De brief aan Diognetus (HH.5 en 6): verschil tussen versies
k (1 versie geïmporteerd) |
|||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Hoofdkop}} | {{Hoofdkop}} | ||
==De Brief aan Diognetus (Hoofdstukken 5 en 6)== | ==De Brief aan Diognetus (Hoofdstukken 5 en 6)== | ||
− | De brief aan Diognetes is door een onbekende Christen geschreven aan zijn heidense vriend Diognetus om antwoord te geven op een aantal vragen die deze had over het Christendom. De brief is in ieder geval vóór 200 geschreven. Wellicht rond 150-180 en geeft een mooi inzicht in het Christendom van die tijd. Hoofdstuk 5 is zeker een van de ontroerendste teksten over het jonge Christendom.< | + | De brief aan Diognetes is door een onbekende Christen geschreven aan zijn heidense vriend Diognetus om antwoord te geven op een aantal vragen die deze had over het Christendom. De brief is in ieder geval vóór 200 geschreven. Wellicht rond 150-180 en geeft een mooi inzicht in het Christendom van die tijd. Hoofdstuk 5 is zeker een van de ontroerendste teksten over het jonge Christendom.<br> |
De tekst werd pas in 1436 in Constantinopel gevonden.<br> | De tekst werd pas in 1436 in Constantinopel gevonden.<br> | ||
De tekst werd voor de eerste maal uitgegeven door Henri Estienne in 1592 te Parijs. De originele tekst is verloren gegaan op 24 augustus 1870 bij de beschieting van Straatsburg. De moderne populariteit van het geschrift is in contrast met de absolute stilte van de kerkvaders. Nergens wordt het geciteerd bij de kerkvaders.<br> | De tekst werd voor de eerste maal uitgegeven door Henri Estienne in 1592 te Parijs. De originele tekst is verloren gegaan op 24 augustus 1870 bij de beschieting van Straatsburg. De moderne populariteit van het geschrift is in contrast met de absolute stilte van de kerkvaders. Nergens wordt het geciteerd bij de kerkvaders.<br> | ||
Regel 7: | Regel 7: | ||
In het brevier worden hoofdstuk 5 en 6 als daglezing gelezen op de woensdag van de vijfde week van Pasen.<br> | In het brevier worden hoofdstuk 5 en 6 als daglezing gelezen op de woensdag van de vijfde week van Pasen.<br> | ||
Vertaling: ''Communio'' 4, 1976, 265.<br><br> | Vertaling: ''Communio'' 4, 1976, 265.<br><br> | ||
− | Het is een van de mooiste teksten van de [[Kerkvaders]]<br> | + | Het is een van de mooiste teksten van de [[Kerkvaders]]<br><br> |
− | <br> | + | {| cellpadding=10 {{Stijl lichtgeel}} |
− | {| {{Stijl lichtgeel}} | ||
|valign="top" align=justify|'''5''' De Christenen verschillen immers niet van de overige mensen noch door woonplaats, noch door taal of zeden. Want nergens wonen ze in eigen steden, noch gebruiken zij een afzonderlijke omgangstaal of leiden zij een aparte levenswijze. Hun leer is niet uitgevonden door het verstand of het vernuft van druk zoekende mensen en ze volgen ook niet zoals anderen een louter menselijke zienswijze. Maar terwijl ze in de steden van Grieken of barbaren wonen, al naar gelang ieders lot meebracht, en de plaatselijke gewoontes inzake kleding, voedsel en het overige leven volgen, vertonen ze toch een bewonderenswaardige en algemeen als vreemd erkende levenswijze. Ze wonen in hun eigen land, maar als vreemdelingen. Ze delen in alles mee als burgers, maar hebben alles te lijden als vreemdelingen. Elk land is hun een vaderland en elk vaderland is hun vreemd. Ze trouwen als ieder ander. Ze krijgen kinderen, maar leggen ze niet te vondeling. Ze delen hun tafel maar niet hun bed. Ze leven “in het vlees”, maar niet “naar het vlees”. Ze vertoeven op aarde, maar zijn thuis in de hemel. Ze gehoorzamen de vastgestelde wetten, maar door hun levenswijze overtreffen ze deze wetten. Ze hebben alle mensen lief en worden door iedereen vervolgd. Ze zijn niet gekend, en worden toch veroordeeld; ter dood gebracht, en ten leven gewekt. Ze zijn arm als bedelaars en maken velen rijk; ze lijden aan alles gebrek, en hebben alles in overvloed. Ze worden onteerd, en die ontering strekt hen tot roem; ze worden belasterd en worden gerechtvaardigd. Ze worden gesmaad en ze zegenen; beledigd en ze bewijzen eer. Doen ze goed, dan worden ze gestraft als boosdoeners; worden ze gestraft, dan verheugen ze zich als werden ze tot leven gewekt. Door de Joden worden ze bestreden als mensen van een andere stam, door de Grieken worden ze vervolgd. En die hen haten kunnen geen reden voor hun vijandschap geven.<br> | |valign="top" align=justify|'''5''' De Christenen verschillen immers niet van de overige mensen noch door woonplaats, noch door taal of zeden. Want nergens wonen ze in eigen steden, noch gebruiken zij een afzonderlijke omgangstaal of leiden zij een aparte levenswijze. Hun leer is niet uitgevonden door het verstand of het vernuft van druk zoekende mensen en ze volgen ook niet zoals anderen een louter menselijke zienswijze. Maar terwijl ze in de steden van Grieken of barbaren wonen, al naar gelang ieders lot meebracht, en de plaatselijke gewoontes inzake kleding, voedsel en het overige leven volgen, vertonen ze toch een bewonderenswaardige en algemeen als vreemd erkende levenswijze. Ze wonen in hun eigen land, maar als vreemdelingen. Ze delen in alles mee als burgers, maar hebben alles te lijden als vreemdelingen. Elk land is hun een vaderland en elk vaderland is hun vreemd. Ze trouwen als ieder ander. Ze krijgen kinderen, maar leggen ze niet te vondeling. Ze delen hun tafel maar niet hun bed. Ze leven “in het vlees”, maar niet “naar het vlees”. Ze vertoeven op aarde, maar zijn thuis in de hemel. Ze gehoorzamen de vastgestelde wetten, maar door hun levenswijze overtreffen ze deze wetten. Ze hebben alle mensen lief en worden door iedereen vervolgd. Ze zijn niet gekend, en worden toch veroordeeld; ter dood gebracht, en ten leven gewekt. Ze zijn arm als bedelaars en maken velen rijk; ze lijden aan alles gebrek, en hebben alles in overvloed. Ze worden onteerd, en die ontering strekt hen tot roem; ze worden belasterd en worden gerechtvaardigd. Ze worden gesmaad en ze zegenen; beledigd en ze bewijzen eer. Doen ze goed, dan worden ze gestraft als boosdoeners; worden ze gestraft, dan verheugen ze zich als werden ze tot leven gewekt. Door de Joden worden ze bestreden als mensen van een andere stam, door de Grieken worden ze vervolgd. En die hen haten kunnen geen reden voor hun vijandschap geven.<br> | ||
<br> | <br> |
Huidige versie van 18 mei 2023 om 18:52
De Brief aan Diognetus (Hoofdstukken 5 en 6)De brief aan Diognetes is door een onbekende Christen geschreven aan zijn heidense vriend Diognetus om antwoord te geven op een aantal vragen die deze had over het Christendom. De brief is in ieder geval vóór 200 geschreven. Wellicht rond 150-180 en geeft een mooi inzicht in het Christendom van die tijd. Hoofdstuk 5 is zeker een van de ontroerendste teksten over het jonge Christendom.
|