John Dobrée Dalgairns: verschil tussen versies

Uit Apowiki
k (1 versie geïmporteerd)
Regel 1: Regel 1:
 
{{Newman}}
 
{{Newman}}
John Dobrée Dalgairns (1818-1876) werd geboren op 21 oktober 1818 op het eiland Guernsey. Hij studeerde aan Exeter College, Oxford en werd al snel een Tractarian. Hij was vloeiend in Frans en Engels. Op 15 april 1841 verscheen van zijn hand een brief, ondertekend met "un jeune membre de l'université d'Oxford" in L'Univers (nr. 563).<ref>Te vinden als Appendix 4 in ''L.D.'' viii, 563-567.</ref> Deze handelde over de katholieke beweging die zich in Engeland ontwikkelde.<ref>De Catholic Encyclopedia heeft het foutief over een brief in het Latijn en over het jaartal 1838.</ref> [[Domenico Barberi]] las deze brief en schreef daarop een schitterende lange brief<ref>Te vinden in Pius {{sc|Devine}}, <i>Life of the very Rev. Father Dominic of the Mother of God ([[Domenico Barberi|Barberi]])</i>, London, R. Washbourne, 1898, 257-297.</ref> die hij richtte aan [[George Spencer|Fr. Spencer]], de bekeerling priester, die via [[John Rouse Bloxam]] (1807–1891) Newmans kapelaan van 1837 tot februari 1840, achterhaalde dat Dalgairns de schrijver was. Deze bezorgde daarop de brief bij Dalgairns. De bewering van Pius Devine<ref>{{sc|Devine}}, p. 128.</ref> dat deze brief te Littlemore werd voorgelezen aan de communauteit is duidelijk onmogelijk. Immers pas vanaf de lente 1842 woonde Dalgairns met [[William Lockhart]] bij Newman in Littlemore. Dat Newman op de hoogte was van de hele zaak wordt minstens gesuggereerd in een brief aan zijn zus Jemima van 21 nov. 1841<ref>''L.D.'' viii, 339; zie ook de suggestie die de uitgever in voetnoot 1 maakt en de verwijzing naar een brief van Dalgairns aan Newman die deze voorzichtig dateert als 'November 1841?'</ref> en Newmans brief aan Dalgairns van 13 januari 1842.<ref>''L.D.'' viii, 421-422 en noot 1)<br>// Er is nog studie nodig van de correspondentie Dalgairns-Barberi.//</ref><br>
+
John Dobrée Dalgairns (1818-1876) werd geboren op 21 oktober 1818 op het eiland Guernsey. Hij studeerde aan Exeter College, Oxford en werd al snel een Tractarian. Hij was vloeiend in Frans en Engels.<br>Op 15 april 1841 verscheen van zijn hand een brief, ondertekend met "un jeune membre de l'université d'Oxford" in L'Univers (nr. 563).<ref>Te vinden als Appendix 4 in ''L.D.'' viii, 563-567.</ref> Deze handelde over de katholieke beweging die zich in Engeland ontwikkelde.<ref>De Catholic Encyclopedia heeft het foutief over een brief in het Latijn en over het jaartal 1838.</ref> [[Domenico Barberi]] las deze brief en schreef daarop een schitterende lange brief<ref>Te vinden in Pius {{sc|Devine}}, <i>Life of the very Rev. Father Dominic of the Mother of God ([[Domenico Barberi|Barberi]])</i>, London, R. Washbourne, 1898, 257-297.</ref> die hij richtte aan [[George Spencer|Fr. Spencer]], de bekeerling priester, die via [[John Rouse Bloxam]] (1807–1891) Newmans kapelaan was van 1837 tot februari 1840, achterhaalde dat Dalgairns de schrijver was. Deze bezorgde daarop de brief bij Dalgairns. De bewering van Pius Devine<ref>{{sc|Devine}}, p. 128.</ref> dat deze brief te Littlemore werd voorgelezen aan de communauteit is duidelijk onmogelijk. Immers pas vanaf de lente 1842 woonde Dalgairns met [[William Lockhart]] bij Newman in Littlemore. Dat Newman op de hoogte was van de hele zaak wordt minstens gesuggereerd in een brief aan zijn zus Jemima van 21 nov. 1841<ref>''L.D.'' viii, 339; zie ook de suggestie die de uitgever in voetnoot 1 maakt en de verwijzing naar een brief van Dalgairns aan Newman die deze voorzichtig dateert als 'November 1841?'</ref> en Newmans brief aan Dalgairns van 13 januari 1842.<ref>''L.D.'' viii, 421-422 en noot 1)<br>// Er is nog studie nodig van de correspondentie Dalgairns-Barberi.//</ref><br>
 
Vanaf dat moment had Dalgairns regelmatig een schriftelijk contact met [[Domenico Barberi|Barberi]]. Dat wil zeggen Barberi was degene die de correspondentie gaande hield.<ref>Denis {{sc|Gwynn}}, “Newman and Father Dominic Barberi”, in: An Irish Quarterly Review, Vol. 34, No. 135 (Sep., 1945), 351-352.</ref> Het was op uitnodiging van Dalgairns dat [[Domenico Barberi|Dominic Barberi]] een kort bezoek bracht aan Littlemore op 24 juni 1844, waar Newman hem voor het eerst zag.<ref>{{sc|Devine}}, 168. Vgl. ''L.D.'' x, 285.</ref> Hij werkte samen met Newman voor de "British Critic" en schreef de hagiografieën van een aantal Engelse heiligen: St. Stephen Harding, St. Gilbert, St. Helier, St. Aelred, enz. Op 29 september 1845 werd hij door [[Domenico Barberi|Fr. Dominic Barberi]] in de katholieke Kerk opgenomen, in Aston Hall, Staffordshire.<br>
 
Vanaf dat moment had Dalgairns regelmatig een schriftelijk contact met [[Domenico Barberi|Barberi]]. Dat wil zeggen Barberi was degene die de correspondentie gaande hield.<ref>Denis {{sc|Gwynn}}, “Newman and Father Dominic Barberi”, in: An Irish Quarterly Review, Vol. 34, No. 135 (Sep., 1945), 351-352.</ref> Het was op uitnodiging van Dalgairns dat [[Domenico Barberi|Dominic Barberi]] een kort bezoek bracht aan Littlemore op 24 juni 1844, waar Newman hem voor het eerst zag.<ref>{{sc|Devine}}, 168. Vgl. ''L.D.'' x, 285.</ref> Hij werkte samen met Newman voor de "British Critic" en schreef de hagiografieën van een aantal Engelse heiligen: St. Stephen Harding, St. Gilbert, St. Helier, St. Aelred, enz. Op 29 september 1845 werd hij door [[Domenico Barberi|Fr. Dominic Barberi]] in de katholieke Kerk opgenomen, in Aston Hall, Staffordshire.<br>
 
Na zijn bekering trok hij naar Langres waar hij theologie studeerde bij zijn vriend Abbé Lorain. Hij werd priester gewijd op 19 december 1846 in Langres en werkte in het gebied Champagne-Ardennes in Oost-Frankrijk. In "L'Univers" van 10 januari 1847 beschreef hij een waardeloze vertaling van Newmans, <i>Development of Christian Doctrine</i> (1845) als "un amas inintelligible de paroles sans idées, et dans lequel en plusieurs endroits le traducteur avait donné une apparence d'hérésie aux phrases de l'auteur".<ref>Inderdaad zullen later vele "modernisten" en anderen zich onterecht beroepen op Newman.</ref> Met Pasen 1847 sloot hij zich in Rome aan bij het noviciaat van J.H. Newman en op 1 februari 1848 werd hij oratoriaan. Hij was een van de medestichters van het oratorium in Londen (Brompton) in april 1849. In 1853 keerde hij terug naar Birmingham, waar hij de leiding waarnam tijdens Newmans lange afwezigheden i.v.m. de stichting van de katholieke universiteit in Dublin. Het was een tijd van grote spanningen in het oratorium.<br>
 
Na zijn bekering trok hij naar Langres waar hij theologie studeerde bij zijn vriend Abbé Lorain. Hij werd priester gewijd op 19 december 1846 in Langres en werkte in het gebied Champagne-Ardennes in Oost-Frankrijk. In "L'Univers" van 10 januari 1847 beschreef hij een waardeloze vertaling van Newmans, <i>Development of Christian Doctrine</i> (1845) als "un amas inintelligible de paroles sans idées, et dans lequel en plusieurs endroits le traducteur avait donné une apparence d'hérésie aux phrases de l'auteur".<ref>Inderdaad zullen later vele "modernisten" en anderen zich onterecht beroepen op Newman.</ref> Met Pasen 1847 sloot hij zich in Rome aan bij het noviciaat van J.H. Newman en op 1 februari 1848 werd hij oratoriaan. Hij was een van de medestichters van het oratorium in Londen (Brompton) in april 1849. In 1853 keerde hij terug naar Birmingham, waar hij de leiding waarnam tijdens Newmans lange afwezigheden i.v.m. de stichting van de katholieke universiteit in Dublin. Het was een tijd van grote spanningen in het oratorium.<br>

Versie van 6 jan 2024 22:50


John Dobrée Dalgairns (1818-1876) werd geboren op 21 oktober 1818 op het eiland Guernsey. Hij studeerde aan Exeter College, Oxford en werd al snel een Tractarian. Hij was vloeiend in Frans en Engels.
Op 15 april 1841 verscheen van zijn hand een brief, ondertekend met "un jeune membre de l'université d'Oxford" in L'Univers (nr. 563).[1] Deze handelde over de katholieke beweging die zich in Engeland ontwikkelde.[2] Domenico Barberi las deze brief en schreef daarop een schitterende lange brief[3] die hij richtte aan Fr. Spencer, de bekeerling priester, die via John Rouse Bloxam (1807–1891) Newmans kapelaan was van 1837 tot februari 1840, achterhaalde dat Dalgairns de schrijver was. Deze bezorgde daarop de brief bij Dalgairns. De bewering van Pius Devine[4] dat deze brief te Littlemore werd voorgelezen aan de communauteit is duidelijk onmogelijk. Immers pas vanaf de lente 1842 woonde Dalgairns met William Lockhart bij Newman in Littlemore. Dat Newman op de hoogte was van de hele zaak wordt minstens gesuggereerd in een brief aan zijn zus Jemima van 21 nov. 1841[5] en Newmans brief aan Dalgairns van 13 januari 1842.[6]
Vanaf dat moment had Dalgairns regelmatig een schriftelijk contact met Barberi. Dat wil zeggen Barberi was degene die de correspondentie gaande hield.[7] Het was op uitnodiging van Dalgairns dat Dominic Barberi een kort bezoek bracht aan Littlemore op 24 juni 1844, waar Newman hem voor het eerst zag.[8] Hij werkte samen met Newman voor de "British Critic" en schreef de hagiografieën van een aantal Engelse heiligen: St. Stephen Harding, St. Gilbert, St. Helier, St. Aelred, enz. Op 29 september 1845 werd hij door Fr. Dominic Barberi in de katholieke Kerk opgenomen, in Aston Hall, Staffordshire.
Na zijn bekering trok hij naar Langres waar hij theologie studeerde bij zijn vriend Abbé Lorain. Hij werd priester gewijd op 19 december 1846 in Langres en werkte in het gebied Champagne-Ardennes in Oost-Frankrijk. In "L'Univers" van 10 januari 1847 beschreef hij een waardeloze vertaling van Newmans, Development of Christian Doctrine (1845) als "un amas inintelligible de paroles sans idées, et dans lequel en plusieurs endroits le traducteur avait donné une apparence d'hérésie aux phrases de l'auteur".[9] Met Pasen 1847 sloot hij zich in Rome aan bij het noviciaat van J.H. Newman en op 1 februari 1848 werd hij oratoriaan. Hij was een van de medestichters van het oratorium in Londen (Brompton) in april 1849. In 1853 keerde hij terug naar Birmingham, waar hij de leiding waarnam tijdens Newmans lange afwezigheden i.v.m. de stichting van de katholieke universiteit in Dublin. Het was een tijd van grote spanningen in het oratorium.
Op 2 september 1856 verhuisde hij weer naar Londen, waar hij enkele jaren later na de dood van Faber overste werd (september 1863). Hij sprak vloeiend Frans en Duits, hetgeen hem bij het biechthoren in Londen zeer van pas kwam. Hij was een groot kenner van o.a. de filosofie en het Duitse wetenschappelijk en theologisch denken uit zijn tijd. Zijn bekendste werken zijn: The Devotion to the Sacred Heart of Jesus (Londen, 1853). The Holy Communion (Dublin, 1861), The German Mystics of the Fourteenth Century (Londen, 1858). Hij stierf op 5 april 1876 in Burgess Hill bij Brighton.

Voetnoten

  1. Te vinden als Appendix 4 in L.D. viii, 563-567.
  2. De Catholic Encyclopedia heeft het foutief over een brief in het Latijn en over het jaartal 1838.
  3. Te vinden in Pius Devine, Life of the very Rev. Father Dominic of the Mother of God (Barberi), London, R. Washbourne, 1898, 257-297.
  4. Devine, p. 128.
  5. L.D. viii, 339; zie ook de suggestie die de uitgever in voetnoot 1 maakt en de verwijzing naar een brief van Dalgairns aan Newman die deze voorzichtig dateert als 'November 1841?'
  6. L.D. viii, 421-422 en noot 1)
    // Er is nog studie nodig van de correspondentie Dalgairns-Barberi.//
  7. Denis Gwynn, “Newman and Father Dominic Barberi”, in: An Irish Quarterly Review, Vol. 34, No. 135 (Sep., 1945), 351-352.
  8. Devine, 168. Vgl. L.D. x, 285.
  9. Inderdaad zullen later vele "modernisten" en anderen zich onterecht beroepen op Newman.