Teksten van kerkvaders over de Eucharistie

Uit Apowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 2 feb 2023 om 12:48 (1 versie geïmporteerd)

De werkelijke tegenwoordigheid

De leer van de werkelijke tegenwoordigheid, dit betekent dat Jezus letterlijk en werkelijk aanwezig is, Zijn lichaam en bloed, Zijn godheid en mensheid, onder de gedaanten van brood en wijn in de Eucharistie is een wezenlijk geloofspunt in de Kerk. De Schrift spreket erover in 1 Kor. 10,16-17; 11,23-29; en m.n. in Joh. 6,32-71.
Vanaf het begin hebben de Kerkvaders de nadruk gelegd op de werkelijke tegenwoordigheid, zoals blijkt uit de volgende citaten. De vertalingen zijn vrijwel volledig eigen werk.

Ignatius van Antiochië (+ ca110)

"Ik verlang niet naar het vergankelijke brood of de genietingen van dit leven. Ik verlang het "brood van God", dat is het vlees van Jezus Christus, die uit het "zaad van David" is, en als drank verlang ik zijn bloed, dat is de onvergankelijke liefde." (Rom. 7,3) [anno 110]

"Zij onthouden zich van Eucharistie en gebed, omdat zij niet belijden dat de Eucharistie het Vlees van onze Verlosser Jezus Christus is, dat om onze zonden heeft geleden en dat de Vader in Zijn goedheid heeft opgewekt. Zij die de gave van God ontkennen gaan ten onder in hun getwist. Het zou beter voor hen zijn lief te hebben opdat zij zouden verrijzen. ... Die Eucharistieviering moeten jullie voor geldig houden, die onder (leiding van) de bisschop plaats heeft of onder hem, aan wie deze het heeft opgedragen. ... Zonder de bisschop is het niet geoorloofd te dopen noch het liefdemaal te vieren." (Smyrn. 7,1 en 8)

Justinus (ca 100-165/6)

1 Dit voedsel draagt bij ons de naam eucharistie. Niemand anders mag hieraan deelhebben dan hij die gelooft dat onze leer waar is, die gedompeld is in het bad ter vergeving van de zonden en tot wedergeboorte en die zijn leven volgens de overlevering van Christus inricht. 2 Want wij nemen deze gaven niet als gewoon brood en gewone drank, maar zoals onze Verlosser Jezus Christus vlees en bloed aannam omwille van ons heil, toen Hij door de Logos van God vlees werd, zo werd ons geleerd dat het voedsel dat onder dankzegging door het gebed van Zijn woord gewijd is en waarmee ons vlees en bloed krachtens verandering gevoed wordt, vlees en bloed is van die vleesgeworden Jezus. (1 Apol. 66, anno 151)

Ireneüs van Lyon (+202)

"Omdat wij zijn ledematen zijn (1 Kor.6, 15) en worden gevoed door de schepping - de schepping die Hij ons schenkt door de zon te laten opgaan en de regen te zenden naar zijn welbehagen (Vgl. Mt. 5,45), — heeft Hij de beker voortkomend uit de schepping, beleden als zijn Bloed, waardoor ons bloed krachtiger wordt; en het brood voortkomend uit de schepping, beleden als zijn Lichaam waardoor ons lichaam gesterkt wordt.

Als dus de beker die gemengd is en het brood dat toebereid is, het Woord van God in zich opnemen en de eucharistische gaven worden: het Bloed en het Lichaam van Christus, waardoor ons lichaam gesterkt wordt en stand houdt, hoe kunnen deze lieden (de gnostici) dan beweren dat het lichaam niet in staat is Gods gaven, het eeuwige leven, te ontvangen? Het wordt toch gevoed door het Bloed en het Lichaam van Christus en is zijn lidmaat." (A.H. 5,2).

Tertullianus (160-222)

Het vlees wordt immers afgewassen [in het doopsel], opdat de ziel van vlekken wordt gereinigd; het vlees wordt gezalfd opdat de ziel wordt gewijd; het vlees wordt getekend opdat ook de ziel wordt versterkt; het vlees wordt door handoplegging overschaduwd, opdat ook de geest verlicht wordt doro de Geest; het vlees wordt gevoed met het Lichaam en Bloed van Christus, opdat ook de ziel wordt verzadigd met God. (De resurr. carnis 8)

Cyrillus van Jeruzalem (313-387)

6.Beschouw dit brood en deze wijn dus niet als dingen zonder meer. Want zij zijn Lichaam en Bloed van Christus volgens de uitspraak van de Heer. Moge de waarneming u al het eerste doen onderstellen, het geloof overtuige u van het tweede. Beoordeel dit niet naar de smaak, maar put uit het geloof de onwankelbare overtuiging, dat u het Lichaam en Bloed van Christus hebt ontvangen.
9.Nu ge dit geleerd hebt en de overtuiging hebt opgedaan, dat dit schijnbare brood geen brood is, al proeft men dit ook zo, maar Lichaam van Christus, en dat deze schijnbare wijn geen wijn is, al wil de smaak dit ook, maar Bloed van Christus; ... versterk uw hart, neem deel aan deze geestelijke spijs en vervrolijk het aanschijn van uw ziel." (Cat. Myst. 22,6.9)

Augustinus (354-430)

"Ik denk aan mijn belofte. Aan u, die gedoopt zijt, beloofde ik immers een preek waarin ik u een uiteenzetting zou geven over het Sacrament van de tafel van de Heer, het Sacrament dat gij hier nu aanschouwt en waaraan gij verleden nacht deelachtig zijt geworden. Gij moet weten wat ge ontvangen hebt, wat gij zult ontvangen en wat gij dagelijks moet ontvangen. Dit Brood, dat ge op het altaar ziet, is, geheiligd door het woord van God, het Lichaam van Christus. Deze kelk, of beter, de inhoud van deze kelk is, geheiligd door het woord van God, het Bloed van Christus." (Sermo 227, In die Paschae IV, anno 411)

"Wat gij hier ziet, is brood en een kelk: dat melden u ook uw eigen ogen. Uw geloof moet u echter leren, dat het brood het lichaam van Christus, de kelk het bloed van Christus is. Zo is het in korte woorden gezegd en wellicht heeft uw geloof hieraan genoeg. Maar het geloof verlangt ook onderricht te worden." (Sermo 272).

Het offerkarakter van de Eucharistie.

De Eucharistie is een echt offer, niet enkel een gedachtenis aan Christus. We vinden dit offerkarakter reeds in Jezus opdracht: "Doet dit tot mijn gedachtenis" (Touto poieite tan eman anamnasin; Lc. 22,19, 1 Kor. 11,24-25), dat beter vertaald kan worden als: "Offer dit als mijn gedachtenisoffer".

De profetie van Maleachi (1,10-11): "Ik heb geen welgevallen in u, zegt Jahwe van de machten, en het offer uit uw handen behaagt Mij niet. Werkelijk, van de opkomst van de zon tot aan haar ondergang is mijn naam groot onder de volken; overal wordt aan mijn naam een wierookoffer gebracht en een reine offergave." werd door de Kerk zonder meer gezien als een voorspelling van het nieuwe offer dat Christus bracht en dat de plaats innam van de offers van het O.T., nl. de Eucharistie.
Wij beperken ons hier tot enkele van de vele getuigenissen.

Ignatius van Antiochië (+ca 110)

Beijvert U dan aan één Eucharistie deel te nemen, want één is het vlees van onze Heer Jezus Christus, en één de kelk ter vereniging met Zijn bloed, één offeraltaar, zoals ook één bisschop met de priesters en de diakens, mijn mededienaren, opdat gij, wat gij ook doet, het in overeenstemming Gods wil moogt doen." (Phil. 4)

De Didache (14,1-3) (ca 150)

1Wanneer u op de dag van de Heer samenkomt, breekt dan het brood en geeft dank na de belijdenis van uw zonden opdat uw offer oprecht zal zijn. (Mt. 5,23-24)
2Maar laat hij die in onmin leeft met zijn naaste niet met u samenkomen voordat hij en zijn naaste zich met elkaar verzoend hebben, zodat uw offer niet ontwijd wordt.
3Want zo luidt het woord van de Heer: "Laat men op elke plaats en ten alle tijde Mij een rein offer brengen, want Ik ben een grote koning, zegt de Heer en mijn Naam is wonderbaar onder de volken". (Mal. 1,11.14)

Justinus (ca 100-165/6)

"Vandaar dat God door Maleachi, een van de twaalf (kleine) profeten, over de toen door u gebrachte offers zei: "Neen, Ik heb geen behagen in u, zegt de Heer, Ik zal uw offers niet aanvaarden"(Mal. 1,11) ... Maar van de offeranden die Hem op iedere plaats door ons volkeren worden opgedragen, dat is, over het eucharistisch brood en de eucharistische kelk, sprak Hij reeds toen, maar voegde er ook dat nog aan toe, dat Zijn Naam door öns zou worden verheerlijkt, door u echter onteerd." (Dialoog met Tryphon, 41)

Ireneüs van Lyon (+202)

"Hij nam het brood, dat voortkwam uit zijn schepping, dankte en sprak: Dit is mijn lichaam. En eveneens getuigde Hij, dat de kelk, die evenals wij tot de schepping behoort, zijn bloed was en het nieuwe offer van het nieuwe testament. De Kerk heeft dit offer van de apostelen ontvangen en offert het in heel de wereld aan God, die ons voedsel schenkt, als de eerstelingen van zijn gaven in het nieuwe testament. Hierover voorspelde onder de twaalf profeten Maleachi aldus: Ik heb geen behagen in u, spreekt de almachtige Heer, geen lust in het offer van uw handen. Want van de opgang der zon tot aan haar ondergang is mijn Naam groot onder de volken. Op iedere plaats wordt mijn Naam een wierookoffer en een reine offerande gebracht. Want mijn Naam is groot onder de volken, zegt de almachtige Heer. (Mal. 1,10-11) Hiermee toonde Hij zeer duidelijk aan, dat het eerste volk zal ophouden God offers te brengen. Maar dat Hem op iedere plaats een offer zou worden gebracht, en wel een rein Offer. Dan wordt zijn Naam verheerlijkt onder de volken." (A.H. 4,17,5 [anno 189]).

Cyrillus van Jeruzalem (313-387)

"7. Nadat wij ons door deze geestelijke gezangen geheiligd hebben, smeken wij de goede God, de Heilige Geest over de offergaven neer te zenden, opdat Hij van het brood Lichaam van Christus, van de wijn Bloed van Christus maakt. Want alles wat de Heilige Geest beroert, dat wordt heilig en anders. 8. Nadat dan voltrokken is het geestelijk offer, de onbloedige eredienst, smeken wij boven die zoenofferande God om de onderlinge vrede der kerken, om de welvaart van de wereld, voor de keizers, de soldaten en de bondgenoten, voor de zieken en bedrukten; kortom voor allen die hulp behoeven bidden wij allen en bieden wij deze offerande aan." (Myst. Cat. 23,7-8 [anno 350]).