Jean-Nicolas Jager: verschil tussen versies

Uit Apowiki
ap>Pastacht
 
ap>Pastacht
(geen verschil)

Versie van 20 mei 2022 15:52

Jean-Nicolas Jager (1790-1868)

Literatuur

  • Louis Allen, John Henry Newman and the Abbé Jager: A Controversy on Scripture and Religion (1834-1836), Oxford University Press, 1975.
  • J.-E. Darras, Monseigneur Jager. Notice biographique, Paris, Douniol, 1868.
  • Jean-Nicolas Jager, Le Protestantisme aux prises avec la doctrine catholique, ou Controverses avec plusieurs ministres anglicans,... soutenues par M. l'abbé Jager, Paris, Debécourt, 1842 (eerste uitgave 1836).
  • Jean-Nicolas Jager, Le celibat ecclésiastique considéré dans ses rapports religieux et politiques, Paris, Chez Gaume Frères, 1835.
  • Jean Stern, "La controverse de Newman avec l'abbé Jager et la théorie du Développement", in: Newman-Studien 6 (1964), 123-42.
  • Henry Tristram, "In the Lists with the Abbé Jager", in: John Henry Newman: Centenary Essays, London, Burns, Oates and Washbourne, 1945, 201-222.

Zijn leven

Jean-Nicolas Jager[1] werd geboren op 17 juni 1790 als oudste zoon van een schoenmaker Jean Jager en zijn vrouw Catherine Baro in het piepkleine dorpje Gréning (Duits: Greningen) (toen ca 400 inwoners, tegenwoordig ca 140) in het departement Moselle in de Elzas.
Hij studeerde tijdens de woelige tijd onder Napoleon in het buurtdorp Insming (Duits: Insmingen) (5 km verder) o.l.v. abbé Lacombe, een priester die de voorbije vervolgingen wist te overleven. Deze stelde zijn huis ter beschikking als school (lagere en middelbare kennelijk) voor arme kinderen. De familie Jager verhuisde naar Insming. Jean-Nicolas behaalt in 1809 zijn bachelier ès-lettres aan de keizerlijke universiteit.[2]
Hij werd priester gewijd in Nancy in 1813 door Mgr. Claude André, kanunnik van Saint-Denis en voorheen bisschop van Quimper. De eigenlijk benoemde bisschop Mgr. Benoît Costaz, was gezien de omstandigheden niet gewijd en functioneerde als bisschoppelijk administrator en "gekozen bisschop". Jager werd kennelijk slechts voor een paar dagen secretaris van Mgr. Costaz. Vrijwel onmiddellijk kreeg hij de leiding van de (middelbare) school (collège) in Insming (bisdom Nancy) waar hij zelf gestudeerd had. Lacombe was twee jaar eerder opgevolgd door Jagers medestudent Rohrbacher, die hij weer opvolgde. Zijn talent als apologeet en theoloog viel toen al op. Op de school zorgde hij voor een uitstekende Christelijke en wetenschappelijke vorming. In 1816 stichtte hij in het nabij gelegen dorp Vic-sur-Seille (Duits: Wich. Circa 38 km van zowel Gréning als Insming verwijderd) een gelijksoortige school, waar hij twee jaar de leiding had. Hij publiceerde in deze tijd o.a. een supplement bij de Franse grammatica van Lhomond.
In 1818 werd hij directeur van het college (middelbare school) van Phalsbourg (Duits: Pfalzburg. 65 km ten westen van Vic en 40 km NW van Straatsburg), dat op dat moment een schijn van zijn vroegere glorie was. Jager herstelde er de orde en de liefde voor de studie.
In 1820 benoemde de latere kardinaal Gustave de Croÿ-Solre, aartsbisschop van Straatsburg, hem tot aalmoezenier in het leger, van het 9de linie-infanterieregiment in Phalsbourg.[3] Hij vergezelde deze eenheid op expeditie naar Spanje (1823-1825), waar men Ferdinand VII van Spanje hielp om op de troon opnieuw te bestijgen. Hij was o.a. bij de belegering van Pamplona, waar hij zich meer dan heldhaftig gedroeg, onder vuur.
Door zelfstudie werd hij een van de bekendste hellenisten van zijn tijd. Tijdens zijn legertochten vertaalde hij de meesterwerken van Demosthenes en Aischines om iets zinnigs te doen te hebben.
Na zijn terugkeer uit Spanje in 1825 werd hij "chapelain des Invalides".[4]
Hij wilde de bestaande uitgave van de Septuagint, door de orde van St. Sixte, voltooien en corrigeren met behulp van de citaten van de Septuagint die in de kerkvaders te vinden zijn. D.w.z. de verloren of dubieuze teksten vergelijken met de overlevering bij de Griekse kerkvaders. Hij werkte twaalf jaar eraan zonder er veel over mee te delen.
Hij kende voldoende Duits om de ontwikkelingen van de Duitse universiteiten te kunnen volgen.[5] Hij was wat dat betreft wellicht de enige in heel Frankrijk. Hij was een van de weinigen die de ontwikkelingen van de protestantse liberale theologie in Duitsland kende.

De controverse met Oxford (1834-1836)

In Parijs ontmoette Jager bij een diner toevallig een Engelsman die met hem over theologie praatte. Deze man, Benjamin Harrison, was een in de ogen van Jager een intelligente en oprechte protestant en Jager werd gegrepen door hun gesprek. Tijdens Harrisons verblijf in Parijs, waar hij was om Arabisch te studeren bij De Sacy,[6] woonde hij een aantal uiteenzettingen over dogmatiek van Jager bij. Bij zijn vertrek vroeg Harrison (Jager wist nog steeds niet wie hij was en vermoedde niet dat hij een anglicaanse ambtsdrager was, en al helemaal niet dat hij bij de Tractarians hoorde) om hun controverses per brief verder te zetten en te publiceren. Zij spraken duidelijk regels af over hoe ze dat zouden doen.[7] Ze zouden hun brieven nummeren en de vragen/opwerpingen in dezelfde volgorde als waarin ze te sprake kwamen behandelen. Harrison schrijft hierover aan Newman de eerste keer op 1 september 1834.[8]
Hun briefwisseling werd omvangrijk en behoorlijk belangrijk. De controverse werd gepubliceerd in het weekblad L'Univers en vanaf 1 april 1835 in het weekblad Moniteur religieux.[9]
De brieven van Jager vermeldden zijn volle naam, die van de Engelse kant vermeldden zoals overeengekomen enkel de initialen. Aartsbisschop de Quélen van Parijs (1778-1839, aartsbisschop vanaf 1821) liet Jager - die hij enkel kende als hellenist van de uitgaven van Demosthenes en Aischines - ontbieden en vroeg hem of hij wist wie zijn tegenstanders in de controverse waren.[10] Jager wees overigens het aanbod dat de bisschop hem deed af. Deze bood hem de hulp aan van een nog samen te stellen theologisch adviescomité. Jager stelde dat hij de controverse met de hulp van God alleen aankon. De bisschop ontdekte vervolgens dat Jager een geniale apologeet was. Jager noemde de namen van zijn tegenstanders overigens niet in L'Univers. Newman was degene die de taak van Harrison overnam. De derde brief van Engelse zijde in de controverse werd gepubliceerd op 25 december 1834 en is geschreven door Newman. Newman werkte maanden aan deze brief.[11] De Oxford-kant staakte uiteindelijk de correspondentie. Jagers werk had echter voor heel wat hoofdbrekens en inzichten bij Newman en de zijnen gezorgd. Dit zou later zijn vruchten afwerpen.
Het kan geen toeval zijn dat Tract 71 van 1 januari 1836 begint met: "The controversy with the Romanists has overtaken us “like a summer's cloud.”".

Het leven na 1836

In 1835 publiceerde Jager: Célibat ecclesiastique: Dans ses rapports religieux et politiques gericht tot de Oxfordbeweging en in 1836 Le protestantisme aux prises avec la doctrine catholique, ou controverses avec plusieurs ministres anglicans. Dit laatste werk is de neerslag van zijn uiteenzetting met Oxford-beweging en m.n. Newman. Jager maakt hierin, kennelijk uit nederigheid, de namen van zijn beroemde tegenstanders niet bekend.
In 1836 werd hij honorair kanunnik van de kathedraal van Nancy en corresponderend lid van de "l'Académie des sciences, belles-lettres et arts" van Lyon, en hij ontving nog andere eerbewijzen.
In 1839 verscheen het eerste volume van zijn uitgave van de Septuagint bij Firmin Didot. De uitgave werd overal vol lof overal ontvangen.
In deze tijd stierf aartsbisschop de Quélen. Zijn opvolger Denys Affre (bisschop van 1840-48) benoemde hem onmiddellijk tot erekanunnik van Parijs.
Hij werd op 1 maart 1841 door de minister van openbare opvoeding M. Villemain benoemd tot hoogleraar kerkgeschiedenis aan de "Faculté de théologie" van de Sorbonne in Parijs.
Hij publiceerde enorm veel in deze tijd. Naast werken in de kerkgeschiedenis en vertalingen uit het Duits publiceerde hij ook de monumentale uitgave met 40 etsen van de "Bible Française" in 1841. Het is een gecorrigeerde uitgave van de vertaling van Sacy.
Hij vertaalde o.a Histoire de saint Grégoire VII et de son siècle: d'après les monuments originaux van Voigt uit het Duits in 1841-1843. Dit werk was van groot belang, uiteraard samen met andere werken van andere auteurs, voor de herontdekking en herwaardering van de middeleeuwen.
Zijn lessen kerkgeschiedenis brachten nogal wat mensen tot bekering, waaronder een aantal Russen. De bekendste hiervan was Shuvalov (ook Schouwaloff).[12]
Enkele van Jagers leerlingen probeerden zijn lessen op te schrijven om ze zo voor het nageslacht te bewaren.
In 1845 publiceerde hij Histoire de Photius, patriarche de Constantinople, auteur du schisme des Grecs, d'après les monuments originaux, la plupart encore inconnus, accompagnee d'une introduction, de notes historiques et de piéces justificatives. Dit gaat over het schisma tussen Oost en West. Photius van Constantinopel (ca 820-897, patriarch van 858-886) bekleedde daarin een hoofdrol. Dit is de eerste publicatie in extenso van alle relevante, en veel voorheen onbekende, teksten.
In 1846 begon zijn gezondheid en m.n. zijn gehoor achteruit te gaan. Zijn studies en conferenties gingen echter gewoon verder.
In februari 1848 was er weer revolutie in Parijs. De lessen aan de Sorbonne gingen door. Aartsbisschop Affre stierf de marteldood op 27 juni 1848.
Op 17 november 1850 schreef de Courrier de Lyon:

"Jeudi dernier, une brillante thèse pour le doctorat en théologie a été soutenue, devant la Faculté de Lyon, par M. l'abbé Jager, professeur d'histoire à la Sorbonne. Cet illustre ecclésiastique, auteur de plusieurs ouvrages d'un mérite éminent, a fait preuve dans cette lutte scientifique d'une érudition aussi vaste que profonde. On sait qu'en 1834 et 1835 une célèbre polémique s'engagea entre M. l'abbé Jager et plusieurs ministres anglicans de l'Université d'Oxford. C'est à la suite de cette controverse que M. Newman, l'un des professeurs les plus distingués d'Oxford, embrassa le catholicisme." [13]

Omdat hij zich openlijk distantieerde van het door de staat gesteunde gallicanisme moest hij in 1851 op pensioen met het excuus dat hij geen doctor in de theologie was. In november 1850 behaalde hij -zoals vermeld- daarom het doctoraat in Lyon. Hij werd ontslagen en met congé de disponibilité gestuurd, zonder uitkering. Dit werd jaarlijks herhaald tot in 1858, toen hij instemde met zijn pensioenregeling. Op 4 februari 1851 weigerde hij overigens om zijn ontslag te geven en schreef ter verdediging over het werk dat hij gedaan had, inclusief zijn controverse met de anglicanen[14]:

"Je n'étais .. qu'un faible instrument entre les mains de la Providence. La grâce a fait le reste, et je crus devoir m'effacer. Plus de cinquante fois on a sollicité de moi une nouvelle édition des lettres qui parurent alors. On me demand d'y ajouter un second volume sur la primauté de Pierre."

Het was een tijd waarin hij echter nog kracht had en veel publiceerde. Zijn grootste ongemak was zijn toenemende doofheid.
Hij publiceerde o.a. L'Histoire de l'Église catholique de France in acht delen. Na het vierde deel werd hij door Pius IX benoemd tot geheim kamerheer. Iets wat hij als een hele eer ervoer.
Op 5 februari 1868 stierf hij.

Newman en Jager

Hier willen wij de controverse zelf niet bespreken, maar enkel verwijzen naar de invloed van deze controverse op Newman.
Newman verwijst in zijn Apologia naar Jager als "a learned French Priest".[15] Het is daarom zeer verwonderlijk dat hij hem in retrospect niet ziet als iemand van invloed op zijn weg naar de katholieke Kerk. Immers op de vraag van J.E. Darras van 16 februari 1868 (enkele dagen na de dood van Jager) of Jager invloed op zijn ontwikkeling gehad heeft antwoordt Newman: Neen. Hiermee doet hij Jager ongetwijfeld, en waarschijnlijk onbedoeld, onrecht. In Allen[16] is een meer dan overtuigende synopsis te vinden van de stukken uit de controverse die Newman gebruikte in de eerste en derde editie van zijn Lectures on the Prophetical Office of the Church. Het betreft hier tientallen overeenkomsten.[17] Ook het geciteerde begin van Tract 71 van 1 januari 1835 suggereert dat de controverse wel degelijk invloed op hem had.[18]
Henry Tristam beschrijft gedetailleerd en overtuigend in zijn artikel van 1945 over de (waarschijnlijke) invloed van Jager op Newman.[19]

Voetnoten

  1. Deze biografie is vrijwel volledig gebaseerd op Darras.
    Opmerking: in de Newman-literatuur is er vrijwel nergens een spoor van kennis van Jagers biografie te vinden en wat vermeld wordt is meestal anachronistisch, als zou hij ten tijde van de controverse met Newman hoogleraar zijn, legeraalmoezenier, enz. Enkel H. Tristam lijkt over de juiste info te beschikken.
  2. In Nancy??
  3. Deze bisschop wilde een legeraalmoezenier toevoegen aan alle garnizoenen.
  4. Kennelijk is dit de aalmoezenier of dienstdoende priester van het Hôtel des Invalides in Parijs.
  5. Darras, 30 vermeldt dat hij Frans sprak met een "bijna Duits" accent.
  6. Antoine Isaac Silvestre de Sacy (1758-1838) was een Franse edelman, linguïst en oriëntalist. Schrijver o.a. van een Arabische grammatica in 1810.
  7. De regels die zij zouden volgen waren: (1) elke brief moest genummerd worden en correct vermeld, (2) de antwoorden moeten de orde van de vragen strikt volgen, (3) de onderwerpen/principes waarover men eens eenstemmigheid had bereikt mochten niet opnieuw in vraag gesteld worden en (4) de naam van de Engelsman zou onbekend blijven, behalve de initialen. Vgl. Tristam, 207.
  8. L.D. iv, 326 n. 2.
  9. De Moniteur religieux werd op 9 mei 1835 Le Moniteur de la religion. De lijst van deze artikelen, zie Allen, 184.
  10. Volgens Darras, 20 wist Jager een half jaar na de ontmoeting met Harrison (deze was voor of op 1 september 1834) nog niet dat zijn tegenstander eigenlijk Newman en de nog prille Oxfordbeweging was. Dit lijkt niet correct, immers in het citaat van de brief van Harrison aan Newman van 1 september 1834 blijkt Jager vertrouwd te zijn met de Tracts en wil hij in contact komen met de Oxfordbeweging en met hen een controverse aangaan, bovendien vermeldt hij in de inleiding van "Le célibat" (1835) expliciet de universiteit van Oxford als zijn opponent. Ook Tristam, 208-209 is dit niet ontgaan.
  11. Vgl. Allen, 29-32 over deze geschiedenis.
    L.D. iv, 350 van eind oktober 1834 bevat al een klad van een brief die nooit gestuurd werd.
  12. Deze persoon is kennelijk in de vergetelheid geraakt. Agostino Maria Shuvalov (ook Schouwaloff), Ma conversion et ma vocation, Paris, Douniol, 1859. Er is ook een artikel (8 pagina's): "Le P. Schouwaloff", par M.P. Douhaire. C. Douniol, 1859. Vgl. Darras, 36-37.
  13. Darras, 42-43.
  14. Darras, 44.
  15. These were the circumstances, which led to my publication of "The Prophetical office of the Church viewed relatively to Romanism and Popular Protestantism."
    This work employed me for three years, from the beginning of 1834 to the end of 1836. It was composed, after a careful consideration and comparison of the principal Anglican divines of the 17th century. It was first written in the shape of controversial correspondence with a learned French Priest; then it was re-cast, and delivered in Lectures at St. Mary's: lastly, with considerable retrenchments and additions, it was re-written for publication. Apo. 64.
  16. Allen, 186-188.
  17. Waarschijnlijk zijn er ook nog heel wat in een aantal Tracts te vinden.
  18. Newman vermeldt deze Tract overigens op dezelfde pagina in Apo. 64.
  19. Stern, 130-131 die in 1964 het werk van Allen niet kent benadrukt het belang van Hurrell Froude in Newmans ontwikkeling ten koste van Jager. Hij ziet Froudes rol als maïeutisch: het stellen van de juiste vragen bij Newmans antwoord aan Jager, waarmee hij indirect Newmans begrip van de ontwikkeling van de geloofswaarheden deed ontvouwen.