te”. (Vrome man rust uit! of Chill out!).
Op zaterdag 12 april 1822 luidden de klokken van de universiteit om tot aller verbazing te verkondigen dat Newman het fellowship gewonnen had.[61] Niemand had hem een kans toegedicht en zijn eigen college Trinity, dat al jaren als een zwak broertje bestempeld werd, stond die dag compleet op zijn kop. In Oriel ontmoette hij in de Common Room (vergaderruimte) zijn collega-fellows met onder hen John Keble (1792-1866, fellow in 1811). Hij is onder de indruk van de persoon Keble. Het zou nog een tijd duren voor hij met hem bevriend zou worden.
Newman hoorde vanaf dat ogenblik tot de top van de intelligentsia van Oxford.
De sfeer in Oriel was noch High Church noch Low Church maar werd gekenmerkt door gematigdheid en begrip. De leiders zoals Edward Copleston, Richard Whately, John Davison, Edward Hawkins en Thomas Arnold, allen gelovige mannen, waren een beetje verdacht temidden van de overwegend high-and-dry gezinden in de leidinggevende kringen in Oxford. Newman die aanvankelijk evangelical was voelde zich redelijk vrij en geaccepteerd binnen deze ruimdenkende kring, alhoewel geen van de andere sympathie had voor zijn Evangelicalism.[62]

6.2 Newman kruipt uit zijn schulp

Newman was nog heel jong en erg verlegen. Hij moest nog uit zijn schelp kruipen. De opdracht om dat te doen kreeg Richard Whately (1787-1863), die evenwel niet meer in Oriel woonde omdat hij gehuwd was (1821), maar wel in Oxford verbleef. Whately nam daarop Newman onder zijn hoede. Hij nam hem o.a. mee op zijn wandel- en (paard)rijtochten.[63] Hij vond in Newman een aandachtig toehoorder om zijn eigen gedachten te slijpen.
Hij leerde hem “to think correctly, and ... to rely on myself”.[64] In 1825-26 zou hij onder hem dienen in St Alban’s Hall. In deze jaren werkte hij hard. Hij steunde zijn familie financieel. Alleen al Frank, ook in Oxford, kostte hem tussen 1821-27 600 pond. Begin 1823 had hij vier leerlingen. Hij zag toe op de opleiding van zijn zussen enz. Hij sliep slechts een viertal uur per nacht.[65]

6.3 Newmans werkzaamheden in Oxford

Om de ontwikkeling van Newman te schetsen willen wij eerst het kader van gebeurtenissen en activiteiten schetsen waarbinnen dit gebeurde.

6.3.1 Diaken en priester.

Op 13 juni 1824 werd Newman diaken gewijd in Christ Church Cathedral (het is ook de kerk van St. Frideswide, patrones van Oxford) en in mei reeds werd hij kapelaan (curate) van de St. Clement-kerk in Oxford, aan de overkant van Magdalen Bridge.[66] Deze wijding greep hem heel erg aan.[67] Hij wijdde zich aan de pastoraal onder de oude zieke pastoor, John Gutch, die toen in de tachtig was. Newman wilde op jonge leeftijd met het parochiewerk vertrouwd zijn. Hij zet zich enorm in voor zijn 2000 parochianen, die hij zonder onderscheid allemaal persoonlijk bezocht. Hij zamelde ook geld in voor een nieuwe kerk, die voltooid wdrd na zijn vertrek in 1826.[68] In zijn notities (dit is voor de inzichten die hij later kreeg, en die wij eerder hebben aangehaald) lezen wij hoe hij in deze periode nog onder invloed stond van zijn protestantse ideeën en een streng onderscheid maakte tussen uitverkorenen en verworpenen. Hij zorgde voor de armen, de stervenden, enz. In deze tijd had hij ook de zorg voor twee leerlingen. Het geld van deze privé-lessen had hij nodig om ook de studies van zijn broer Francis te kunnen betalen. Hij had voor de diakenwijding in Londen informatie ingewonnen om missionaris te worden. Hij zou ook lange tijd secretaris zijn van de Oxfordse afdeling van deze kerkelijke missievereniging: de Church Missionary Society. Door zijn parochiewerk ontdekte hij hoeveel er nog in eigen omgeving te doen was en het verlangen naar de missie verdween daardoor kennelijk.
Op 29 mei 1825 werd hij priester gewijd in Christ Church. Dit was overigens in de Anglicaanse kerk in die tijd eerder een formaliteit, zoals de installatie van een pastoor in de katholieke Kerk. Hij zelf beleefde dit wel als een hoogtepunt. In deze tijd (vanaf 16 oktober 1824) was hij ook nog vice-Principal (vice-hoofd) van St. Alban's Hall in Oxford, een weinig in aanzien staande residentie waar een dozijn (zwakkere) studenten die geen college konden vinden verbleven. De leiding berustte bij Whately. Dit zorgde voor een heleboel praktisch en organisatorisch werk.
Op 29 september 1824 stierf zijn vader, waardoor hij ook verantwoordelijke werd voor het financiële welzijn van zijn familie.[69]
De sfeer in Oriel was zoals opgemerkt noch High Church noch Low Church maar werd gekenmerkt door gematigdheid en begrip. De leiders zoals Edward Copleston, Richard Whately, John Davison, Edward Hawkins en Thomas Arnold waren een beetje verdacht temidden van de overwegend high-and-dry gezinden in de leidinggevende kringen in Oxford. Newman die aanvankelijk evangelical was voelde zich redelijk vrij en geaccepteerd binnen deze ruimdenkende kring.[70]
Tijdens zijn parochiewerk (mei 1824 - begin 1826) veranderden Newmans religieuze opvattingen. Hij zag dat calvinisme (evangelicalism) niet de sleutel was tot het verstaan van de menselijke natuur. Newmans vroeg zich af of de onderwaardering van kerk en sacramenten van de evangelicals geen gevolg was van hun protestantisme.[71] In de zomer van 1824, die hij vanwege zijn parochiewerk in Oxford doorbracht, wees Edward Hawkins hem op John Birds Apostolic Preaching Considered in an Examination of St. Paul's Epistles uit 1815, dit boek hielp hem zijn evangelische principes te overwinnen. Hij las overigens in deze tijd voor de eerste keer de kerkvaders Ignatius en Justinus maar het was vergeefse moeite. Later zou hij stellen dat men zonder kennis van de theologie en de kerkgeschiedenis niet aan de kerkvaders moet beginnen.[72].
Jaren eerder, op 31 mei 1818 hoorde hij, nog gewoon een jonge student, in St. Mary's een preek van Hawkins waarin deze sprak over de mondelinge overlevering (traditie) die diende om de harten voor te bereiden op het geloof en waarin hij stelde dat de Schrift niet bedoeld is om de geloofsinhoud te leren, maar enkel om deze te bewijzen.[73]
In de zomer van 1823 had hij een lang gesprek met zijn broer Charles die steeds sceptischer stond tegenover het Christendom. Op het eind van het jaar (12 december) stuurde hij hem een lange brief die hieraan gewijd was. In maart en april 1825 ontwikkelde hij in twee brieven zijn apologetische benadering door te stellen dat het verwerpen van het Christendom voorkomt uit een fout van het hart niet van het verstand.[74]Hier begint een thema dat Newman heel zijn leven zal fascineren.
Op 29 september 1824 was hij aanwezig bij het sterven van zijn vader in Londen. Vanaf nu had hij ook nog de leiding van de familie.
In mei 1825 stierf zijn geliefde grootmoeder (van vaderskant) onverwacht. In een brief aan zijn tante Elizabeth schrijft hij dat zij twee zijn gedachten naar religie gericht hebben.[75] In de zomer van 1825 verbleef hij twee weken bij zijn vriend John W. Bowden in Southampton (va 27 september), met wie hij het eiland Wright bezocht en de familie Ward (grootvader van W.G. Ward). In 1826 was hij weer op het eiland.
In de maanden na 25 juni 1825 las hij het toen heel populaire werk van Joseph Butler: Analogy of Religion (1736). Van hem leerde hij m.n. het principe van analogie, die bestaat tussen alle werken van God, zowel in de schepping als in de Openbaring en dat Gods manifestatie in de “natuurlijke” en “geopenbaarde” religie complex en mysterieus is.[76] Hij leerde het principe van sacramentalisme, nl. dat materiële dingen “types” en instrumenten van geestelijke dingen kunnen zijn.[77] Een ander punt dat hij van Butler leerde is “Probability is the very guide of life”. Hij is ervan overtuigd dat zekerheid in geloof redelijk is, niet omdat het bewezen wordt op een syllogistische manier zoals Richard Whately leerde, maar door een opeenstapeling van convergerende argumenten. Hij werkt dit later uit in de Grammar (1870).[78] In mei 1825 beëindigt hij zijn artikel over Cicero voor The Encyclopaedia Metropolitana.[79] In maart begint hij aan de voorbereiding van twee artikelen, een over Apollonius van Tyana en een ander over wonderen, waaraan hij vanaf juni schrijft.[80] Tegelijk werkt hij in St Alban Hall en in de parochie. In feite werkt Newman boven zijn krachten en stevent hij af op een burn-out. Vanaf januari 1826 leidt hij aan “chronic indigestion”. Pusey die eerst aangewezen was om hem in de parochie te helpen vertrekt voor studie naar Duitsland.
Hij werkt overigens zeer nauw samen met Whately aan diens boek Elements of Logic (1826) en hij werkte mee aan Whately's artikel hierover in The Encyclopaedia Metropolitana.[81]
Van Hawkins zei hij: “He was the first who taught me to weigh my words, and to be cautious in my statements.”[82] In deze tijd neemt hij ook de sacramentaliteit van het doopsel aan, voorheen had hij een protestantse visie.

6.4 Zijn geestelijke ontwikkeling

Tijdens zijn parochiewerk (mei 1824 - begin 1826) veranderden Newmans religieuze opvattingen, aanvankelijk nog erg protestants, met een streng onderscheid tussen uitverkorenen en verworpenen. Hij zag dat calvinisme (evangelicalism) niet de sleutel was tot het verstaan van de menselijke natuur. Newmans vroeg zich af of de onderwaardering van kerk en sacramenten van de evangelicals geen gevolg was van hun protestantisme.[83]

6.4.1 Principes van inspiratie en traditie

In Oriel, dat onder de leiding stond van Edward Copleston, onderging hij de invloed van de oudere fellows Richard Whately en van Edward Hawkins (1789-1882; pastoor van de St. Mary’s vanaf 1823, waar hij met de zondagmiddagpreken begon). Omdat Hawkins pastoor was, was hij met Newman een van de weinigen die in de zomer van 1824 aanwezig waren in Oriel.[84] Van Edward Hawkins leerde hij een ruimere visie op de inspiratie van de Schrift[85] en het principe van traditie.[86] Dit was een openbaring voor John Henry. Hij beschrijft hoe een preek (University Sermon) van Hawkins hem leerde dat de H. Schrift - en dat is duidelijk bij eerste lezing - niet bedoeld is om leerstukken te verkondigen.[87] Ook Whately hield dit, dit sloeg de bodem weg onder de Bible Society, waarvan Newman lid was vanaf 1824. Hawkins voorspelde hem ook dat er een grote aanval op de Schrift en de canon in het verschiet lag.[88] Hawkins wees Newman, naar aanleiding van diens eerste preek in de parochie erop dat zijn tweedeling tussen echte Christenen (die zich bekeerd hebben) en nominale Christenen niet door ons te maken is en geen stand houdt bij nader toezien. Er zijn vele graden van vurigheid tussen de Christenen. Om zijn opmerking te onderbouwen leende Hawkins hem in 1824 John Bird Sumners Apostolical Preaching Considered in an Examination of St. Paul's Epistles. Dit boek hielp hem zijn evangelische principes te overwinnen.[89]
Hij las overigens in deze tijd voor de eerste keer de kerkvaders Ignatius en Justinus maar het was vergeefse moeite. Later zou hij stellen dat men zonder kennis van de theologie en de kerkgeschiedenis niet aan de kerkvaders moet beginnen.[90].

6.4.2 Principe van apostolische opvolging

Tijdens een gesprek met collega-fellow William James (in 1823) leerde hij de leer van de apostolische opvolging (successie) kennen.[91]

6.4.3 Principe van de (zichtbare) Kerk

Hij leert in deze tijd van Whately de betekenis van de (zichtbare) kerk, een door God gewilde organisatie, onafhankelijk van de overheid en het belang van de traditie. Dit gaf hem een aantal nieuwe inzichten o.a. dat de kerkelijke bedienaren onafhankelijk van de overheid moeten zijn.[92] Newman schrijft zelf dat hij op theologisch vlak Whatelys invloed onderging van 1822-1826, tot hij Hurrell Froude leerde kennen.[93] Newman maakte zich in deze periode de drie fundamentele principes van de latere Oxfordbeweging eigen: traditie, apostolische opvolging, de onafhankelijkheid van de Kerk.

6.4.4 Sacramentaliteit

In de maanden na 25 juni 1825 las hij het toen heel populaire werk van Joseph Butler: Analogy of Religion (1736). Van hem leerde hij m.n. het principe van analogie, die bestaat tussen alle werken van God, zowel in de schepping als in de Openbaring en dat Gods manifestatie in de “natuurlijke” en “geopenbaarde” religie complex en mysterieus is.[94] Hij leerde het principe van sacramentalisme, nl. dat materiële dingen “types” en instrumenten van geestelijke dingen kunnen zijn.[95] Een ander punt dat hij van Butler leerde is “Probability is the very guide of life”. Hij is ervan overtuigd dat zekerheid in geloof redelijk is, niet omdat het bewezen wordt op een syllogistische manier zoals Richard Whately leerde, maar door een opeenstapeling van convergerende argumenten. Hij werkt dit later uit in de Grammar (1870).[96] In mei 1825 beëindigt hij zijn artikel over Cicero voor The Encyclopaedia Metropolitana.[97] In maart begint hij aan de voorbereiding van twee artikelen, een over Apollonius van Tyana en een ander over wonderen, waaraan hij vanaf juni schrijft.[98] Tegelijk werkt hij in St Alban Hall en in de parochie. In feite werkt Newman boven zijn krachten en stevent hij af op een burn-out. Vanaf januari 1826 leidt hij aan “chronic indigestion”. Pusey die eerst aangewezen was om hem in de parochie te helpen vertrekt voor studie naar Duitsland.
Hij werkt overigens zeer nauw samen met Whately aan diens boek Elements of Logic (1826) en hij werkte mee aan Whately's artikel hierover in The Encyclopaedia Metropolitana.[99]
Van Hawkins zei hij: “He was the first who taught me to weigh my words, and to be cautious in my statements.”[100] In deze tijd neemt hij ook de sacramentaliteit van het doopsel aan, voorheen had hij een protestantse visie.

6.5 Andere invloeden en vriendschappen

6.5.1 Blanco White

In Oriel was hij ook bevriend met Blanco White (1775-1841), een Spanjaard van Ierse afkomst. Hij was katholiek priester geweest, vluchtte in 1810 naar Engeland en werd anglicaan. Hij werd een soort ere-fellow van Oriel. White was iemand die aan het afglijden was naar rationalisme. Hij zou later via unitarist inderdaad puur rationalist/pantheïst worden. Met de briljante White heeft Newman in deze tijd waarschijnlijk meer over fundamentele zaken, los van de typisch Anglicaanse vraagstelling, gesproken zoals het liberalisme en rationalisme met hun aantrekkingskracht en argumenten.[101] Met White samen speelde hij ook vaker viool. Van hem leerde hij ook een ruimere visie op "inspiratie" dan die welke gangbaar was in Anglicaanse kringen.[102]
Op het vlak van zijn geestelijk leven probeerde Newman een sober leven te leiden. Uit zijn notities blijkt dat hij gewetensonderzoek deed en dat hij in de eerste tijd nog altijd evangelisch dacht en nog contact had met Walter Mayers.[103]

6.5.2 John Keble

Keble verbleef in Oriel tot in 1823. Toch had Newman nauwelijks contact met hem in die tijd. In de brieven van Newman uit die tijd vinden wij geen enkele verwijzing van betekenis naar Keble. Pas in 1828 zouden zij nauwer contact met elkaar krijgen.

6.5.3 Charles Lloyd

Naast de invloed van Whately onderging hij ook die van Charles Lloyd (Regius Professor of Divinity at Christ Church). Whately en Lloyd waren mekaars rivalen. Lloyd was een geleerde, een kenner van de kerkgeschiedenis, de literatuur en de kerkvaders, Whately daarentegen was meer de originele denker.[104]
In november 1823 volgt hij bij Lloyd o.a. samen met Pusey diens publieke lessen over theologie. Lloyd hield andere opvattingen dan Whately maar als leraar wist hij ook Newman -net als Whately- uit zijn tent te lokken. Lloyd was geen originele denker maar een scholar en liet als zodanig minder indruk op Newman achter. Pusey zou echter de ware leerling van Lloyd zijn en spoedig zijn studies verderzetten in Duitsland.
Newman volgde in 1823 en 1824 (tot zijn wijding) samen met een aantal Masters of Arts (geen undergraduates) de lessen van Dr. Charles Lloyd, de Regius professor van theologie.[105] (Deze was erg High Church). Deze lessen waren een experiment van Lloyd in een poging om de kennis van de theologie aan de universiteit op te krikken. Dit is voor hem een nieuwe aanpak. Newman is er aanvankelijk samen met de collega-fellows: Pusey, Richard William Jelf en Churton (samen met Pusey gekozen) en vier fellows van Christ Church. Het feit dat hij ook hier in de les zijn mening moest leren verwoorden hielp hem vooruit.

6.6 Tutor in Oriel.

Oriel College, Dining Hall, Oxford-3610737191

Alhoewel fellows recht hadden op onderdak in Oriel was het de gewoonste dat ze er geen gebruik van maakten voor ze ook daadwerkelijk een taak in het college hadden.
In Oriel ontmoette hij in de loop der jaren ook andere personen, waarvan enkelen veel zouden betekenen in de komende Oxford-beweging: Edward Bouverie Pusey (1800-1882, fellow in 1823) en in 1826 Richard Hurrell Froude en Robert Wilberforce, in 1833 Frederic Rogers ... .
Op 20 januari 1826 aanvaardde Newman de benoeming tot tutor aan Oriel College, die inging na Pasen.[106] Op 21 maart nam hij als fellow en tutor intrek in Oriel. Voorheen had hij -behalve tijdens de vakanties- op kamers gewoond. Bij het begin van deze nieuwe opdracht moest hij zijn taken in St Alban Hall en in de St. Clement parochie beëindigen. Een tutor is een functie, eigen aan Engelse universiteiten. Hij had de opdracht om een aantal studenten van vrij nabij te volgen en hen met raad en daad bij te staan, zowel op het vlak van de intellectuele, de morele en religieuze vorming. Aan de laatste twee punten werd in Newmans tijd overigens vrijwel geen aandacht geschonken en in de regel liet de tutor het werk over aan een andere private tutor. Op 31 maart van dat jaar werden twee andere mannen die een grote betekenis voor Newman zouden hebben fellows van Oriel: Richard Hurrell Froude en Robert Wilberforce.
Newman ontdekt in deze jaren ook zijn talenten in de pedagogie. Hij zag zijn opdracht als een goddelijke gave en opdracht.
Op zondag 2 juli 1826 preekte hij de eerste van zijn vijftien preken voor de Universiteit,[107] waarin hij de verhouding tussen geloof en rede behandelde. Zij werden gepubliceerd in 1843 als Fifteen Sermons Preached before the University of Oxford. In 1828 sloot hij vriendschap met Hurrell Froude met wie hij m.n. van 1826 contact had.

7 Tweede “bekering”.

7.1 Liberalisme en rationalisme

Zijn Evangelische neiging (met o.a. het zeker-zijn van uitverkiezing, de tweedeling van de mensen in uitverkorenen en verdoemden) had invloed van Richard Whately, Edward Copleston, John Davison, Edward Hawkins en Thomas Arnold (de zogenaamde Noetics van Oriel, Copleston was de geestelijke leider) en zijn eigen pastorale ervaringen, plaats gemaakt voor rationalisme en religieus liberalisme. Met religieus liberalisme werd toen een louter rationele benadering van de godsdienst bedoeld. Deze neiging versterkte zich in Newman tot in 1827. Hij begon zijn zo geliefde dogma van de Drievuldigheid louter intellectueel te bekijken en leverde kritiek op de geloofsbelijdenis van Athanasius in een preek “On the Mediatoral Kingdom of Christ” in Oriel Chapel in mei 1827.[108] Hij schrijft een artikel over een heleboel wonderen die hij niet wil aannemen.[109] Liberaler dan dit zou Newman nooit meer zijn.
Na het voltooien van zijn artikelen voor de Encyclopaedia Brittannica in de zomer van 1827? begon hij te denken aan een nieuw werk dat hem 20 jaar zou bezighouden, nl. het lezen van de kerkvaders.[110] Dit was geen loze bevlieging, maar volgde uit zijn interesse voor de Kerk en de traditie.
Rond 1827, gewaarschuwd door John Keble en Hurrell Froude, werd Newman zich bewust van de gevaren van het rationalisme en van de zogenaamde “Evidential School” rond Richard Whately. Newman schrijft later in de Apologia[111] dat een tijdgenoot opmerkte: “the Oriel Common Room stank of Logic.”

7.2 Twee tegenslagen

Newman zelf beschrijft dat hij in deze tijd “intellectuele uitmuntendheid boven morele begon te verkiezen”.[112] Hij werd meer en meer een “high Churchman”. Hij zelf beschrijft dat hij van zijn liberalisme en rationalisme genezen werd door twee zware tegenslagen (Apo. 14).
De eerste tegenslag was ziekte (burn-out?). In de herfst werd Newman ernstig ziek. In de zomer en herfst had Newman hard gestudeerd ter voorbereiding van zijn opdracht als examinator te functioneren voor het Bachelaureaatsexamen. Hij had op dat moment ook nog de zorg als tutor voor C.P. Golightly en Henry Wilberforce, die overigens die zomer met hem hadden doorgebracht in Hampstead waar hij gedurende 6 weken E.G. Walsh verving. Ook zijn moeder en zus Mary waren uit Brighton daar naar toe gekomen.
Tijdens de examens (zij waren al 14 dagen bezig) kreeg hij een ernstige inzinking (26 november)[113] en moest hij op doktersadvies vertrekken. Hij ging naar zijn familie intussen in Brighton woonde. Drie dagen daarvoor op 23 november vernam hij dat Edward Copleston, Provost van Oriel, bisschop benoemd in Llandaff, waardoor de post van Provost vacant was.
Tijdens het herstel komt er nog een tweede tegenslag bij: De plotse dood van zijn 19-jarige lievelingszus Mary op 5 januari 1828, vermoedelijk ten gevolge van blindedarmontsteking. Door dit heengaan werd hij zich weer helemaal bewust van de werkelijkheid van de onzichtbare wereld.

7.3 Ommekeer

Hij noemt dit zijn tweede bekering. Hoe deze gebeurtenissen of tegenslagen zijn ogen openden voor het gevaar van het rationalisme en hem genazen van zijn intellectuele trots heeft kunnen wij enkel raden. Newman wijdt er slechts drie regels aan in zijn Apologia.[114]
Op 27 februari 1828 stierf Walter Mayers onverwacht. Newman preekte de herdenkingsdienst in Over Worten op 2 april. Zoals blijkt uit deze preek dacht Newman in deze tijd nog grotendeels evangelisch. Nog in september 1828 noemde Froude hem daarom "a heretic".[115]
In februari 1827 schreef Newman een lang stuk over de kinderdoop, waarin hij het doopsel definitief accepteerde als het objectieve criterium van lidmaatschap van de Kerk.
In een brief van maart 1827 schreef hij dat hij geen opinie heeft over de Catholic Question (in Ierland) w.b. de theologie... . Hij zag het als een louter politieke kwestie.[116] Het ging hier over de emancipatie van de katholieken. Deze zaak kreeg aandacht door de ontwikkelingen in Ierland, maar ook op het continent waar in Duitsland en de Nederlanden dezelfde zaken speelden. In de 1820er jaren waren een aantal zogenaamde Catholic Relief Bills goedgekeurd in het Lagerhuis, maar steeds afgewezen in het Hogerhuis.[117]

8 Literatuur bij deze les

Hier: De algemene literatuurlijst.

  • D.W. Bebbington, Evangelicalism in Modern Britain. A history form the 1730s to the 1980s, London, 1989.
  • Charles Stephen Dessain, "Newman's first Conversion", in: Newman-Studien 3 (1957), 37-53.
  • Geoffry Faber, Oxford Apostles. A Character Study of the Oxford Movement, Penguin, 1933.
  • Francis McGrath, "John Henry Newman: Universal Revelation", Wellwood, Burns & Oates, 1997.
  • F.W. Newman, "Contributions Chiefly to the Early History of the late Cardinal Newman", Londen, 21891.
  • William Tuckwell, Pre-Tractarian Oxford. A Reminiscence of Oriel Noetics, London, Smith, Elder and co, 1909.
  • Frank M. Turner, John Henry Newman. The Challenge to Evangelical Religion, New Haven and London, Yale University Press, 2002.
  • Zeno, John Henry Newman, zijn geestelijk leven, Hilversum, Paul Brand, 1960.

9 Voetnoten

  1. Bv. St. Edmund's College keerde vanuit Douai (daar gesticht in 1568) in 1793 terug naar Engeland en vestigde zich in 1799 in Old Hall Green, Ware.
  2. Info zie: Morse-Boycott, 1933, 9-34.
  3. Morse-Boycott, 9.
  4. De bank heette Ramsbottom, Newman, Ramsbottom & co. Vgl. O’Faolain, 7-11.
  5. Het paar was gehuwd in St. Mary’s, Lambeth op 29 oktober 1799, vgl. L.D. xxix, 102, n.2 en 364 n. 3. De naam wordt vaak verkeerd gespeld als Foudrinier, bv. door Ian Ker.
  6. Richmond-upon-Thames was toen een dorp. Nu is het een wijk van Londen. Het huis, nu Newman House geheten, staat er nog en is onderdeel van Grey Court School in Hamstreet, Richmond. Newman schrijft 80 jaar later daarover: “I dreamed about it when a schoolboy as if it were paradise ...” (Ward I, 29)
  7. Ker, 1.
  8. L.D. xx, 23.
  9. Toen was het een dorp, nu is het een onderdeel van Londen.
  10. Let wel de groepsspelen, zoals voetbal, enz. bestonden in die tijd nog niet.
  11. L.D. i,10.
  12. Vgl. Apo. 3.
  13. Mozley i, 22.
  14. O’Faolain, 46.
  15. John Henry bracht daar later enkel een paar vakanties door. Hij schaamde zich voor deze periode zoals blijkt uit een memorandum over Alton uit 1874, zie L.D. i, 27-28; O’Faolain, 46.
  16. Vgl. O’Faolain, 51.
  17. Voor details, vgl. O’Faolain, 53.
  18. Het lag toen nog buiten Londen zelf.
  19. “'Bible Religion' is both the recognized title and the best description of English religion. It consists, not in rites or creeds, but mainly in having the Bible read in Church, in the family, and in private.” (GA 56; Ker, John Henry Newman. A biography, 3)
  20. In geen enkel werk van Newman heb ik tot op heden een verwijzing naar deze factor, het gevolg van de grootste vulkaanexplosie in “recorded history”, de Tambora, op het eiland Sumbawa Besar, Indonesië, gevonden. Deze eruptie (7 VEI = Vulcanic Eruption Index, vgl. de Krakatau in 1897 was 6 en de uitbarsting van de Vesuvius in 79 was 5), met haar hoogtepunt op 5-11 april 1815 doodde direct 11-12.000 mensen en hulde Indonesië 3 dagen lang in volledige duisternis.
  21. Mayers had aan Pembroke College, Oxford gestudeerd. John Henry en zijn broer Francis ondergingen grote invloed van hem en tot zijn dood in 1828 was hij hun raadsman. John Henry preekte op 23 juni 1824 zijn allereerste preek in de kleine (evangelical) parochie van Mayers (pastoor vanaf 1823) in Over Worton, bij Deddington (ca 30 km. NNW van Oxford), en Francis werkte er als assistent. (Turner, 111-112). [Soms wordt het ook Upper Warton en alle andere varianten genoemd]. Newman preekte er enkele weken na Mayers plotse dood "On the Death of a very dear friend". Mayers ontmoette er en er huwde met Sarah Giberne op het einde van 1824. Bij deze gelegenheid maakt de Newman familie kennis met de Giberne familie. In 1827 (De Memoirs van Francis Newman vermeldt 1826 en 1827 //??) ook met Maria Rosina Giberne, de zus van Sarah (volgens Maria’s autobiografie in 1827). Zie ook: Dessain, "Newman's first Conversion", 41, met enige info over W. Mayers.. // volgens Blehl, Pilgrim Journey. John Henry Newman 1801-1845, London, New Yord, Burns and Oates, 2001, 77 was deze ontmoeting in 1827. Info in: I. Giberne Sieveking, Memoir and Letters of Francis W. Newman, Londen, Kegan Paul, 1909.
  22. Apo. 17-19. Het belang van dit principe zal blijken bij de bespreking van de Development.
  23. “and making me rest in the thought of two and two only supreme and luminously self-evident beings, myself and my creator.” Apo. 18. Deze zelfde woorden ook in PS I, 20 (1833) en zelfde gedachte in Mozley I,25 van 1817 // Ward I, 31.
  24. Dissertations on the Prophecies.
  25. Apo. 19-20. Nb. hierover in Diff. I, 370-371 en Apo. 7.
  26. In de British Critic van oktober 1840 gaf hij een bespreking van James Henthorn Todds, Prophecies relating to Antichrist in the writings of Daniel and Paul, waarin deze laatste afrekende met heel wat van deze Protestantse onzin. Dit is de datum ante quo Newman zijn vooroordelen tegen Rome overwon. Apologia 7 spreekt over 1843.
  27. Dessain, "Newman's first Conversion", 45: “Essentially it was neither more nor less than the full acceptance of the truths of the Christian Faith. There now began that whole-hearted devotion to the cause of Revealed Truth, which was to give Newman’s life its unity.”
  28. Dessain, "Newman's first Conversion", 53: “What was permanent and fundamental was the acceptance of Revealed Religion, and the giving of himself to God in Consequence”.
  29. Dessain (52) (ook Blehl, Pilgrim Journey
  30. Ker, 5: “‘the evangelical process of conversion’ with its ‘stages of conviction of sin, terror, despair, news of free and full salvation, joy and peace, and so on to final perseverance’” (A.W. 79-80 enz.).
  31. Sir Geoffrey Faber, Oxford apostles, 34-35
  32. Middleton (1950), 11 merkt op: “Newman’s sense of the Divine election caused an over-sensitive and already self-centered mind to become still more so.”
  33. Dessain, John Henry Newman, 1966, p. 5.
  34. Turner, 25v
  35. David W. Bebbington, Evangelicalism in Modern Britain: A History from the 1730s to the 1980s, 1989.
  36. Turner, 35-38.
  37. Turner, 41-42.
  38. In de 1820's waren er in Schotland hele gebieden waar men in tongen sprak, profeteerde, wonderbaarlijke genezingen bewerkte, enz.
  39. Vgl. Turner, 48; O’Faolain, 110-112
  40. In het Nederlands bekend als "Vergadering van Gelovigen", soms ook als darbisten.
  41. A.W. 30. Details over welke kamer, zie Middleton (1950), 24 n. 1.
  42. Hij had altijd tijd voor zijn studenten die hem dan ook op handen droegen. Hij had kennelijk meteen in de gaten welke capaciteiten de jonge Newman had. Ker, 9
  43. Normaliter zou hij pas een jaar later een poging gedaan hebben. Doch Short spoorde hem aan het nu al te doen. Zijn vriend Bowden dichtte hem geen enkele kans toe.
  44. L.D. i, 105.
  45. Ward I, 34.
  46. Lincoln’s Inn is een van de vier Inns of Court in Londen. Je moet als advocaat altijd tot een Inn of Court behoren.
  47. Trinity had in de laatste 10 jaar geen enkele first gehaald. Nu waren de verwachtingen hoog gespannen. L.D. i,87. De lijsten met de uren dat zij werkten zie bv. L.D. i,90-93.
  48. Zie ook A.W. 52-53.
  49. L.D. i, 106 en.109. Van Buckland stamt het idee van de ijstijd.
  50. L.D. i,117.
  51. L.D. i, 110.
  52. L.D. i, 120. Op 135-136 staat een lijst van al zijn woonadressen in Oxford van 1821-26 en een lijst van zijn privé-leerlingen. Vgl. O’Faolain, 57-58.
  53. G. Faber, 72; Ker, 16; A.W. 49: “but his failure in the Schools making his prospect of rising in a difficult profession (= the bar) doubtful, and his religious views becoming more pronounced, he decided in the course of 1821, with his father’s full acquiescence, on taking Orders.”
  54. L.D. i, 116.
  55. A.W. 175-6.
  56. O’Faolain, 66.
  57. Turner, 113-114. In 1871 zal een van zijn muziekboeken, met zijn naam erin, dat toen verkocht werd weer opduiken. O’Faolain, 67-69.
  58. L.D. i,123.
  59. Ker, 17.
  60. A.W. 62. [[Thomas Short}Shorts]] relaas hiervan in: vgl. C.E.H. {[sc|Edwards}}, An Oxford Tutor, the Life of the Rev. Thomas Short, London, Elliot Stock, 1909, 42-43. In 1878 herinnerde Newman zich nog exact wat zij toen gegeten hadden.
  61. Het gedetailleerde verhaal van de butler die het bericht brengt, zie A.W. 61-62.
  62. Vgl. Ker, 22.
  63. Faber, 104-111. De twee fellows die vóór Newman gekozen waren, waren een ramp en Whately die na zijn huwelijk nog een half jaar in Oriel verbleef greep deze kans om Newman te begeleiden met twee handen aan. Zij waren in die tijd vrienden en Newman zou het latere verlies van hun vriendschap steeds betreuren. In een brief aan Whately aan 14 november 1826 schrijft Newman dat hij hem “taught to think correctly, and ... to rely upon myself”. (L.D. i, 307, ook noot 1 aldaar A.W. 66 en Apo.)
  64. Ward i, 3, vgl. Mozley I, 105-7?
  65. O’Faolain, 72.
  66. Hij volgde het advies van Pusey en Mayers. L.D. i, 175.
  67. bekend citaat uit AW //
  68. Newman heeft deze kerk nooit bezocht, noch vóór noch na de bouw. In A.W. 72 vermeldt hij dat zijn doopkerk St. Bennet Fink al overleefd heeft, evenals het schoolgebouw en speelplaats van Ealing en zijn eerste parochiekerk (die na de bouw van de nieuwe werd afgebroken).
  69. De relatie van John Henry met zijn broers en zusters, die overigens ook invloed hadden op zijn ontwikkeling wordt hier niet behandeld. Lang voor 1824 was het duidelijk dat Charles een hele vreemde vogel was, die al spoedig helemaal zijn eigen gang zou gaan. Hij verliet de familie onmiddellijk na de dood van zijn vader. Over de Newman-familiebanden, O’Faolain, 75-92.
  70. Vgl. Ker, 22.
  71. A.W. 73-79, 206. Blehl, 65.
  72. Francis McGrath, John Henry Newman: Universal Revelation, Wellwood, Burns & Oates, 1997, 39. Vgl. Ker, 20-27.
  73. Newman verwijst hiernaar in Apo., 9. Het is hier goed op te merken dat hij deze preek hoorde, jaren voor hij Fellow was. Vgl. Middleton, 33.
  74. L.D. i, 219-221 en 224-228 =Ker, 25 hierin zijn reeds zijn ideeën over antecedent probability en first principles te vinden. Deze correspondentie is nog uitgebreider dan deze brieven.
  75. L.D. i, 251.
  76. Voorbeelden die Butler geeft zijn, een geneesmiddel dat een zieke geneest kan je zien als een analogie voor de verlossing van de mens. Of God regeert de wereld, zoals een heerser zijn volk, of een vader zijn gezin. Dit laatste is een argument voor Gods morele leiding over deze wereld.
    Vgl. L.D. x, 298. (1844) Hier gebruikt hij de ontwikkeling in het O.T. als analogie voor die in het N.T. en de tijd van de Kerk.
  77. Gilley, 57. Middleton (1950), 38.
  78. Reeds in de Development of Christian Doctrine (1845) werkt hij het idee van antecedent probability uit als onderdeel van een overtuigende redenering.
  79. Mogelijk heeft Cicero meer invloed op hem gehad dan gewoonlijk wordt verondersteld. Hijzelf noemt hem ‘the greatest master of composition that the world has seen’ (Ker, 24) en ook Francis Newman stelt dat John Henry zijn controversiële talenten aan Cicero te danken heeft. F.W. Newman, Contributions Chiefly to the Early History of the late Cardinal Newman, Londen, 21891,44. Het artikel is te vinden in H.S. I.
  80. L.D. i, 216.
    The Essay on Apollonius of Tyana, verscheen in 1825-1826 en zijn te vinden in H.S. I. The Essay on Miracles is te vinden in Mir. 3-96. Voor korte bespreking van deze essays, zie Vélez, 32-36.
  81. Middleton, (1950), 44-45. L.D. i, 306 n. 2.
  82. Ker, 22.
  83. A.W. 73-79, 206. Blehl, 65.
  84. A.W. 76-77.
  85. Meestal hield men een letterlijke inspiratie.
  86. Voor Hawkins lag de kern van zijn theorie in de openingszinnen van het Lucas-evangelie: “Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben plaats gevonden aan de hand van de gegevens, welke ons werden overgeleverd door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in dienst van het woord zijn getreden. Vandaar, edele Teofilus, dat ook ik besloot ... voor u een ordelijk verslag te schrijven.” In het Engels van de toenmalig gebruikte vertaling is het duidelijker nog: “Forasmuch as many have taken in hand to set forth in order a declaration of those things which are most surely believed among us ... it seemed good to me also to write unto thee, excellent Theophilus.” Vgl. O’Faolain, 99-100. “Those things” staat voor de contextuele kennis over de leer van Christus die de volgende generaties mondeling overgeleverd kregen.
  87. Het was de preek van 31 mei 1818 over traditie. (Apo. 10)
  88. Apo. 9. Ook van Blanco White leerde hij dit. Over hem ev. Middleton (1950), 39.
  89. Ker, 22-23 geeft nog andere elementen.
  90. Francis McGrath, John Henry Newman: Universal Revelation, Wellwood, Burns & Oates, 1997, 39. Vgl. Ker, 20-27.
  91. Apo. 10.
  92. Apo. 12; A.W. 69.
  93. A.W. 69.
  94. Voorbeelden die Butler geeft zijn, een geneesmiddel dat een zieke geneest kan je zien als een analogie voor de verlossing van de mens. Of God regeert de wereld, zoals een heerser zijn volk, of een vader zijn gezin. Dit laatste is een argument voor Gods morele leiding over deze wereld.
    Vgl. L.D. x, 298. (1844) Hier gebruikt hij de ontwikkeling in het O.T. als analogie voor die in het N.T. en de tijd van de Kerk.
  95. Gilley, 57. Middleton (1950), 38.
  96. Reeds in de Development of Christian Doctrine (1845) werkt hij het idee van antecedent probability uit als onderdeel van een overtuigende redenering.
  97. Mogelijk heeft Cicero meer invloed op hem gehad dan gewoonlijk wordt verondersteld. Hijzelf noemt hem ‘the greatest master of composition that the world has seen’ (Ker, 24) en ook Francis Newman stelt dat John Henry zijn controversiële talenten aan Cicero te danken heeft. F.W. Newman, Contributions Chiefly to the Early History of the late Cardinal Newman, Londen, 21891,44. Het artikel is te vinden in H.S. I.
  98. L.D. i, 216.
    The Essay on Apollonius of Tyana, verscheen in 1825-1826 en zijn te vinden in H.S. I. The Essay on Miracles is te vinden in Mir. 3-96. Voor korte bespreking van deze essays, zie Vélez, 32-36.
  99. Middleton, (1950), 44-45. L.D. i, 306 n. 2.
  100. Ker, 22.
  101. Een van zijn brieven aan Newman eindigt hij met “Adieu, my Oxford Plato”. (Ward i, 38) Deze zin heeft sommige auteurs nogal geïnspireerd.
  102. Apo, 9.
  103. De fellows van Oriel waren niet High and Dry en ook niet Evangelical maar stonden open voor evangelicals, zoals Newman. Dit maakte uiteindelijk zijn keuze tot fellow mogelijk. Deze openheid voor evangelicals is waarschijnlijk ook de reden waarom William Wilberforce [Clapham sect] zijn zonen naar Oriel stuurde.
  104. A.W. 70. “Lloyd was one of the high-and-dry school, though with far larger views than were then common, while Whately looked down on both high and low Church, calling the two parties respectively Sadducees and Pharisees.”
  105. L.D. i, 167.
  106. Hij volgde R.W. Jelf op.
  107. Deze preken werden om het jaar of halfjaar gehouden.
  108. Hij stelde hierin dat een aantal passages van de geloofsbelijdenis van Athanasius, in tegenstelling tot die van Nicea, "unnecessarily scientific" waren.
    Ik kan deze preek niet vinden.
  109. Zeno (1960//), 56, Gilley, 63v. “Two Essays on Biblical and on Ecclesiastical Miracles”.
  110. Ker, 28.
  111. In 1864. Apo. 169.
  112. Apo. 14.
  113. Vgl. L.D. ii,37 (25 en 26 nov. 1827)
  114. Apo. 14. Bij het plotse heengaan van Mary waren M. Giberne en haar vriendin Fanny Young, die bij de Newmans te gast waren aanwezig. Ook Isaac Williams en H.A. Woodgate waren er te gast. O’Faolain, 131-2.
  115. Turner, 127.
  116. L.D. ii,7.
  117. Zie verderop hierover.