J.H. Newman, kerkleraar

Uit Apowiki

Newman, een heilige, een kerkleraar voor onze tijd.

1 Inleiding.

Het lijkt er steeds meer op dat Newman de meest vooraanstaande bekeerling van de katholieke Kerk is na de reformatie. Zijn bekering was werkelijk een moreel gezien heroïsche daad. De diepgang en het heroïsche gehalte van zijn bekering bleek al duidelijk vanaf de verschijning van zijn Development of Christian Doctrine (1845) die enkele maanden na zijn bekering van de pers rolde. Bijna twintig jaar later bleek uit zijn Apologia pro vita sua hoe nauwgezet hij elke stap op weg naar de Ene Ware Kudde, zoals hij haar noemde overwogen had. Deze twee onsterfelijke boeken maken duidelijk dat Newman de kerk van Engeland enkel verlaten heeft omdat hij overtuigd was dat zij niet de Ware Kerk was.[1]

Newman is een van de weinige niet-heiligverklaarden die in de Catechismus van de Katholieke Kerk geciteerd worden, behalve een paar schrijvers uit de oudheid (Tertullianus en Origines) en een historische bron Egeria en de mystica Juliana van Norwich. Hij is van hen de meest geciteerde. Dit is al een teken van de diepe en positieve invloed die hij op de theologische ontwikkeling in de Kerk in de twintigste eeuw bewerkt heeft.[2] Hij is de enige moderne auteur die paus Johannes XXIII citeerde in de encycliek Ad Petri cathedram (29 juni 1959) waarin hij de hoop verwoordde voor het nieuwe concilie.[3] Hij wordt vaker vermeld in stukken van het leergezag.[4]

Ik deel de opvatting van vele Newmankenners dat Newman gerekend dient te worden onder de kerkleraars.[5] Een kerkleraar moet volgens de canonieke definitie van Benedictus XIV:[6] beantwoorden aan vier criteria: orthodoxie van de leer, heiligheid van leven, uitstekende wetenschappelijke prestatie, uitdrukkelijke erkenning door de Kerk. Het feit dat Newman heilig verklaard is door paus paus Franciscus I op 13 oktober 2019 laat zien dat de Kerk geen enkele twijfel heeft aan Newmans orthodoxie of heiligheid.

In deze inleiding willen we de figuur van Newman schilderen, zoals dat kan in kort bestek in de hoop de lezer aan te sporen zelf Newman te lezen en de schat van zijn geschriften en zijn persoon zelf te ontdekken.

Naast zijn religieuze autobiografie Apologia pro vita sua en zijn Autobiographical Writings hebben we van Newman meer dan 20.000 brieven, die samen met dagboeknotities een band van 31 volumes omvatten. Henri Brémond noemde Newman: "L'homme le plus autobiographe".[7] Iedere biograaf van Newman vraagt zich dan ook terecht af of hij Newman wel echt begrepen heeft en recht doet aan zijn persoon. Hij moet immers behoorlijk verbanden leggen en ordenen en dat in het nalatenschap van een groot en zeer getalenteerd man. Anderzijds zal voor wie Newman bestudeerd heeft, van wie zoveel facetten van zijn denken bekend zijn uit directe bronnen vaak ontgoocheld zijn over het summiere materiaal dat over veel heiligen bestaat. Wellicht immers is er geen manier om iemand uit het verleden beter te leren kennen dan vanuit zijn brieven die nooit bedoeld waren voor publicatie.

Newman was een zeer gewetensvol zoeker van de waarheid, die ernaar streefde om ongeacht de consequenties zijn geweten consciëntieus te volgen. Door zijn geweldige intelligentie en zicht op de situatie van de anglicaanse en de katholieke Kerk, de tijdsgeest, de problemen in de theologie en de verhouding Kerk - moderne wereld, zijn analyse van de universitaire opleiding enz. kwam hij vaak ongewild in conflict met zijn tijdgenoten die niet zo een brede visie hadden. Achteraf gezien heeft hij op vrijwel alle punten gelijk gehad en gekregen.

Behalve een heilig leven en orthodoxe leer wachten we nog op de kerkelijke erkenning van Zijn visie op en uitleg van de universitaire opvoeding, ecclesiologie, dogmaontwikkeling, plaats van leek in Kerk, visie op de grote problemen van de Kerk in deze wereld, op de pauselijke onfeilbaarheid, het pauselijk primaatschap, verder over inspiratie en overlevering plaatst hem -en nu spreek ik voor mezelf- op de lijn van de grote kerkleraars. Alleen al zijn werk Development of Christian Doctrine zou hem de titel kerkleraar al doen verdienen.

2 De situatie van de katholieke Kerk in Engeland.

Heel kort kunnen we iets zeggen over de situatie van katholieke kerk in Engeland, ten tijde van Newman. Pas in 1829 mochten katholieken stemmen. Pas in 1850 werd de katholieke hiërarchie hersteld. De katholieke kerk was gereduceerd tot een zeer kleine groep mensen die in de loop van drie eeuwen vervolging hun geloof trouw gebleven waren. Voorts bestond de Kerk uit katholieke Ieren die in de loop der tijd naar Engeland gekomen waren. Pas in het midden van de 19e eeuw zou de katholieke Kerk van gedaante veranderen, mede onder invloed van Newman.

Het zou hier te ver voeren om de situatie van de anglicaanse Kerk en haar verschillende stromingen te schilderen. Men kan wel stellen dat de anglicaanse Kerk zeer verburgerlijkt was en dat haar bisschoppen en priesters zich eerder beschouwden als ambtenaren dan als opvolgers van de apostelen.

3 Kinderjaren.

Op 21 februari 1801 werd John Henry Newman geboren in het hart van Londen (Old Broad Street, 80). Hij is de oudste van zes kinderen. Zijn vader, John Newman, is welgestelde bankier. Zijn moeder, Jemina Foudrinier, is een nakomeling van Franse hugenoot-vluchtelingen. De familie behoort tot de anglicaanse Kerk.

Op zevenjarige leeftijd (1 mei 1808) werd John Henry naar een privé-internaat in Ealing gestuurd. In deze privé-school kon men zoals in die tijd voor rijkere jongens gebruikelijk was de lagere en middelbare school volgen in een ritme aangepast aan de persoonlijke bekwaamheden. Newman was een goede leerling die behalve de studie ook hield van sport, lange wandelingen en zwemmen. Hij was een goed ruiter en speelde behoorlijk viool.

Toen in 1816 de privé-bank van zijn vader in de naweeën van de oorlog tegen Napoleon in moeilijkheden kwam werd Newman in de zomer op school gelaten. Op het eind van 1816 zou hij naar Oxford gaan. Hij kwam daar in contact met een zekere Walter Mayers. Deze geestelijke was een zogenaamde Evangelical. Een stroming binnen de anglicaanse Kerk die sterk de nadruk legde op persoonlijke bekering en op het geloof in de zoendood van Jezus, veel meer dan op kerk en sacramenten. Hij gaf Newman het Thomas Scotts autobiografie, The Force of Truth. Het maakte een diepe indruk op hem. Scott vatte zijn leer samen in vier woorden Holiness rather than peace. Dit zal een levenslange inspiratie voor Newman blijken. Een tweede principe van Scott dat hem trof was Growth the only evidence of life.[8]

4 Zijn eerste bekering.

Toen Newman later zijn leven overschouwde sprak hij over 1816 als de periode van zijn eerste bekering. Deze dateert hij tussen 1 augustus en 21 december. Hij wordt zich bewust van een persoonlijke relatie tot God, de noodzaak van dogma's en hij ervaart de roeping tot het celibatair leven. Hij is ervan overtuigd dat een Openbaring niet kan zonder dogma, vastliggende waarheden. Hij zal nooit tevreden zijn met een religie die gebaseerd is op sentiment. De jonge John Henry kon toen natuurlijk nog niet overzien wat de betekenis hiervan voor zijn verdere leven zou zijn.

In diezelfde tijd raakt hij tot in het diepst van zijn ziel overtuigd ervan dat alles uiteindelijk zich afspeelt tussen God en ieder individu op zich. Elke daad van het leven speelt zich af voor het aanschijn van de levende God, die met iedere mens begaan is. Het menselijk geweten wordt het allerbelangrijkste in deze.

Newman omschrijft dit kernachtig later: "het deed mij rusten in de gedachte aan twee - en enkel twee - absolute en manifest evidente wezens, mijzelf en mijn Schepper.[9]

In deze tijd raakte hij er ook van overtuigd dat God wilde dat hij een celibatair leven zou leiden. Hij las toen ook de Church History van Joseph Milner. Zoals hijzelf schrijft werd hij verliefd op de lange citaten in dat werk van Augustinus en andere kerkvaders. Tegelijk en daarmee intellectueel volledig in tegenspraak las hij het werk van Newton over de profetieën en raakte er ergens in zijn hart van overtuigd (tot 1843) dat de paus de antichrist was.[10]

5 Oxford.

Op 14 december 1816 werd hij ingeschreven aan Trinity College te Oxford en op 8 juni 1817 begon hij aan de studies. Newman dacht niet aan een geestelijke carrière in de kerk van Engeland. Hij dacht aan een carrière in de rechten. In Oxford voelde hij zich thuis. Hij was enthousiast over de studie en geleerdheid. Maar de uitspattingen van het studentikoze leven stoorden hem. Zo weigerde hij deel te nemen aan studentenfeesten waarbij veel gedronken werd. Een student werd een vriend voor het leven: John Bowden.

Zijn bacchelaureaat (BA) haalt hij in december 1820 met de hakken over de sloot. Uitgeput en overwerkt behaalde hij niet de waardering die hij verlangt.

Op 11 januari 1821 vinden we in zijn dagboek de notitie dat hij gekozen heeft voor het kerkelijk ambt.

5.1 Oriel College.

Een typisch gegeven van het Engelse universitaire systeem, was het systeem van beursstudenten (fellows). Begaafde studenten konden een aanvraag doen en werden dan na een zware toelatingsproef al dan niet toegelaten. Wie slaagde kreeg een beurs, maar nog belangrijker was wie fellow van een beroemd college geweest was hieraan een leven lang een bijzondere aanbeveling zou ontlenen. Hoe beroemder de fellows van een college, hoe beroemder het college. In Newmans dagen was Oriel College het meest in aanzien. Ieder aankomend talent in Oxford droomde ervan. Ondanks zijn slecht bacchelaureaat (BA) en zijn zeer jonge leeftijd besloot Newman zijn kans te wagen. Op 12 april 1822 luidden tot veler verbazing de klokken van de universiteit om aan te geven dat Newman het begeerde fellowship gewonnen had. Newman woonde toen in een pension in Broad Street. In Oriel ontmoette hij in de Common Room (lerarenkamer) twee personen die samen met hem veel zouden betekenen in de Oxford-beweging: John Keble (1792-1866) en Edward Bouverie Pusey (1800-1882). Newman hoort van dit ogenblik af tot de top van de intelligentsia van Oxford.

5.2 Diaken en priester.

Op 13 juni 1824 werd Newman diaken en werd hij kapelaan van de St. Clement-kerk in Oxford, onder Hawkins. Hij wijdde zich aan de pasToraal. Hij wilde op jonge leeftijd met het parochiewerk vertrouwd zijn. Van Hawkins leerde hij -zoals hij later schreef- het principe van de kerkelijke traditie of overlevering kennen, dat ook Richard Whately, een collega-fellow met wie hij nogal contact had, hield.

Op 29 mei 1825 werd hij priester gewijd. Hij werd Vice-Principal van Alban Hall in Oxford onder Whately. Newmans ideeën maakten in deze tijd een verandering door. Hij vroeg zich af of de onderwaardering van kerk en sacramenten van de Evangelicals geen gevolg was van hun protestantisme. In deze tijd las hij ook Joseph Butlers Analogy of Religion (1736). Van hem leerde hij m.n. het principe van analogie, die bestaat tussen alle werken van God, zowel in de schepping als in de Openbaring. Hij leerde tevens in een gesprek met een andere collega-fellow William James, de leer van de apostolische opvolging (successie) kennen.

Zijn Evangelische neiging (zeker-zijn van uitverkiezing) begon onder invloed van Richard Whately en de zogenaamde Noetics van Oriel plaats te maken voor het rationalisme en het religieus liberalisme. Met religieus liberalisme werd toen een louter rationele benadering van de godsdienst bedoeld. Deze neiging versterkte zich in Newman tot in 1827.

5.3 Tutor in Oriel.

Op 20 januari 1826 aanvaardde Newman de benoeming tot tutor aan Oriel College. Na Pasen verliet hij de parochie van Alban Hall. Het woord tutor is onvertaalbaar in het Nederlands. Het is een functie, eigen aan Engelse universiteiten. Een tutor had de opdracht om een aantal studenten van vrij nabij te volgen en hen met raad en daad bij te staan, zowel op het vlak van de intellectuele, de morele en religieuze vorming. Aan de laatste twee punten werd in die tijd overigens weinig of geen aandacht geschonken. Op 31 maart van dat jaar werden twee andere mannen die een grote betekenis voor Newman zouden hebben fellows van Oriel: Richard Hurrell Froude en Richard Wilberforce.
Op 2 juli 1826 preekte hij de eerste van vijftien preken voor de Universiteit (om het jaar of halfjaar), waarin hij de verhouding tussen geloof en rede behandelde. Zij werden gepubliceerd in 1843 als Fifteen Sermons Preached before the University of Oxford. Hij sloot vriendschap met Hurrell Froude.

5.4 Newman en Hawkins.

In 1828 moest een nieuw collegehoofd voor Oriel gekozen worden. In Oriel heette die functie de provost of proost. Voor Newman bestond er maar één kandidaat die de beoogde verbeteringen in religieus opzicht kon doorvoeren, een zekere Edward Hawkins. De tegenkandidaat was Keble. Newman kende Hawkins goed. Keble kende hij nog nauwelijks. Uiteindelijk werd Hawkins mede door Newmans drijven gekozen. Hij zou in Hawkins nog ontgoocheld worden. Op het eind van zijn leven rechtvaardigde hij zijn keuze met de woorden: "You know we are not electing an Angel, but a Provost".[11] Hawkins werd provost en nam ontslag als pastoor van de St. Mary's. In deze functie volgde Newman hem twee dagen later op (14 maart 1828). De keuze van Hawkins bleek een misrekening. Hawkins, die parlementslid was, stemde in vóór 1828 de katholieke emancipatie, die er kwam onder druk van een dreigende burgeroorlog in Ierland. Tevoren was hij een hardnekkig tegenstander ervan geweest. Niet zozeer de katholieke emancipatie maar diens politieke onbetrouwbaarheid leidde tot een breuk tussen Newman en Hawkins. Toch moet gesteld worden dat Newman in deze tijd duidelijk anti-katholiek was. Wat de kloof onoverbrugbaar maakte was dat Newman een andere opvatting over de taak van de tutor had dan Hawkins. Newman wilde immers de morele en godsdienstige supervisie weer benadrukken. Hierin werd hij gesteund door de Kebles oud-leerlingen Froude en Wilberforce die vanaf 1828 ook tutor waren. Hawkins reageerde door Newman en de opstandige tutors geen studenten meer toe te wijzen. Newman raakte hierdoor zonder opdracht. In 1830 deed hij afstand van zijn tutorship.

Menselijkerwijze stelde Newman later, had de Oxfordbeweging niet kunnen ontstaan indien hij niet van zijn tutorschap beroofd was en indien Keble in plaats van Hawkins provost was geworden.

5.5 Newmans vrienden.

Newmans conflict met Hawkins leidde ertoe dat hij kennis maakte met Richard Hurrell Froude (1802-1836) die zich ook ergerde aan de lichtvaardigheid waarmee men voorbij ging aan de religieuze opleiding aan de universiteit. Froude was onstuimig, enthousiast, impulsief en strijdlustig, radicaal en idealistisch, terwijl Newman eerder ernstig en genuanceerd was. Newman en Froude vulden mekaar aan. Via Froude leerde hij John Keble, de tutor van Froude kennen. Hij was ook een fellow van Oriel. Hij bekleedde de leerstoel voor poëzie van 1831-1841. Keble wordt door velen gezien als een anglicaanse heilige. Hij gaf op termijn zijn werk in Oxford op om zijn vader, die aartsdiaken was bij te staan in de zielzorg.

Nog een derde vriend moeten we hier vermelden Edward Bouverie Pusey. Hij zou Newmans interesse voor de kerkvaders stimuleren. Hij bekleedde vanaf 1828 de leerstoel voor Hebreeuws te Oxford en was kanunnik van Christ Church en genoot een enorm aanzien.

5.6 Tweede bekering.

Gewaarschuwd door Keble en Froude werd Newman zich rond 1827 bewust van de gevaren van het rationalisme en van de "Evidential School" rond Richard Whately. Newman zelf beschrijft dat hij in deze tijd "intellectuele uitmuntendheid boven morele begon te verkiezen".[12] Hij werd meer en meer een "high Churchman". Van Keble leert hij twee principes "the sacramental system", d.w.z. de leer dat materiële fenomenen de instrumenten en tekens van de onzichtbare wereld kunnen zijn, en het feit dat de zekerheid van het geloof groter is dan de waarschijnlijkheden op grond waarvan wij toestemmen erin. In de korte tijd dat hij tutor was, begeleidde hij o.a. Henry Wilberforce, die een van zijn beste vrienden werd. Hij zelf beschrijft dat hij van zijn liberalisme en rationalisme genezen werd door twee zware tegenslagen (Apo. 14), eerst zijn ziekte. In de herfst werd Newman ernstig ziek en ging naar zijn familie die naar Brighton verhuisd was. De tweede beproeving is de plotse dood van zijn 19-jarige lievelingszus Mary (5 januari 1828). Door dit heengaan werd in hem het bewustzijn van de onzichtbare wereld weer duidelijk. (tweede bekering)

5.7 Saint Mary's.

Hij bleef pastoor van de Saint Mary's, waar hij wekelijks preekte. Zijn preken van ca 45 minuten op zondagmiddag 16.00 uur werden druk bijgewoond. Door deze Parochial and Plain Sermons kreeg hij een ongelooflijke invloed in Oxford gedurende de volgende 15 jaar. Bij zijn preken deed hij niets om succes te zoeken. Velen waren onder de indruk van zijn vroomheid. Hij sprak langzaam zonder stemverheffing.

5.8 De studie van de kerkvaders.

Door zijn conflict met Hawkins kwam Newman zonder studenten te zitten en had hij meer tijd. Hij begon zich intussen steeds meer te verdiepen in de studie van de oude Kerk. In 1828 begon hij de vaders in chronologische volgorde te lezen. Dit zou vier jaar later resulteren in zijn eerste groot theologisch werk: The Arians of the Fourth Century (1832). De kerkvaders schonken hem de zin voor het geloof. Vanaf 1830 kreeg Newman als tutor geen nieuwe leerlingen toegewezen.

5.9 De reis naar de Middellandse Zee.

In december 1832 beëindigde Newman zijn werk: The Arians. Froude die een zwakke gezondheid had ging met zijn vader op dokters advies naar zuidelijker oorden. Newman reisde me hen mee. Ze reisden over zee en bezochten Sicilië, Napels, Rome enz. In Rome bracht hij een beleefdheidsbezoek aan de rector van het Engels college Nicholas Wiseman (later kardinaal). Froude en zijn vader besloten om over land terug naar Engeland te keren. Newman wilde Sicilië dat hij slechts vluchtig gezien had opnieuw bezoeken. In april 1833 scheepte hij in. Op Sicilië werd hij echter doodziek, vermoedelijk leed hij aan tyfus. Hij zweefde drie weken op de rand van de dood. Tegen zijn dienaar zei hij dat hij niet zou sterven omdat hij nog een taak te volbrengen had in Engeland. Deze ziekte werd voor hem de aanleiding voor een diepe bekering. Hij worstelde daar met God en gaf zich gewonnen.

Op 12 mei wilde Newman vertrekken. Hij moest echter drie weken wachten op een boot naar Frankrijk. In de straat van Bonifacio werd de vrachtboot een week lang opgehouden door windstilte. Aan boord van dat schip schreef hij in de nacht van 16 juni 1833 zijn beroemde gedicht Lead, Kindly Light, dat door zowel anglicanen als katholieken gezongen wordt. Newman spreekt hierin de ervaring van de mens uit dat we graag het volle licht zouden willen zien, terwijl we als mensen die onderweg zijn naar God stap voor stap het licht van God door deze nacht heen moeten volgen. Wij mensen moeten ons tevreden stellen met het licht van het ogenblik. Niemand overziet het geheel van zijn hele leven in een keer. Ieder overziet enkel de volgende stap die hij moet doen. Newman had op Sicilië geleerd dat hij dag in dag uit trouw zou moeten zijn. Hij stelde zich nu open voor God opdat deze hem zou leiden waarheen Hij wilde, zoals hij later in een gebed uitdrukte:

  • Wil in mij Uw plannen ten uitvoer brengen. Werk in mij en door mij. Ik ben geboren om U te dienen, om Uw eigendom te zijn, Uw instrument. Laat mij een gewillig werktuig zijn. Ik vraag niet zozeer te zien. Ik vraag niet te weten. Ik vraag alleen maar om gebruikt te worden.[13]

Op 9 juli 1833 zette hij voet aan wal in Engeland.

6 De Oxfordbeweging.

Newman kwam net op tijd terug in Engeland om de volgende zondag (14 juli) de beroemde preek van John Keble "National Apostasy" te horen. Deze zogenaamde Assize Sermon werd gehouden bij de opening van het rechterlijk werkjaar.

Newman vreesde dat de kerk van Engeland haar eigenheid en zelfstandigheid aan het verliezen was, immers de politiek bemoeide zich steeds vaker met binnenkerkelijke aangelegenheden. Zo had het parlement uit het oogpunt van bezuinigingen tien Ierse bisdommen opgeheven. Op 25-29 juli was er een samenkomst in de pastorie van Hugh James Rose (de enige Cambridge man in deze beweging en stichter van de British Magazine) in Hadleigh (Suffolk) waar gelijkgezinden men tot een gemeenschappelijk actieplan wilde komen. Hier waren aanwezig Rose, R.C. Trench (kapelaan van Rose, later aartsbisschop van Dublin), William Palmer en Arthur Perceval. Newman, Froude en Keble waren er niet maar steunden het idee om een "groep" in Oxford te vormen die zich te weer zou stellen tegen de inmenging van de Staat in de Kerk en om de anglicaanse Kerk nieuw geestelijk leven in te blazen, m.n. bij de clerus. Hier startte de beweging van de Tracts for the Times.

6.1 De Tracts for the Times.

Newman was van oordeel dat een levende beweging niet gedragen kon worden door comités, maar het moest hebben van persoonlijke invloed en gesteund moest zijn door een befaamd intellectueel en cultureel centrum zoals de universiteit van Oxford. Midden september verschenen de eerste zogenaamde Tracts. Het eerste Tract was een vlugschrift van drie-en-een-halve bladzijde, dat gestuurd of gebracht werd naar anglicaanse geestelijken en instellingen. De eerst drie anonieme Tracts zijn gedateerd op 9 september 1833 en geschreven door Newman. De Tracts waren een uitnodiging aan de clerus om zich te scharen achter hun bisschoppen, zich bewust te zijn van hun apostolische zending en wijding en zich te weer te stellen tegen de staatsinmenging.

Wie dacht dat deze beweging een kort leven beschoren zou zijn kwam bedrogen uit. Op een wonderlijke wijze raakten de Tracts de juiste snaar en brachten heel wat gemoederen in beweging. Vanaf 1835 sloot Pusey, professor Hebreeuws in Oxford, zich openlijk bij de beweging aan. Ze werden de Tractarians genoemd. Men heeft wel eens gezegd over de Oxfordbeweging dat Pusey het verstand, Keble het hart en Newman het geweten ervan was.

In de tijd van de Tracts hield Newman m.n. drie religieuze principes, uitgaande van Schrift, Ignatius en het anglicaanse Prayer Book.*1. Het principe van dogma: Newman is ervan overtuigd dat een geopenbaard geloof niets anders kan zijn dan een dogmatisch geloof nl. met vaste waarheden.[14] *2. De overtuiging dat er een zichtbare Kerk met sacramenten en riten moet zijn die het kanaal zijn van de onzichtbare genade.*3. Het derde punt is het feit van de episcopale structuur van de Kerk "My own bishop was my Pope; I knew no other; the successor of the Apostles, the Vicar of Christ."[15]

Hij hield echter ook dat de paus de antichrist is, te beginnen met Gregorius I, rond 600. Het grote probleem dat hij had met de katholieke Kerk was haar verering van Maria en de heiligen. Hij bewonderde het celibaat in de katholieke Kerk. Newman was er rotsvast van overtuigd dat de anglicaanse Kerk de ware erfgenaam was van de apostolische Kerk en van de kerkvaders.

Naast de Tracts en de artikelen in de British Critic, waarvan Newman de auteur was van juli 1838 - juli 1841.

De jaren waarin de Oxfordbeweging op haar hoogtepunt was (1833-41), waren de jaren waarin Newman als pastoor wekelijks preekte in St. Mary's en de kerk volliep om hem te horen. Ook zij Parochial and Plain Sermons waren een motor van de Oxford-beweging. In maart 1834 verscheen daarvan het eerste deel.

Newmans gewaardeerde vriend Hurrell Froude stierf op 28 februari 1836. Newman mocht één boek uit zijn erfenis kiezen. Op aanraden van een ander koos hij het hem onbekende Romeins brevier dat Froude in zijn laatste levensmaanden gebeden had. Zelf begon hij het vanaf die tijd trouw te bidden. Later schreef hij een Tract erover.

6.2 De Via Media.

Uit 1837-38 dateren Newmans Lectures on the Prophetical Office of the Church Relatively to Romanism and Popular Protestantism (1837), later gepubliceerd als het eerste deel van zijn Via Media[16] en de Lectures on the Doctrine of Justification (1838). Het eerste werk hiervan is de basis van Newmans ecclesiologie. Deze werken waren oorspronkelijk lezingen die Newman hield in de Adam de Brome's kapel in de St. Mary's, als bijdrage voor een theologische fundering van de Oxfordbeweging. Hij was er toen echt van overtuigd dat het de bedoeling van de hervormers in de 16e eeuw in Engeland was geweest, niet om de hervormers van het vasteland te volgen maar zich te bevrijden van de uitwassen die in de loop der tijd het katholicisme had aangetast. De Kerk van Engeland moest in zijn ogen de middenweg (Via Media) zijn tussen de dwalingen van zowel Rome als het protestantisme. In zijn ogen was het geen compromis, maar een terugkeren naar de oorspronkelijke zuivere leer van de eerste eeuwen.

7 De eerste twijfel.

In de lente van 1839 was Newmans positie in de anglicaanse kerk op zijn hoogtepunt. Tussen 1839 en 1841 bleek echter voor Newman dat de Via Media, die hij aanhing, slechts een papieren constructie was die geen stand hield bij nader onderzoek.

Bij zijn studie van de monofysieten[17] in de zomer van 1839 herkende hij als in een spiegel de anglicaanse kerk in de positie van de heretici. Vervolgens wees Robert Williams hem op een artikel "The Anglican claim" van de reeds eerder vermelde Wiseman, rector van het Engels college in Rome, later kardinaal en aartsbisschop van Westminster, in het katholieke tijdschrift de Dublin Review in de zomer van 1839. In dit beroemde artikel trok deze een parallel tussen de donatisten uit de tijd van St. Augustinus en de anglicanen uit zijn eigen tijd. Ook dat was een strijd van altaar tegen altaar, bisschop tegen bisschop. De test welk episcopaat, het katholieke of het donatistische, het ware was formuleerde St. Augustinus in vier woorden: "securus judicat orbis terrarum" (De hele wereld oordeelt zeker). Newman schreef later: "Dat eenvoudige zinnetje van Augustinus trof me met een kracht, die ik nooit, in geen enkel ander woord van hem, had aangetroffen".[18] Hiermee viel de hele theorie van de Via Media in duigen.

Het meest geschokt was hij door het feit dat zijn Via Media niet zo nieuw was als hij gedacht had en slechts een theoretische constructie bleek te zijn. Hij probeerde nog een laatste keer een basis voor het anglicanisme te geven in een artikel "The Catholicity of the Church of England" voor het januarinummer van de British Critic van 1840. Naar buiten toe liet hij niet merken wat er in hem omging.

7.1 Tract Ninety.

Newman schreef Tract 90 waarin hij een katholieke interpretatie voorstelde van de "39 artikelen" die samen met het Book of Common Prayer de basis van het anglicanisme vormen. Dit Tract verscheen op 27 februari 1841. Newman had de duidelijk intentie om aan te tonen dat voor een anglicaan een katholieke interpretatie van de artikelen mogelijk was. Als men kon stellen dat de anglicaanse Kerk katholiek was dan hoefde hij uiteraard niet over te gaan naar Rome. Met deze stap wilde Newman talrijke jongeren die overwogen om katholiek te worden voor de anglicaanse kerk behouden. De Tract had echter precies het tegenovergestelde effect. In anglicaanse kringen reageerde men heftig. De universiteit van Oxford censureerde de tekst. De bisschop van Oxford vroeg Newman om zich van de Tract te distantiëren, hetgeen deze niet kon en niet deed. De hele confrontatie eindigde ermee dat de reeks van de Tracts beëindigd werd.

8 Littlemore.

Met Tract 90 wankelde de hele Oxfordbeweging. Newman zat in dubio. Hij vroeg zich af of zijn verlangen om katholiek te worden niet uit eigen ambitie (selfwill) voortkwam. Hij vroeg in deze gewetensvraag Keble om raad. Newman had in Littlemore, een gehucht op een zestal kilometer van Oxford, waarvoor hij als pastoor verantwoordelijk was en waar hij een kerk gebouwd had, een paar oude schuren gekocht en laten inrichten als een soort retraitehuis. Hier nam hij in de zomer van 1841 zijn intrek. Newman verlangde tot rust te komen en daar te kunnen bidden, nadenken en studeren. Verder wijdde hij zich aan de pastorale zorg voor dit gehucht en gaf hij o.a. les aan de armenschool. Spoedig klopten een aantal jonge mannen uit Oxford aan om zich bij hem aan te sluiten. Samen leidde men daar een soort monastiek leven: een leven van gebed, studie, soberheid.

Hier kreeg Newman tussen juli en november 1841 nog drie slagen te incasseren.

1. Hij herkende de anglicanen en zijn Via Media in de semi-Arianen, iets wat hem bij zijn eerdere studie in 1832 ontgaan was.[19]

2. Tract 90 werd door de bisschoppen veroordeeld. Deze veroordeling was het begin van de stroom van bekeringen tot de katholieke Kerk.[20]

3. De derde slag was de zogenaamde affaire rond de bisschopszetel in Jeruzalem. De Engelse en Pruisische regering besloten om samen beurtelings een bisschop in Jeruzalem te hebben. Hiermee kon niet ontkend worden dat de anglicaanse kerk in feite een protestantse kerk was. De Tractarians protesteerden hiertegen met alle macht. Vele van hen werden hierdoor in de richting van Rome gedreven.

Later schreef Newman: "vanaf het einde van 1841 was ik zieltogend, wat mijn lidmaatschap van de anglicaanse Kerk betreft."[21] In juli 1841 beëindigde hij zijn hoofdredacteurschap van de British Critic. Die werd verdergezet door Tom Mozley. Intussen groeide zijn toenadering tot de katholieke Kerk. In de loop van 1842 maakte hij kennis met de katholieke volksdevotie die hem in tegenstelling tot wat hij verwacht had geen aanstoot gaven. In het voorjaar van 1843 deed hij een retraite geïnspireerd op de geestelijke oefeningen van Ignatius. Nu volgde een tijd van een groot innerlijk gevecht en daden.

Zijn eerste daad was om in februari 1843 na een overweging van drie maanden zijn aanklachten tegen de Kerk van Rome in te trekken.

Zijn andere daad was het neerleggen van zijn pastoorschap van Saint Mary's (18 september 1843). Op 25 september legde hij ook de verantwoordelijkheid voor de kerk van Littlemore neer, bij gelegenheid van het feest van kerkwijding. Alle vooraanstaanden van de Oxfordbeweging waren bij die gelegenheid uitgenodigd. Pusey droeg de Eucharistie op. Newman preekte zijn laatste anglicaanse preek: "The Parting of Friends". Newman communiceerde, maar nam verder geen deel aan de dienst. Na de dienst gooide hij kalm zijn baret, het symbool van zijn waardigheid en van zijn facultas docendi achter de omheining van het altaar, ten teken dat hij niet langer de leer van de kerk van Engeland zou verkondigen. Van dat ogenblik af leefde hij als leek in de Kerk van Engeland, zonder enig contact met katholieken. Uit zijn geschriften weten we hoe Newman heel voorzichtig te werk ging en vooral onderzocht of zijn motieven wel zuiver waren en of hij niet gehinderd werd door verborgen fouten.

8.1 Development of Christian Doctrine.

Eind 1842 was Newman reeds begonnen zich bijzonder bezig te houden met de vraag naar de dogma-ontwikkeling, ter voorbereiding van zijn laatste University Sermon. De vraag: "welke Kerk is de ware erfgenaam van de oude Kerk?" beroerde Newman tot in het diepst van zijn ziel. Het is de vraag: "welke ontwikkelingen ten opzichte van de oerkerk zijn legitiem en te verwachten en welke niet?" Hij stelde zich de vraag, waarvan de beantwoording de rest van zijn leven zou bepalen: "Zijn de afwijkingen die hij in de katholieke Kerk meende vast te stellen misschien een gevolg van een levende en door God bedoelde ontwikkeling?" Eind 1844 begon Newman te schrijven de Essay on the Development of Christian Doctrine.[22] Het boek was bedoeld om een antwoord te vinden op zijn eigen vragen. Het werd uiteindelijk een ongekend meesterwerk.

Op 3 oktober 1845 hield Newman onverwacht op met schrijven Op die dag trad hij terug als fellow van Oriel. J. D. Dalgairns, een van Newmans huisgenoten die korte tijd voordien katholiek geworden was, had Newman gevraagd of de pater passionist Domenico Barbieri die op doorreis naar België langs Oxford kwam in Littlemore mocht langskomen. Newman zag dit als een vingerwijzing van de Voorzienigheid. Toen Barbieri op 8 oktober 1845 's avonds laat binnentrad viel Newman voor hem op de knieën en vroeg om opname in de katholieke Kerk. Hij werd de volgende dag opgenomen, tezamen met twee andere anglicaanse geestelijken Richard Stanton en Frederick Bowles. Newmans boek Development of Christian Doctrine werd enkele maanden later gepubliceerd zoals het op het ogenblik van Newmans bekering was.

9 Newman katholiek.

9.1 Maryvale.

Rond deze tijd volgden hem wel 875 anderen, waaronder 250 geestelijken uit de anglicaanse Kerk in zijn overgang naar de rooms-katholieke Kerk.[23] Reeds in 1957 zouden dat 1400 anglicaanse geestelijke zijn.[24] Keble en Pusey zouden echter anglicaan blijven. Newman en zijn vrienden ontvingen in Littlemore, samen met een tiental andere bekeerlingen op Allerheiligen het vormsel uit handen van de apostolische vicaris (bisschop) Wiseman. Op 23 februari 1846 verlieten ze Littlemore voorgoed voor Old Oscott. Deze plaats kreeg van Newman de naam Maryvale.

9.2 Rome en het Oratorium.

In september 1846 vertrok Newman met Ambrose Saint John naar Rome waar hij verbleef in het Collegio di Propaganda. Tijdens zijn studie bleek dat de bekende theoloog Giovanni Perrone S.J. zijn boek over De ontwikkeling van de geloofswaarheden vermelde op een lijst met anti-Roomse werken. Dit was des te absurder omdat Newman veel van zijn eigen gedachtegoed bij Perrone terugvond. Overigens was het peil van de theologie in deze tijd tot een absoluut dieptepunt gezakt.

Op 1 juni 1847 werd Newman priester gewijd. In Rome was Newman op zoek naar de wijze waarop hij het meest dienstbaar zou kunnen zijn: als leek, als diocesaan priester of als religieus. Uiteindelijk koos Newman voor het oratorium van Filippus Neri, dat Wiseman hem gesuggereerd had. Eind 1847 namen Newman, Ambrose Saint John en vijf andere Engelse bekeerlingen hun intrek in een oratorium bij de H. Kruiskerk (Santa Croce) voor hun noviciaat. Daar bewerkte Newman de regel opdat die in Engeland bruikbaar zou zijn en ontdaan werd van typisch Italiaanse en latere gebruiken. Hij schreef er de semi-autobiografische roman Loss and Gain, dat eigenlijk enkel interessant omwille van zijn humor, zijn schets van het Tractariaanse Oxford en de autobiografische elementen die het bevat.

Met kerstmis 1847 waren Newman en zijn gezellen weer in Engeland. Op 2 februari 1848 werd de congregatie van het Oratorium officieel opgericht werd in Maryvale. In 1848 had Frederick William Faber (1814-1863), in Cheadle een gemeenschap van ongeveer 40 bekeerlingen gevormd die men naar de naam van hun kerkje de Wilfridians noemde. Deze gemeenschap sloot zich aan bij de Oratorianen. Om het Oratorium dat te groot was te splitsen trok Newman met een groep naar Alcester Street in Birmingham. Faber leidde het Oratorium in Londen. Er zouden vaak spanningen zijn tussen de totaal verschillende persoonlijkheden van Newman en Faber.

10 Een donkere periode.

In oktober 1850 kwam vanuit Rome onverwacht het bericht dat de katholieke hiërarchie in Engeland hersteld zou worden. Het is nu onvoorstelbaar welke reactie dit uitlokte in Victoriaans Engeland. Over het hele land werden protestvergaderingen en -acties gehouden. Men sprak over de daad van Pius IX als "papal agression". Men verbrandde poppen van de paus en Wiseman, men gooide ramen in bij katholieken, enz. Op initiatief van J.M. Capes, ook een bekeerling uit de Oxfordbeweging, werden er in heel het land voorlichtingsvergaderingen gehouden om de draagwijdte van de pauselijke beslissing toe te lichten. Newman gaf vanaf eind juni 1851 in Birmingham deze lezingen, die later gebundeld werden als Lectures on the Present Position of Catholics in England. Deze voordrachten zijn voorbeelden van rake humor en satire.

Op 13 juli 1852 tijdens de eerste provinciale synode van de Engelse katholieke hiërarchie in Oscott hield Newman zijn wel bekendste en wellicht mooiste gelegenheidstoespraak The Second Spring, waarin hij de nieuwe opbloei van de Kerk in Engeland na een periode van eeuwenlange vervolging schetste.

10.1 Het Achilli-proces.

In zijn vijfde voordracht van de reeks voor protestanten verwees Newman naar een uitgetreden Dominicaan Giacinto Achilli, die in die dagen in Engeland rondreisde om de tirannie van de paus aan te klagen en te beweren dat hij gefolterd was door de inquisitie, etc. Dingen die hem ertoe gebracht zouden hebben om protestant te worden. In de Dublin Review van juli 1850 had Newman een anoniem relaas gelezen (van Wiseman) waarin Achilli's beweringen werden rechtgezet. Achilli had zich herhaalde malen vergrepen aan meisjes en was na herhaalde sancties uiteindelijk uit zijn ambt gezet. Newman baseerde zich op deze gegevens. Ook juristen die hij raadpleegde voor dat hij dat deed zagen geen problemen, dat hij iets dat al eerder gepubliceerd was zou herhalen.

Eind augustus 1851 voelde Achilli zich in het nauw en daagde Newman voor het gerecht. Newman vroeg toen de nodige bewijsstukken aan kardinaal Wiseman en Mgr. Talbot in Rome. Beiden realiseerden zich kennelijk de ernst van de zaak niet en bleven onbegrijpelijkerwijze volledig in gebreke. Achilli ontkende onder ede op 4 november dat alles wat Newman over hem beweerde gelogen was. Op 21 november vroeg Newman verdaging van zijn proces om de nodige stukken en getuigen uit Italië te laten overkomen. Dit verzoek werd verworpen. De stukken van Wiseman kwamen zes uur later aan en die van Talbot twee dagen later. Men slaagde er toch in het proces te verdagen. Miss Giberne, een kennis van Newman, bekeerlinge en sympathisante van de Oxfordbeweging, slaagde erin de vrouwen die het slachtoffer van Achilli geweest waren naar Engeland te halen. Vervolgens probeerde de tegenpartij het proces te doen uitstellen opdat de getuigen uit eigen beweging terug zouden keren naar hun land. De vooringenomen jury veroordeelde uiteindelijk Newman wegens smaad tot een fikse geldboete. The Times en de publieke opinie die in die tijd zeker niet pro-katholiek waren vond deze uitspraak een schande en kozen de kant van Newman. Intussen hadden katholieken uit de hele wereld Newman geld gestuurd om hem te helpen. Na afloop bleef er voldoende geld over om een kerkje te bouwen.

10.2 De katholieke universiteit van Dublin.

Op 15 april 1851 werd Newman door Paul Cullen, aartsbisschop van Armagh (Ierland) gevraagd om te helpen bij de oprichting van een universiteit. Op 12 november werd Newman de eerste rector van de nieuw op te richten Katholieke Universiteit van Dublin. Newman ontving echter nauwelijks steun van de bisschoppen. Het is achteraf gezien een zeer pijnlijke geschiedenis geworden die zeker het Ierse episcopaat uit die tijd niet gesierd heeft. Het zou hier te ver voeren om de gecompliceerde context waarin die moest gebeuren te beschrijven. Voor Newman was het een tijd vol onbegrip en tegenwerking. Toch slaagde hij erin om op 3 november 1854 een faculteit voor letteren en filosofie te openen en in 1856 een faculteit voor geneeskunde. Wiseman wilde toen dat Newman titulair bisschop zou worden om hem meer gezag te geven. Hij maakte hier geen geheim van maar toen dit Cullen ter ore kwam drong deze in Rome erop aan dit vooral niet te doen omdat Newman zich een voorstander getoond had van een zekere intellectuele vrijheid van academici. De ware reden was dat Cullen bevreesd was voor een tweede mijter in Dublin. Verder zagen de anti-Engelse Ieren Newman als een vreemdeling. Newmans bisschopsbenoeming ging niet door. Zijn lezingen en toespraken als rector van de universiteit werden echter zeer gewaardeerd en later gepubliceerd in The Idea of a University.

Deze mislukking die niet aan hemzelf te wijten was vond Newman zeer pijnlijk. Newman trok zich terug. Pas eind 1858 werd hij echter officieel van zijn taak ontheven. Hij voelde zich zoals hij het uitdrukte "under a cloud" in de volgende jaren.

10.3 Problemen in Birmingham.

Een andere pijnlijke geschiedenis was wat er thuis in zijn oratorium gebeurde. Newman die veelvuldig in Dublin verbleef liet hij in 1853 Dalgairns uit Londen overkomen om het huis te leiden. In Newmans afwezigheid intrigeerde Dalgairns en voerde in Birmingham typisch Italiaanse devotievormen in en bv. de zielzorg voor kloosterzusters. Dit laatste hoorde volgens Newman niet tot de taak van het Oratorium. In Rome werd Newman verdacht gemaakt. Ook de eigenzinnigheid van Faber in het Oratorium van Londen bezorgde Newman grote zorgen en verdriet.

10.4 De Engelse bijbelvertaling.

In juli 1855 besloot de synode van de Engelse bisschoppen om een nieuwe Engelse Bijbelvertaling te laten maken. De supervisie ervan werd aan Newman toevertrouwd. Pas in augustus 1857 werd Newman hiervoor gevraagd door kardinaal Wiseman. Newman investeerde geld en tijd in de voorbereiding van dit project. Hij zocht medewerkers aan. Maar de bisschoppen gaven hem op een aantal vragen, zoals wie wat zou betalen geen antwoord. De zaak kreeg een onverwachte wending toen bleek dat de Amerikaanse aartsbisschop van Baltimore reeds 15 jaar aan zo een vertaling werkte. Vanuit Amerika vroeg men toen Newman om bij dit project te helpen. Newman antwoordde dat hij daartoe bereid was, vervolgens hoorde hij niets meer noch van het Amerikaanse, noch van het Engelse episcopaat. Newman berichtte vervolgens zijn medewerkers dat zij hun taak als geëindigd konden beschouwen. Het trieste is dat de Amerikaanse vertaling nooit gebruikt werd in Engeland en dat die ongetwijfeld monumentale werk nooit geschreven werd. Weer mislukte een werk waarvoor Newman de meest geschikte man zou zijn buiten zijn schuld.

10.5 De Rambler-affaire.

Het katholieke tijdschrift Rambler was in aanvaring gekomen met het episcopaat vanwege zijn liberale denkbeelden. In maart 1859 vroeg men Newman om hoofdredacteur te worden en zo deze heikele zaak uit de wereld te helpen. Hij deed dit op verzoek van velen en om zijn bisschop ter wille te zijn. Zijn taak was delicaat, Newman publiceerde twee artikelen over de taak van de leek in de Kerk (in mei en juli). Deze artikelen waren echter hun tijd vooruit en werden -ten onrechte- verdacht gemaakt in Rome. Newman bood zijn ontslag aan. M.n. het artikel On Consulting the Faithful in Matters of Doctrine (juli 1859) zal later heel beroemd worden. Het is dit artikel waarin Newman het begrip geloofszin (sensus fidelium) uitwerkt dat op Vaticanum II zo een belangrijke rol speelt in de dogmatische constitutie Dei Verbum.

Newman werd naar aanleiding van deze artikelen in Rome verdacht gemaakt. Deze nevel van verdachtmakingen zou in Rome over Newman blijven hangen tot in 1867. In de persoonlijke notities van Newman uit die tijd vindt men de zin (1859): "Mijn leven lang gebeuren dingen met mij, die niet met anderen gebeuren - ik ben de zondebok".

10.6 Een Oratoriumschool in Birmingham.

Newman begon op 1 mei 1859 een middelbare school bij het Oratorium. Hetgeen hem veel werk en kopzorgen bezorgde. Hij bestelde kolen, bewerkte toneel voor de jongens, schreef rapporten. Soms gaf hij zelf les. Hij genoot overigens niet het vertrouwen van Manning en andere hoogwaardigheidsbekleders die zijn school dood zwegen, zoals Manning in een artikel in de Dublin Review van 1863 over katholiek onderwijs waarin zijn school niet genoemd werd.== Apologia pro vita sua. == In het december 1863 publiceerde Charles Kingsley, een anglicaans geestelijke en bekend auteur, in MacMillan's Magazine een bespreking van Anthony Froudes History of England. In dit artikel viel hij zonder enige reden Newman aan. Hij schreef: "Waarheid omwille van de waarheid is nooit een deugd van de roomse clerus geweest. Father Newman leert ons dat dit niet nodig is en dat er helemaal geen rekening hoeft mee gehouden te worden. Hij leert ons dat sluwheid het wapen is, dat de hemel aan de heiligen heeft geschonken om het gevecht aan te gaan tegen de brutale mannelijke kracht van de verdorven wereld."

William Pope, bekeerling en priester, wees Newman op dit artikel. Newman zag dat niet hij maar de hele clerus aangevallen werd. Er werd immers gesteld dat voor de Roomse Kerk de waarheid overbodig was. Newman stuurde een brief naar de uitgever en vroeg een rechtzetting van de hem onbekende auteur die met C.K. had ondertekend van deze "ernstige en onbewezen laster".

Kingsley reageerde in een rustige brief en beriep zich in zijn verdediging op een preek van Newman uit Sermons on Subject of the Day. Newman antwoordde dat dit een preek uit zijn anglicaanse tijd stamde en dat er niets instond wat leek op wat Kingley beweerde. Met stilzwijgende goedkeuring van Kingley publiceert Newman begin februari 1864 de correspondentie tussen hem en Kingley en voegt er op het eind enkele duidelijk sarcastische conclusies aan toe. Dit is voor Kingley de aanleiding om eind maart een 48 pagina's tellend antwoord te publiceren onder de titel: "What then does Dr. Newman mean?" Hierin wordt Newman zeer unfair onderuit gehaald. Het woordje mean in de titel gaf Newman de idee in van hoe te antwoorden. Kingley had Newmans bedoelingen in vraag gesteld. Newman begreep dat de enige verdediging was een uiteenzetting van zijn eigen geestelijke ontwikkelingsgang om zo zijn bedoelingen te verduidelijken. Deze afleveringen kenden een daverend succes. Op zeven achtereenvolgende dinsdagen van 21 april tot 2 juni 1864 verscheen zijn verdediging getiteld Apologia pro vita sua. Het is een van de meest magistrale geestelijke autobiografieën, te stellen op de lijn van de Augustinus' Belijdenissen. Heel Engeland koos de zijde van Newman. Een jaar later verscheen de tekst in boekvorm.

11 Na de Apologia.

Niemand, ook Newman niet, had het overweldigeinde succes van de Apologia voorzien. De katholieken-van-huis-uit die een beetje wantrouwig keken naar de bekeerling Newman waren in één keer overtuigd van zijn integriteit. Enkel de ultramontanen zagen in Newman een bedreiging. Mgr. Talbot, rector van het Engels college, nodigde hem uit om in Rome te komen preken, want daar zou hij een veel verhevener gehoor hebben dan in Birmingham. Newman wees dit koeltjes af met de opmerking "dat de mensen van Birmingham ook een ziel hadden". Merkwaardig genoeg reageerden ook veel anglicanen zeer positief en Newman kreeg opnieuw contact met vele oude vrienden, o.a. met Keble en Pusey. De anglicanen waren verbaasd over de liefdevolle manier waarop Newman over hun kerk schreef. Met Keble was het contact overigens reeds in de zomer van 1863 hersteld. Toen ontving Newman voor het eerst in 17 jaar een brief van hem.

11.1 Een Oratorium in Oxford?

Het probleem van het katholiek hoger onderwijs in Engeland was nijpend. Er was een kerkelijk verbod om katholieke jongeren te laten studeren te Oxford en aan andere staatsuniversiteiten. Daardoor was het zo goed als onmogelijk voor katholieken om hogere functies te bekleden. Veel vooraanstaande katholieken hoopten dat de katholieke hiërarchie zijn houding zou herzien toen de Engelse regering de ondertekening van de 39 artikelen als toelatingsvoorwaarde liet vervallen.

In augustus 1864 kreeg Newman een uitgebreid terrein in Oxford aangeboden voor 9000 pond. Newman hoopte daar een Oratorium, school en college te stichten. Toen Newmans informatieve schrijven aan enkele van zijn vrienden in handen van Wiseman viel verzette deze zich hevig. Studeren in Oxford stond voor hem gelijk met een opvoeding in een anti-klerikale, immorele en atheïstische geest. In Rome werd Newman systematisch in een kwaad daglicht gesteld door Mgr. Talbot. Op de bisschoppenconferentie die speciaal over dit onderwerp werd samengeroepen pleitte Wiseman voor een verbod. Op 29 januari 1865 besliste de paus dat het beslist afgeraden moest worden aan katholieken om naar Oxford te gaan. Daarmee viel het doek over Newmans initiatief. Op 15 februari 1865 stierf Wiseman. In december 1866 gaf Rome echter de toestemming om een Oratorium in Oxford te vestigen op voorwaarde dat Newman niet zou deelnemen. Het Oratorium kwam er niet. Pas in 1893 zou Leo XIII toestaan dat katholieken in Oxford gingen studeren. Weer had bekrompenheid van enkele een beslist vruchtbaar initiatief van Newman ongedaan gemaakt.

11.2 Vaticanum I en de pauselijke onfeilbaarheid.

Op 29 juni 1868 werd door Paus Pius IX (1846-1878) een concilie opgeroepen voor 1869. Dit concilie zou de naam krijgen Vaticanum I. Vlak voor het concilie heerste her en der in Noord-Europa het ultra[[Montanisme]]. Het was een stroming die de onfeilbaarheid van de paus wilde definiëren. Newman werd door Pius IX als consultor uitgenodigd. Newman ging echter niet op deze uitnodiging in. Hij wees op zijn leeftijd en gebrek aan ervaring. Ook ging hij niet in op de uitnodiging van Dupanloup, bisschop van Orléans, om zijn persoonlijke raadgever te zijn. De eigenlijke reden was dat Newman aan het schrijven was aan het boek dat hij als zijn levensopdracht zag: de Grammar of Assent. Hij vreesde dat als hij zijn redenering zou onderbreken hij niet meer in staat zou zijn om dit werk te beëindigen. Andere redenen liggen in het feit dat hij geen enkele vreemde taal behoorlijk sprak, ook niet het Latijn. Hij voelde hij zich niet bij de scholastieke theologen uit zijn tijd. Hij wist bovendien dat hij wel in geschriften, maar in gesprekken geen partij was voor anderen. En Newman had een grondige hekel aan vergaderen.

Newman die zelf overtuigd was van de pauselijke onfeilbaarheid, verzette zich tegen de extreme visie van de ultramontanen zoals Manning. Hij vroeg zich af of de dogmaverklaring wel opportuun was. Newman vreesde dat de dogmaverklaring van die aard zou zijn dat men verplicht zou worden te geloven in de noodzakelijkheid van de pauselijke tijdelijke macht of in de Syllabus als onfeilbaar leerstuk. Door zijn unieke positie raakte Newman tussen twee fronten; enerzijds dat van de ultraMontanisten, met een veel te uitgebreide en weinig genuanceerde visie op de pauselijke onfeilbaarheid en anderzijds dat van de lauwe katholieken, die omwille van uiteenlopende redenen (vooral intellectuele, historische en politieke) tegen de definitie waren.

Tijdens het concilie werden zijn zorgen steeds groter. Zijn mening formuleerde hij in een persoonlijke brief aan zijn bisschop Ullathorne op 28 januari 1870. Deze brief raakte op onbekende wijze gepubliceerd en deed veel stof opwaaien, m.n. het volgende citaat: "Wanneer is een de fide-dogmaverklaring een luxe-uiting van vroomheid geweest en niet een harde pijnlijke noodzaak?"[25]

Toen de definitie er eenmaal was bleek het dat er niets meer of minder gedefinieerd was dan wat hij zelf altijd al had gehouden.

11.3 De reactie in Engeland op het dogma van 1870.

Sommige ultramontane katholieken, waaronder aartsbisschop Manning, hielden een wel erg brede interpretatie van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. Dit was natuurlijk koren op de molen van de anglicanen die dit dogma zeer vijandig ontvingen. In dit klimaat schreef de oud-premier Gladstone op 5 november 1874 een populair pamflet tegen de pauselijke onfeilbaarheid,[26] waarvan er 150.000 werden verkocht. Bij loyale katholieken kwam dit boekje van de oud-premier hard aan. Katholieken probeerden tevergeefs her en der de juiste uitleg van het dogma te verspreiden.

11.4 "Brief aan de hertog van Norfolk" (1875).

De meest indrukwekkende reactie kwam van Newman op 14 januari 1875. Hij goot zijn uiteenzetting in de vorm van een 150 pagina's lange publieke brief aan een van de meest vooraanstaande katholieke leken in Engeland: de Hertog van Norfolk. In deze Letter to de Duke of Norfolk legt Newman op magistrale manier het nieuwe dogma uit en antwoordt hij op Gladstone's aantijgingen dat katholieken niet gelijk trouw aan Rome en aan Engeland kunnen zijn. Newman doet dat door m.n. de rechten van het geweten uit te werken. Hij wijst erop dat er geen tegenspraak tussen de Openbaring en het geweten is. Hij besluit zijn uiteenzetting over het geweten met de beroemde zin: "Mocht ik de verplichting hebben tijdens een heildronk over mijn godsdienst te spreken (wat wel helemaal niet op zijn plaats zou zijn), dan zou ik, als u het verlangt, wel bereid zijn mijn glas te heffen op de paus, - maar eerst op het geweten, daarna op de paus".[27]

Overigens is het argument waarop de pauselijke onfeilbaarheid gebaseerd is het argument Newman in zijn Development of Christian Doctrine van 1845 reeds formuleerde.

Na het verlies van de pauselijke staten in 1870 hoopte Newman dat het verlies van wereldse macht de geestelijke kracht van de kerk zou versterken. Zo schreef hij: "Het is niet onmogelijk dat het verlies van de wereldlijke macht (als het door de tijd bekrachtigd wordt) een eerste stap is naar een emancipatie die parallel loopt - al is ze verschillend - met wat Hildebrand (Gregorius VII) tot stand heeft gebracht". (LD 25,284 in een brief aan W. Maskell van 12 febr. 1871). Hij sprak hier verder niet over omdat dit inging tegen het aanvoelen van veel van zijn tijdgenoten die de paus zagen als het slachtoffer van een onrechtmatige statenroof.

12 De Grammar of Assent.

Van 1866 tot 1870 werkte Newman aan een ander boek dat de vreemde titel draagt An Essay in Aid of a Grammar of Assent. Dit is wellicht het best te vertalen als: "Een verhandeling om te komen tot een handboek over zekerheid". Het probleem dat hij hierin behandelt is de verhouding tussen geloof en rede. Dit was een probleem dat hij bijna zijn hele leven had beziggehouden. Meer dan 30 jaar lang had hij rondgelopen met dit probleem. Pas in de zomer van 1866 vond hij tijdens een verblijf te Glion aan het meer van Genève de sleutel die het hem mogelijk maakte om dit onderwerp aan te pakken. Hij wist dat hij moest beginnen met "toestemming", aangezien elke zekerheid het resultaat van een toestemming (assent) is.

In dit boek toonde Newman aan dat iemands zekerheid niet afhangt van een wetenschappelijk bewijs. Zekerheid (geloofszekerheid) veronderstelt een instemming met de waarheid van een gegeven. De Grammar is een moeilijk boek. Het werd echter vrij gunstig onthaald. De eerste oplage van 500 exemplaren werd in 12 uur verkocht.

12.1 Ambrose Saint John.

Newman kreeg een nieuwe beproeving toen zijn vriend Ambrose Saint John, die voorbestemd was om hem op te volgen als leider van het Oratorium, in de lente van 1875 plots psychisch gestoord werd. Het duurde overigens een tijd voor men dit laatste in de gaten had. Hij stierf tot Newmans grote verdriet op 24 mei 1875.

13 Het weerzien van Oxford.

Na de publicatie van de Grammar (1870) en van de Letter to the Duke of Norfolk (1875) meende Newman dat zijn actieve jaren voorbij zouden zijn. Er zouden hem echter nog een aantal verrassingen wachten. Op 15 december 1877 ontving Newman een brief van S.W. Wayte, de president van Trinity College waar hij vroeger gestudeerd had, waarin hij uitgenodigd werd om de eerste ere-fellow van Trinity te worden. Dit college lag hem nauw aan het hart. Begin 1878 keerde hij voor het eerst na 1845 naar Oxford terug. Hij deed dat samen met father Neville, ook een oud-leerling van Trinity. Hij ontmoette er zijn oude tutor Thomas Short, een blinde man van bijna negentig. Hij bezocht Oriel, ontmoette Pusey, bezocht het nieuw opgerichte Keble College. De Times vermelde het feit van het ere-fellowship op de voorpagina. Vanaf die tijd keerde hij herhaalde malen terug naar Oxford en Littlemore.

14 Newman, kardinaal.

In 1878 eindigde het 32-jarige pontificaat van Pius IX. De nieuwe paus was Leo XIII. Deze benoemde op 18 maart 1879 tegen veel weerstand en drijven van o.a. kardinaal Manning in Newman tot kardinaal. Het was zijn eerste kardinaalscreatie. In zijn benoemingsoorkonde werd zijn geniale visie, geleerdheid en vroomheid bij de uitoefening van zijn ambt vermeld. Toen Newman het nieuws vernam zei hij: "The cloud is lifted from me for ever". De hemel was definitief opgeklaard. Als wapenspreuk nam hij een woord van Franciscus van Sales: "Cor ad cor loquitur": hart spreekt tot hart.

Op dinsdag na Pasen 1879 reisde Newman af naar Rome. Op 12 mei vond het consistorie plaats waarin hij tot kardinaal werd gecreëerd. In de residentie van kardinaal Howard en in het gezelschap van vooral Engelsen en Amerikanen nam Newman het zogenaamde Biglietto in ontvangst, waarmee hij officieel van zijn verheffing op de hoogte gebracht werd. Zoals gebruikelijk hield Newman toen een toespraak, de zogenaamde Biglietto-speech, waarin hij terugblikte op zijn levenslange verzet tegen het religieuze liberalisme, d.w.z. het rationalisme dat de westerse cultuur schijnt af te sluiten voor geestelijke waarden. De volledige tekst verscheen 's anderendaags reeds in The Times. Op 1 juli was hij terug in Birmingham.

15 De laatste jaren.

Newman kon zich niet onttrekken aan de nodige gelukwensen en recepties die hem in Engeland wachtten. Hij bezocht ook het oratorium van Londen dat hem zoveel pijn had bezorgd. Ook ontmoette hij een paar keer kardinaal Manning. In de zomer van 1886 begonnen zijn krachten af te nemen. In augustus 1887 kreeg hij bezoek van zijn 81-jarige emeritus-bisschop Ullathorne. Toen Ullathorne wilde vertrekken vroeg Newman hem om zijn zegen. Later zei Ullathorne: "There is a saint in that man!"

Op kerstmis 1889 celebreerde hij voor de laatste keer de H. Mis. Hij bleef helder van geest. Hij stierf op maandag 11 augustus 1890 om 20.45 uur in het bijzijn van zijn medebroeders. Zijn begrafenis werd door duizenden bijgewoond. Op zijn graf stonden de woorden die hij zelf had uitgekozen: "Ex umbris et imaginibus in veritatem".

Met Newman ging ongetwijfeld de grootste zoon van de katholieke kerk van Engeland uit de 19e eeuw heen, de belangrijkste bekeerling van na de reformatie. Hij werd een tijdlang miskend en verguisd, later werd hij in ere hersteld als kardinaal. Hij was een deemoedig man die dagelijks geprobeerd had om het "vriendelijk licht" te volgen. Hij had een diepe bewondering voor en kennis van de oude Kerkvaders en was tevens zeer goed op de hoogte van de theologie uit zijn eigen tijd. Hij werd vaak met wantrouwen bejegend omdat hij in zijn denken zeer onafhankelijk was en zich kon verheffen boven het beperkte perspectief van zijn eigen tijd.

16 De actualiteit van Newman.

Een reden waarom Newman door velen van zijn tijdgenoten niet begrepen werd was het feit dat hij op een geestelijk, moreel en intellectueel niveau leefde in de context waarin hij een visie op de werkelijkheid had die uitging boven het beoordeling- en waarnemingsvermogen van vrijwel iedereen. Hij had om zo te zeggen een hoger gelegen standpunt van waaruit hij de situatie van Kerk en wereld in zijn tijd beter kon overzien dan vele anderen. Zijn persoonlijke notities verraden een diepe vroomheid en gerichtheid op het hiernamaals. Tegelijk is hij een man die met twee voeten in de wereld stond. Hij pleitte voor een grote openheid voor de wereld, denken we aan zijn inzet voor de universiteit van Dublin en zijn bedoeling om een Oratorium in Oxford te stichten. Hoe zo een universitaire vorming eruit moest zien ligt verwoord in zijn Idea of a University. Newman wilde dat de universiteitsopleiding alles behalve een soort seminarieopleiding zou zijn. Newman zag ook dat de grootste behoefte van de Kerk na het herstel van de hiërarchie niet was een groter aantal bisschopszetels maar beter opgeleide geestelijken.

Hij had een oprechte afkeer van alles wat het licht van de waarheid van Christus of zijn Kerk verduisterde. Daarom pleitte hij o.a. voor een staat die neutraal is in godsdienstzaken.

Geïnspireerd door zijn diepe kennis van de kerkvaders dreven door zijn studies en door concrete uitdagingen sneed een aantal thema's voor de eerste keer aan: dogma-ontwikkeling, de geloofszin van het gelovige volk, de taak van de leek in de Kerk, ... . Hij gaf de aanzetten voor een vernieuwde ecclesiologie. Omdat hij dit deed op een originele en frisse manier, in methode compleet afwijkend van de gebruikelijke theologie van zijn tijd duurde het soms wel een halve eeuw of langer voor men de betekenis ervan begreep.

Newman keerde in zijn tijd al terug naar de bronnen van het Christendom, m.n. Schrift en Kerkvaders, een beweging die pas in de 20e eeuw echt op gang kwam. Als men Newman bestudeert dan ontdekt men al heel vlug wat kerkvaders zoals Athanasius, Ambrosius, Hilarius van Poitiers of Leo de Grote voor hem betekenen.

Hij wist wat het betekende alleen voor God te staan en zijn geweten te moeten volgen. Hij heeft ervaren wat lijden is in de miskenning en vooral de verdenkingen en twijfel aan zijn bedoelingen die op hem rustten in zijn katholieke tijd.

Newmans was een man die respect opbracht voor niet-katholieke Christenen, ook voor hen die niet de hele weg met hem gingen naar de katholieke Kerk. Newman was een man die respect opbracht voor iedere goedwillende en oprecht zoekende mens. Hij streefde ernaar een precies inzicht in de geloofsverschillen, een evenwichtige uiteenzetting van de leer, bereidheid om negatieve aspecten in de eigen kerkgemeenschap te onderkennen en uit de weg te ruimen, het goede in de andere kerkgemeenschap zien en tegelijk de Waarheid niet te verduisteren.

Iedere vorm van naïef vooruitgangsgeloof was Newman vreemd. Hij verwachtte in tegendeel zware tijden voor het geloof in de toekomst.

Lang niet alle aspecten van Newman zijn hier belicht. Hij was veelzijdig, een zeer groot theoloog, filosoof, predikant, opvoeder en waarschijnlijk de grootste Engelstalige prozaschrijver van non-fiction. Een man die op zijn best was als gelegenheidsschrijver bij bijzondere, meestal controversiële aangelegenheden.

Newmans nalatenschap, zijn vele werken, zijn een onschatbare gave van de Voorzienigheid. Zou er in deze eeuw in de Engelstalige wereld wel één intellectueel bekeerd zijn, zonder dat de werken van Newman hierbij een actieve rol gespeeld hebben?

Laat deze eerste kennismaking met Newman een aansporing zijn om zijn werken te lezen. Moge het lezen van zijn werken velen in contact brengen met deze grote man en moge hij eens verheven worden tot de eer van de altaren.

17 Literatuur.

  • Robrecht Boudens, Vriendelijk licht. De profetische visie van J.H. Newman, Averbode, Altiora, 1990.
  • Stanley Jaki, Newman and His Converts: An Existential Ecclesiology (zonder vermelding van internet gehaald)
  • Wilfrid Ward, The Life of John Henry Cardinal Newman, 1912. (= Ward)
  • Ian Ker, John Henry Newman. A biography, Oxford, Clarendon Press, 1988.
  • John Henry Newman, Apologia pro Vita Sua: being a History of his Religious Opinions, [1864] (1873).

18 Voetnoten

  1. Naar Jaki.
  2. De thema's die de CKK aangeeft zijn 157 (Apo. 239, uitgewerkter in Ward II, 250): zekerheid; 1723 (Mix. 89-90) heiligheid; 1778 (Diff. II, 248) geweten; 2144 (P.S. V,21-22), het gevoel van sacraliteit. Dit zijn kernthema's van zijn werken en preken.
  3. In nr. 71, in een citaat van Diff. I,261v.
  4. Bv. in Fides et Ratio (1998), 74; en Veritatis Splendor (1993), 34.
  5. Ker, ix.
  6. De Can. IV, p. 2 c. 11; vgl. AAS 51 (1959), 460.
  7. Kan citaat niet vinden.
  8. Apo. 17-19.
  9. "and making me rest in the thought of two and two only supreme and luminously self-evident beings, myself and my creator." Apo. 18.
  10. Apo. 19-20.
  11. L.D. 30,107.
  12. Apo. 25-26.
  13. MD, 218.
  14. "From the age of fifteen, dogma has been the fundamental principle of my religion; I cannot enter into the idea of any other sort of religion; religion, as a mere sentiment, is to me a dream and a mockery." (Apo. 50)
  15. Apo. 50-51.
  16. In Via Media i.
  17. Deze stroming erkent slechts éen natuur in Christus.
  18. Apo. 117.
  19. Apo. 130.
  20. Apo. 140.
  21. Apo. 147.
  22. "So, at the end of 1844, I came to the resolution of writing an Essay on Doctrinal Development; and then, if, at the end of it, my convictions in favour of the Roman Church were not weaker, of taking the necessary steps for admission into her fold." (Apo. 228)
  23. Vgl. Earle E. Cairns, Christianity Through the Centuries, Grand Rapids, MI: Zondervan, rev. ed., 1981, 399.
  24. John A. O'Brien, Giants of the Faith, Garden City, New York, Doubleday Image, 1957, 157.
  25. "When has definition of doctrine de fide been a luxury of devotion and not a stern painful necessity? Why should an aggressive and insolent faction be allowed to make the hearts of the just to mourn whom the Lord hath not made sorrowful?" Ward II, 288-289.
  26. The Vatican Decrees in heir bearing on Civil Allegiance: A Political Expostulation.
  27. "Certainly, if I am obliged to bring religion into after-dinner toasts, (which indeed does not seem quite the thing) I shall drink - to the Pope, if you please,- still, to Conscience first, and to the Pope afterwards." (Diff. ii, 261)