39ste Paasbrief van St. Athanasius

Uit Apowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 sep 2023 om 17:29
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Athanasius, 39e Paasbrief (367) [tweede deel].[1]
Deze brief speelt een belangrijke rol in de vorming van de canon van de H. Schrift.

Over de Heilige Schrift
1 Wij hebben de ketters doden, genoemd en onszelf mensen die tot hun heil de Heilige Schrift bezitten. Ik vrees echter dat, zoals Paulus schreef aan de Korintiërs, enkelen van hen die een rechtzinnige opvatting hadden (over de Heilige Schrift) zich op een dwaalweg laten brengen door de sluwheid van mensen die ver staan van de eenvoud en de zuiverheid van de Schrift). (Ik vrees) dat zij andere boeken die apocriefen genoemd worden, zullen gaan lezen en zich zullen laten verleiden door de gelijknamigheid met de authentieke boeken. Verdraagt het, vraag ik u, dat ik schriftelijk herinner aan iets dat u reeds bekend is, ik doe dit omdat het noodzakelijk is en in het belang van de Kerk.
2 Voordat ik dit alles in herinnering breng, zal ik, om enigszins uit te leggen waarom ik zo vrijpostig ben, de woorden van de evangelist Lucas aanhalen en met hem zeggen: “Daar sommigen hebben getracht zogenaamde apocriefe boeken samen te stellen en te vermengen met de door God geïnspireerde boeken, ons overgeleverd door onze vaders die vanaf het begin ooggetuigen en bedienaars van het Woord waren, heeft het ook mij goed toegeschenen, aangespoord door waarheidlievende broeders en omdat ik vanaf het begin nauwkeurig onderzoek heb gedaan, in volgorde de boeken te noemen volgens de officiële canon, de boeken die ons overgeleverd zijn en waarvan wij geloven dat zij door God geïnspireerd zijn”. Zo zal ieder die bedrogen werd, zijn misleiders kunnen veroordelen, en hij die zich onthouden heeft van iedere dwaling, zal met blijdschap herinnerd worden (aan de waarheid).
3 Er zijn dus in het geheel 22 boeken van het Oude Testament, dit is, zoals ik vernomen heb, ook het aantal van de letters van het Hebreeuwse alfabet. Hieronder worden zij genoemd in volgorde: eerst Genesis; dan Exodus; dan Leviticus; hierna Numeri; vervolgens Deuteronomium. Dan in volgorde: Jozua, de zoon van Nun; en de Rechters, daarna Ruth; dan volgen weer de vier boeken van de Koningen, hiervan tellen de eerste twee voor één boek en het derde en het vierde ook voor één boek; daarna het eerste en het tweede boek Kronieken, die ook voor één boek tellen. 1 en 2 Ezra (=Esra en Nehemia), ook één boek; vervolgens het boek van de Psalmen en dan Spreuken; Prediker; Hooglied; verder is er ook Job; daarna de Profeten, de twaalf tellen voor één boek; dan Jesaja, Jeremia en met hem Baruch, de Klaagliederen en de Brief; daarna Ezechiël en Daniël. Hier is het einde van het Oude Testament.
4 Er hoeft niet geaarzeld te worden om de boeken van het Nieuwe Testament te noemen. Dat zijn de volgende: de vier evangeliën, volgens Matteüs, volgens Marcus, volgens Lucas en volgens Johannes. Daarna de Handelingen van de apostelen, en de zeven brieven van de apostelen, die katholiek genoemd worden: één van Jakobus, twee van Petrus, dan drie van Johannes en na deze één van Judas; bovendien zijn er veertien brieven van de apostel Paulus, opgenoemd in de canon naar deze volgorde, één aan de Romeinen, dan twee aan de Korintiërs, hierna aan de Galaten, dan aan de Efeziërs, vervolgens aan de Filippenzen en aan de Kolossenzen, daarna twee aan de Tessalonicenzen, en die aan de Hebreeën, en dadelijk daarna, twee aan Timoteüs, één aan Titus en de laatste aan Filemon; daarna volgt nog de Openbaring van Johannes.
5 Deze boeken zijn de bronnen van het heil, daaruit kan de dorstige tot verzadigens toe de woorden putten die er zich in bevinden. Alleen door haar kan de ware godsdienst worden verkondigd. Laat niemand iets aan deze boeken toevoegen noch aan ontnemen, wat het ook zij. De Heer maakte hierover de Sadduceeën beschaamd toen Hij sprak: “Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet” (Mt. 22,29), en de Joden aanspoorde met de woorden: “Onderzoekt de Schriften, maar juist deze getuigen over Mij” (Joh. 5,39).
6 Maar als ik nauwkeurig wil zijn, moet ik nog het volgende aan mijn brief toevoegen: behalve deze boeken zijn er nog andere, die niet voorkomen op de lijst (canon), maar die de vaders hebben voorgeschreven als lezing aan hen die onderwezen willen worden in de ware godsdienst: de wijsheid van Salomo en de wijsheid van Jezus Sirach en Ester, en Judit en Tobit en zogenaamde Leer van de apostelen en de Herder.
7 Toch is er, mijn geliefden, noch op de lijst van de officiële boeken, de canon, noch op de lijst van boeken die gelezen moeten worden, sprake van één enkel apocrief boek. Deze (de apocriefe boeken) zijn verzinsels van de ketters die ze hebben geschreven toen ze deze wilden hebben; toen hebben ze deze boeken de tijden door nog opgesierd en er een en ander aan toegevoegd, zodat ze, wanneer ze aangeboden werden als oude geschriften, ware (boeken) leken, en hiermee oprechte gelovigen bedrogen zouden kunnen worden.

Voetnoten

  1. De vertaling is naar de tekst in Fonti. II, fasciculo IX, de kritische tekst naar P. Joannou, Grottaferrata, Rome 1963, p. 71-76. Deze vertaling in de uitgave van: Benedictinessen van Bonheiden, De heilige Athanasius: leven, spiritualiteit, werken, Bonheiden, Abdij Bethlehem, 1982. (Gepubliceerd met hun toestemming).