Het leven van John Henry Newman (kort)

Uit Apowiki


Deze les is een verkorte versie van de hele cursus. Ze bevat niets nieuws tegenover de andere lessen.

1 Inleiding.

Het lijkt er steeds meer op dat Newman de meest vooraanstaande bekeerling van de katholieke Kerk is na de reformatie. Zijn bekering was werkelijk een moreel gezien heroïsche daad. De diepgang en het heroïsche gehalte van zijn bekering was duidelijk gezien de achterliggende geschiedenis en bleek aook uit zijn boek The Development of Christian Doctrine (1845) die enkele maanden na zijn bekering van de pers rolde. Bijna twintig jaar later bleek uit zijn Apologia pro vita sua hoe nauwgezet hij elke stap op weg naar de Ene Ware Kudde, zoals hij de katholieke Kerk noemde overwogen had. Deze twee onsterfelijke boeken maken duidelijk dat Newman de kerk van Engeland enkel verlaten heeft omdat hij overtuigd was dat zij niet de Ware Kerk was.
In deze inleiding willen we de figuur van Newman schilderen, zoals dat kan in kort bestek in de hoop de lezer aan te sporen zelf Newman gaan te lezen en de schat van zijn geschriften en zijn persoon zelf te ontdekken.
Naast zijn religieuze autobiografie Apologia pro vita sua en zijn Autobiographical Writings hebben we van Newman meer dan 20.000 brieven, die samen met dagboeknotities een band van 32 volumes omvatten. Henri Brémond noemde Newman: “L'homme le plus autobiographe”.[1] Iedere biograaf van Newman vraagt zich dan ook terecht af of hij Newman wel echt begrepen heeft en recht doet aan zijn persoon. Hij moet immers behoorlijk verbanden leggen en ordenen en dat in het nalatenschap van een groot en zeer getalenteerd man. Anderzijds zal voor wie Newman bestudeerd heeft, van wie zoveel facetten van zijn denken bekend zijn uit directe bronnen vaak ontgoocheld zijn over het summiere materiaal dat over veel heiligen bestaat. Wellicht immers is er geen manier om iemand uit het verleden beter te leren kennen dan vanuit zijn brieven die nooit bedoeld waren voor publicatie. Dit was overigens ook Newmans eigen opvatting toen hij aan het einde van zijn leven de opdracht gaf aan Anne Mozley om zijn biografie zonder zijn tussenkomst te schrijven op basis van zijn brieven en werken, met zo weinig mogelijk eigen commentaar.
Newman was een zeer gewetensvol zoeker van de waarheid, die ernaar streefde om ongeacht de consequenties zijn geweten consciëntieus te volgen. Door zijn geweldig intellect en inzicht in de situatie van de anglicaanse en de katholieke Kerk, de tijdsgeest, de problemen in de theologie en de verhouding Kerk - moderne wereld, zijn kennis en analyse van de universitaire opleiding enz. kwam hij vaak ongewild in conflict met zijn tijdgenoten die niet zo een brede visie hadden. Achteraf gezien heeft hij op vrijwel alle punten gelijk gehad en gekregen.
Als wij de tocht van Newman naar de katholieke Kerk beschrijven dan doen wij dat vanuit de kennis die wij nu hebben. Wij weten dat hij katholiek werd en terugkijkend kunnen wij dan eigenlijk niets anders dan zijn weg reconstrueren. Hierbij is het goed ons te realiseren dat hij terwijl hij onderweg was natuurlijk niet kon bevroeden wat er na de volgende bocht op zijn levenspad zou komen of wat zijn volgende stap zou zijn.

2 De situatie van de katholieke Kerk in Engeland.

Heel kort kunnen we iets zeggen over de situatie van katholieke kerk in Engeland, ten tijde van Newman. Na de reformatie werden de katholieken vervolgd. Kerken en kapellen waren er enkel in ambassades en hier en daar in de vorm van een schuilkerken. Pas in 1791 werden katholieke kerken weer wettelijk toegestaan. Let wel de eerste gebedshuizen waren wat in Nederland schuilkerken genoemd werden. Het waren achteraf gelegen huizen, met kijkvensters zodat men kon zien wie er kwam en vaak zogenaamde "priest holes", verstopplekken voor priesters, die hun leven riskeerden als ze gepakt werden. Pas in 1829 kregen katholieken (denk daarbij aan het grote aantal katholieke Ieren) stemrecht. Pas in 1850 werd de katholieke hiërarchie hersteld.
In het begin van de 19de eeuw was de katholieke kerk gereduceerd tot een zeer kleine groep mensen die in de loop van drie eeuwen vervolging hun geloof trouw gebleven waren. Voorts bestond de Kerk uit katholieke Ieren die in de loop der tijd naar Engeland gekomen waren en die m.n. in het begin van de 19de eeuw door honger gedreven massaal naar Engeland kwamen. Pas in het midden van de eeuw zou de katholieke Kerk van gedaante veranderen, mede onder invloed van Newman.
Het zou hier te ver voeren om de situatie van de Anglicaanse Kerk en haar verschillende stromingen te schilderen. Men kan wel stellen dat de Anglicaanse Kerk zeer verburgerlijkt was en dat haar bisschoppen en priesters zich eerder beschouwden als ambtenaren dan als opvolgers van de apostelen. Deze kerk was in alle opzichten volkomen in verval en identificeerde zich vrijwel kritiekloos met de staat.[2] De beweging van de Evangelicals had grote invloed.

3 Kinderjaren.

Op 21 februari 1801 werd John Henry Newman geboren in het hart van Londen (Old Broad Street, 80). Hij is de oudste van zes kinderen. Zijn vader, John Newman, is welgestelde bankier. Zijn moeder, Jemima Foudrinier, is een nakomeling van Franse hugenoot-vluchtelingen. De familie behoort tot de anglicaanse Kerk. Je zou hen gematigd religieus kunnen noemen. Zij gingen op zondag naar de kerk en baden 's morgens en 's avonds thuis hun gebeden. Samen met zijn grootmoeder (moeders moeder) las hij uit de bijbel.
Op zevenjarige leeftijd (1 mei 1808) werd John Henry naar een privé-internaat in Ealing gestuurd ol.v. een zekere Dr. Nicholas. In deze school kon men zoals voor welgestelde jongens gebruikelijk de lagere en middelbare school volgen in een ritme aangepast aan ieders persoonlijke bekwaamheden. Newman was een goede leerling die zich in Ealing thuis voelde. Hij nam vrijwel nooit deel aan de jongensspelen, maar hield van lange wandelingen en ploeteren in het zwembad, ook al kon hij niet zwemmen. Hij was een goed ruiter en speelde behoorlijk viool. Hij speelde in Latijnse toneeljes, richt een schoolblaadje op waarin hij schreef. En zoals alle jongeren verheugt hij zich op de vakantietijd. Hij had op zijn veertiende een aantal on- of anti-Christelijke werken gelezen zoals Thomas Paine, Tracts against the Old Testament en David Hume, Miracles.[3] Dit leidde tot serieuze twijfels in zijn jeugdig hart. Hij schrijft dat hij wel deugdzaam, maar niet religieus wilde leven.[4]

4 Zijn eerste bekering.

Nadat op 8 maart 1816 de privé-bank van zijn vader in de naweeën van de oorlog tegen Napoleon (verslagen op 18 juni 1815, waarmee er een einde kwam aan de oorlog in 1793 begonnen) in moeilijkheden kwam en omviel werd Newman in de zomer op school gelaten. Zijn vader en zijn partners konden hun schuldeisers betalen, maar met de bank was het gedaan. Zijn moeder en de zussen (Harriett, Jemima en Mary) verlieten het huis in Southampton Street dat verkocht werd en brachten de zomer door bij hun grootmoeder in Norwood. Deze cottage in Norwood werd ook verkocht en de familie ging met grote schulden wonen in Alton in Hampshire waar zijn vader de leiding kreeg van een brouwerij.
John Henry las als 14-jarige werken The Age of Reason van de deist Tom Paine, en een aantal werken van de scepticus David Hume en mogelijk van Voltaire.
John Henry verbleef op school in afwachting van zijn vertrek naar Oxford op het eind van 1816. Hij was echter ziek en verbleef de meeste tijd op de ziekenzaal. In deze periode vanaf begin augustus tot 21 december had hij alle tijd om te lezen en te studeren. Het was het jaar na de uitbarsting van de Tambora, de grootste vulkaanuitbarsting zolang er mensen zijn op deze planeet. Heel die zomer was het extreem slecht weer tengevolge van de aswolk van deze vulkaan. Het vroor en sneeuwde zelfs. Het is “the year without a summer”. Newman had alle tijd en moest vanwege het weer veel binnenzitten.[5] Deze periode zou zijn leven tekenen.
Newman was opgevoed in de Anglicaanse kerk, in de zin dat hij een minimale kennis had meegekregen. Hij omschrijft dit later als dat hij behoorde tot de “national religion of England”, of “Bijbel-religie”, die niet bestaat uit “riten of geloofsbelijdenissen, maar vooral uit het feit dat de Bijbel gelezen werdtin de Kerk, in het gezin en persoonlijk”.[6] Het waren vooral zijn oma (moeder van moeder) en tante Betsy (zus van moeder) die hem enigzins met bijbellezen vertrouwd gemaakt hadden.
In deze periode had hij veel contact met Walter Mayers (1790-1828), John Henry en ook zijn jongere broer Francis ondergingen grote invloed van hem en tot zijn dood in 1828 was hij hun raadsman. John Henry preekte op 24 juni 1824 zijn eerste preek in de parochie van Mayers in Over Worton, bij Deddington (bij Oxford), en Francis werkte er als assistent.[7] Newman preekte er in april 1828 enkele weken na zijn plotse dood "On the Death of a very dear friend". Mayers was gehuwd met Sarah Giberne op het einde van 1824. Bij gelegenheid van dit huwelijk had de familie Newman kennis gemaakt met de familie Giberne. Maria Rosina Giberne, de zus van Sarah, zou een levenslange kennis van Newman en zijn familie blijven. Deze geestelijke was een zogenaamde evangelical. Evangelicalisme is een stroming binnen de anglicaanse Kerk die sterk de nadruk legde op persoonlijke bekering en op het geloof in de zoendood van Jezus, veel meer dan op kerk en sacramenten. Hij gaf Newman Thomas Scotts[8] autobiografie, The Force of Truth. Het maakte een diepe indruk op hem. Scott was een boegbeeld van de evangelicals. Newman vatte zijn leer samen in vier woorden Holiness rather than peace. Dit zal een levenslange inspiratie voor Newman blijken. Een tweede principe dat hij Scott leerde was Growth the only evidence of life.[9] Scott leerde hem dat een op Openbaring gebaseerd geloof onmogelijk is zonder absolute en fundamentele waarheden.
Toen Newman in 1864 zijn leven overschouwde sprak hij over deze periode als zijn eerste bekering. Hij plaatst ze tussen 1 augustus en 21 december 1816. Hij werd zich toen bewust van een persoonlijke relatie tot God, de noodzaak van dogma's en hij ervoer de roeping tot het celibatair leven. Hij zal nooit tevreden zijn met een religie die gebaseerd is op sentiment. De jonge John Henry kon toen natuurlijk nog niet overzien wat de betekenis hiervan voor zijn verdere leven zou zijn. Newman stelt terecht dat hij na deze bekering een ander iemand is.
In deze tijd raakt hij tot in het diepst van zijn ziel van overtuigd dat alles zich uiteindelijk afspeelt tussen God en ieder individu op zich. Elke daad van het leven speelt zich af voor het aanschijn van de levende God, die met iedere mens begaan is. Het menselijk geweten wordt daarmee het belangrijkste van het mens-zijn, het ontmoetingspunt tussen God en mens.
Newman omschrijft deze bewustwording of ommekeer kernachtig later: “het deed mij rusten in de gedachte aan twee - en enkel twee - absolute en manifest evidente wezens, mijzelf en mijn Schepper.[10]
Tegelijk raakte hij onder invloed van een aantal boeken van calvinistische signatuur. Zo raakte hij overtuigd van de leer van de “eindvolharding”, nl. dat de uitverkorenen niet ten val kunnen komen. Hij was ervan overtuigd dat ook hij uitverkoren was en gered zou worden. Deze leer schudde hij af tegen de tijd dat hij 21 jaar oud was. Vanaf dit moment was hij ook overtuigd niet alleen van eeuwig leven, maar ook de mogelijkheid van eeuwige straf.
Hij las de Church History van Joseph Milner en Serious Call to a Devout and Holy Life van Law. Zoals hijzelf schrijft werd hij verliefd op de lange citaten in dat eerste werk van Augustinus en andere kerkvaders. Tegelijk en daarmee intellectueel volledig in tegenspraak las hij het werk van Thomas Newton On Prophecies over de profetieën van Daniël, Paulus en Johannes[11] en raakte er ergens in zijn hart van overtuigd dat de paus de antichrist was.[12] Pas in 1843 kon hij deze overtuiging, die hij later zou omschrijven als een vals geweten, van zich afzetten.
In deze periode bereikt Newman de zogenaamde geloofszekerheid waarover hij later (1870) zal schrijven in zijn Grammar of Assent. Ondanks het feit dat de Evangelicals nauwelijks aandacht hebben voor de geloofsleer, is hij overtuigd van de waarheid van de leerstukken van de H. Drie-eenheid en de menswording, en van het Lutherse dogma van rechtvaardiging door geloof alleen. Voor hem is het duidelijk dat het geloof een inhoud heeft en dat het van levensbelang is of je gelooft dat Gods Zoon mens werd of niet.
Hij raakte er ook van overtuigd dat God wilde dat hij een celibatair leven zou leiden. Hij schrijft hierover dat hij af en toe nog wel eens daaraan twijfelde, maar dat na 1829 hij hier geen twijfel meer over had.[13]
De facto gaat het hier niet over een bekering in de Evangelische zin, waar iemand zich zijn eigen zondigheid en uitverkiezing door God realiseert, maar om een bewustwording of tot inkeer komen.
Dessain omschrijft 1816 als het keerpunt in Newmans leven dat de eenheid en basis vormt voor de rest van zijn leven: "His unfolding mind was captured by the Christian Revelation, and his heart by the Christian ideal of holiness".[14]

5 Oxford.

Op 14 december 1816 werd hij ingeschreven aan Trinity College te Oxford. Zoals gebruikelijk moest hij vervolgens afwachten tot er een kamer vrijkwam.[15] Op 8 juni 1817 begon hij daadwerkelijk aan de studies, zijn tutor was Thomas Short. De tijd tussen de inschrijving en het daadwerkelijke begin van zijn verblijf in Oxford bracht hij door in Alton, waar zijn vader nu een brouwerij runde. Aan het einde van zijn eerste jaar in Oxford won Newman een beurs van 60 pond (18 mei 1818, Scholar of Trinity). In Oxford voelde hij zich thuis en hij dacht aan een carrière in de rechten. Hij was enthousiast over de studie en geleerdheid. Maar de uitspattingen van het studentikoze leven stoorden hem. Zo weigerde hij deel te nemen aan studentenfeesten waarbij veel gedronken werd. Een student werd vanaf de allereerste dag een vriend voor het leven, tot diens dood in 1844: John W. Bowden, met wie hij meestal samen studeerde en optrok.
Het is goed te weten dat studenten in een college woonden en studeerden onder leiding van een persoonslijke tutor. De universiteit was er om de examens af te nemen. Er bestond vrijwel geen klassikaal onderwijs.
Zijn bacchelaureaat (BA) haalt hij in december 1820 met de hakken over de sloot. Uitgeput en overwerkt behaalde hij niet de waardering die hij verlangt. In zijn notities wijt hij het mislukken aan zijn ambitie. Deze notities tonen dat zijn inzicht van 1816 er inderdaad voor zorgde dat hij zijn leven zag als iets dat zich helemaal afspeelt voor het aanschijn van God.
Vanaf 1816 houdt Newman overigens aantekeningen bij over zijn innerlijk leven, gewetensonderzoek, enz. Heel veel daarvan is bewaard. Het geeft een inzicht in zijn oprecht zoeken naar God, maar ook een overzicht van hoe hij klaagt over lusteloosheid in gebed, verstrooidheid, enz. Het mislukken in 1820 zorgt ervoor dat hij steeds minder uit is op wereldse eer en dat hij zijn hart richt op God.
In de loop van 1821 kiest Newman voor het kerkelijk ambt. Over het hoe, waar, waarom enz. bestaat er geen informatie.
Newman bidt veel. Op gezette tijden, maar ook tijdens lange eenzame wandelingen. In oktober 1821 moest hij zijn kamer afstaan en verhuisde hij naar Broad Street (op de hoek met Holywell) samen met Bowden, waar ook zijn broer Francis zich bij hem vervoegde.
Eind 1821 wordt Newmans vader - nu in Londen wonend - failliet verklaard en de inboedel van het huis wordt in januari 1822 publiek verkocht voor hun huis. De herinnering hieraan zal Newman nooit loslaten.[16]

5.1 Oriel College.

Een typisch gegeven van het toenmalige Engelse universitaire systeem, was het systeem van de fellows. Begaafde studenten konden een aanvraag doen en werden dan na een toelatingsproef al dan niet toegelaten. Wie slaagde werd vast verbonden aan de leiding van een college en kreeg een vast inkomen. Belangrijker was dat wie fellow van een beroemd college geweest was hieraan een leven lang een bijzondere aanbeveling zou ontlenen. Hoe beroemder de fellows van een college, hoe beroemder het college, en omgekeerd. In Newmans dagen was Oriel College het meest in aanzien. Ieder aankomend talent in Oxford droomde ervan. Het fellowship veronderstelde overigens dat je ambtsdrager van de Kerk van Engeland werd. Ondanks zijn slecht bacchelaureaat (BA) en zijn zeer jonge leeftijd besloot Newman (op het einde van 1821) om zijn kans te wagen. Het examen, altijd 4 dagen in de week na Pasen, vond amper 2 weken na het bankroet van zijn vader plaats. Op 12 april 1822 luidden tot veler verbazing de klokken van de universiteit om aan te geven dat Newman het felbegeerde fellowship gewonnen had. In Oriel ontmoette hij in de Common Room grote mannen, waarvan sommigen samen met hem veel zouden betekenen voor de Kerk van Engeland en in de komende Oxford-beweging. Newman hoort vanaf dit moment tot de top van de intelligentsia van Oxford. Newman ontmoette in Oriel gelovige mannen, die evenwel geen sympathie hadden voor zijn Evangelicanism.
In Oriel onderging hij de invloed van de oudere fellows Richard Whately en Edward Hawkins (de pastoor van de St. Mary’s). Van Hawkins leerde hij een ruimere visie op de inspiratie van de Schrift (letterlijke inspiratie hield men meestal) en het principe van traditie. Hij beschrijft hoe hij uit een preek van Hawkins leerde dat de H. Schrift - en dat is duidelijk bij eerste lezing - niet bedoeld is om leerstukken te verkondigen.[17] Ook Whately hield dit.
Hij leerde tevens in een gesprek met zijn collega-fellow William James (in 1823), de leer van de apostolische opvolging (successie van de bisschoppen) kennen.[18] Van Richard Whately leerde hij de betekenis van de (zichtbare) kerk, onafhankelijk van de overheid, een door God gewilde organisatie. Dit betekent o.a. dat de kerkelijke bedienaren onafhankelijk van de overheid moeten zijn.[19] Whately had overigens van het college de taak gekregen om Newman uit zijn schulp te doen komen.[20]
Newman verwierf zo de drie fundamentele principes van de latere Oxfordbeweging: traditie, apostolische opvolging, de onafhankelijkheid van de Kerk.
Op het vlak van zijn geestelijk leven probeerde hij een sober leven te leiden. Uit zijn notities blijkt dat hij gewetensonderzoek doet en dat hij in de eerste tijd nog altijd evangelisch denkt en nog altijd contact heeft met Mayers.[21]
De grote John Keble, die later een van zijn beste vrienden zou worden, verbleef in Oriel tot in 1823. Toch had Newman nauwelijks contact met hem in die tijd. In de brieven van Newman uit die tijd vinden wij geen enkele verwijzing van betekenis naar Keble. Pas in 1828 zouden zij nauwer contact met elkaar krijgen.

5.2 Diaken en priester.

Op 13 juni 1824 werd Newman diaken gewijd in de kerk van St. Frideswire en werd hij kapelaan van de St. Clement-kerk in Oxford. Hij wijdde zich aan de pastoraal onder een oude zieke pastoor, John Gutch. Hij wilde op jonge leeftijd met het parochiewerk vertrouwd zijn. Hij zette zich enorm in voor zijn 2000 parochianen, die hij zonder onderscheid allemaal persoonlijk bezocht. In zijn notities lezen wij hoe hij nog protestants (calvinistisch) denkt en een streng onderscheid maakt tussen uitverkorenen en verworpenen. Hij zorgt voor de armen, de stervenden, enz. In deze tijd heeft ook de zorg voor twee leerlingen. Hij heeft voor zijn diakenwijding in Londen informatie ingewonnen om missionaris te worden. Hij zou ook tijd secretaris zijn van de Oxfordse afdeling van de Church Missionary Society. Door zijn parochiewerk ontdekte hij echter ook hoeveel er nog in eigen omgeving te doen was.
Op 29 mei 1825 werd hij priester gewijd in Christ Church. Dit was overigens in de Angelicaanse kerk eerder een formaliteit, zoals de installatie van een pastoor in de katholieke Kerk. Hij zelf beleefde dit wel als een hoogtepunt. Op 16 oktober 1824 werd hij ook nog vice-Principal (onderhoofd) van St. Alban's Hall in Oxford, een weinig in aanzien staande residentie waar een dozijn (zwakkere) studenten die geen college vonden konden woonden, onder Whately.
In deze tijd sterft zijn vader en neemt hij de financiële zorgen voor het gezin mee op zijn schouders.
Tijdens zijn parochiewerk (mei 1824 - begin 1826) veranderden zijn religieuze opvattingen. Hij zag dat calvinisme (evangelicalism) niet de sleutel was tot het verstaan van het menselijk bestaan.[22] In de zomer van 1824 wees Hawkins hem op John Birds Apostolic Preaching. Dit boek hielp hem zijn evangelical principes te overwinnen. Hij las overigens in deze tijd voor de eerste keer de kerkvaders Ignatius (+ca 110) en Justinus (+202). Maar zoals hij later opmerkte was dit echter vergeefse moeite. Later stelde hij dat men zonder kennis van de theologie en de kerkgeschiedenis er niet aan moet beginnen.[23] Newmans vroeg zich af of de onderwaardering van kerk en sacramenten van de Evangelicals geen gevolg was van hun protestantisme. Ein 1825 las hij het toen heel populaire werk van Joseph Butler: Analogy of Religion (1736). Van hem leerde hij m.n. het principe van analogie, die bestaat tussen alle werken van God, zowel in de schepping als in de Openbaring en dat Gods manifestatie in de “natuurlijke” en “geopenbaarde” religie complex en mysterieus is.[24] Een ander punt dat hij van Butler leerde is “Probability is the very guide of life”. Hij is ervan overtuigd dat zekerheid in geloof redelijk is, niet omdat het bewezen wordt op een syllogistische manier zoals Whately leerde, maar door een opeenstapeling van convergerende argumenten.
In deze tijd neemt hij ook de sacramente werkking van het doopsel aan, voorheen had hij een protestantse visie.

5.3 Tutor in Oriel.

Op 20 januari 1826 aanvaardde Newman de benoeming tot tutor aan Oriel College, die inging na Pasen. Dit betekende dat hij zijn taken in St Alban Hall en zijn werk in de St. Clement parochie moest neerleggen. Op 21 maart verhuisde hij naar Oriel. Het woord tutor is onvertaalbaar in het Nederlands. Het is een functie, eigen aan Engelse universiteiten. Een tutor had de opdracht om een aantal studenten van vrij nabij te volgen en hen met raad en daad bij te staan, zowel op het vlak van de intellectuele, de morele en religieuze vorming. Aan de laatste twee punten werd in die tijd overigens weinig of geen aandacht geschonken. Tien dagen na zijn verhuis (31 maart) werden twee andere mannen die een grote betekenis in het leven van Newman zouden hebben fellow van Oriel: Richard Hurrell Froude en Robert Wilberforce.
Newman ontdekt in deze jaren zijn talenten in de pedagogie, die hij als een goddelijke gave en opdracht beschouwt. Op 2 juli 1826 preekte hij de eerste van vijftien preken voor de Universiteit, waarin hij de verhouding tussen geloof en rede behandelde. Zij werden gepubliceerd in 1843 als Fifteen Sermons Preached before the University of Oxford. Hij sloot vriendschap met Hurrell Froude.
Zijn Evangelische neiging (met o.a. het zeker-zijn van uitverkiezing, de tweedeling van de mensen in uitverkorenen en verdoemden) verdween nu heel snel onder invloed van Richard Whately, Edward Copleston, John Davison, Edward Hawkins en Thomas Arnold (de zogenaamde Noetics van Oriel) en zijn ervaringen in de pastoraal. Zij maakten plaats te maken voor rationalisme en religieus liberalisme. Met religieus liberalisme werd toen een louter rationele benadering van de godsdienst bedoeld. Deze neiging versterkte zich in Newman tot in 1827. Hij begon zelfs zijn favoriete dogma van de Drievuldigheid louter intellectueel te bekijken en leverde kritiek op de geloofsbelijdenis van Athanasius in een preek “On the Mediatoral Kingdom of Christ” in Oriel Chapel in mei 1827. Hij schijft een artikel over een heleboel wonderen die hij niet wil aannemen.[25] Liberaler dan dit zou Newman nooit meer zijn.

5.4 Zijn verdere ontwikkeling.

In de korte tijd dat Newman tutor was, begeleidde hij o.a. Robert Wilberforce (1807-1873), die een van zijn beste vrienden zou worden. Deze was een zoon van de beroemde William Wilberforce, bekend vanwege zijn werk voor het afschaffen van de slavernij.
Van 1823 tot 1828 zagen wij Newmans overtuiging langzaam vanuit zijn Evangelicanism veranderen naar een bepaalde vorm van intellectualisme.
Newman volgde in 1823 samen met een aantal Masters of Arts (geen undergraduates) de lessen van Dr. Charles Lloyd, de Regius professor van theologie. (Deze was erg High Church). Dit is voor hem een nieuwe aanpak. Newman is er aanvankelijk samen met de collega-fellows:Pusey, Richard William Jelf en Churton (samen met Pusey gekozen) en vier man van Christ Church. Het feit dat hij ook hier in de les zijn mening moest leren verwoorden hielp hem vooruit.
Rond 1828 is Newman helemaal uit zijn schulp gekropen, zoals blijkt uit zijn brieven. Hij stichtte ook een dining club.[26] Hij heeft frequent contact met collega’s en studenten, zij wandelen, rijden en eten samen.

5.5 Tweede bekering.

Rond 1827, gewaarschuwd door Keble en Froude, werd Newman zich bewust van de gevaren van het rationalisme en van de zogenaamde “Evidential School” rond Richard Whately.
Newman schrijft dat hij in deze tijd “intellectuele uitmuntendheid boven morele begon te verkiezen”.[27] Hij werd meer en meer een “high Churchman”. Hij beschrijft dat hij van zijn liberalisme en rationalisme genezen werd door twee zware tegenslagen (Apo. 14). De eerste tegenslag is zijn ziekte. Tijdens het afnemen van examens (28 november) werd Newman ernstig ziek. Hij was kennelijk totaal overwerkt en ging naar zijn familie die intussen in Brighton woondes. Tijdens het herstel komt er nog een tweede tegenslag bij: de plotse dood van zijn 19-jarige lievelingszus Mary (5 januari 1828). Door dit heengaan werd in hem het bewustzijn van de onzichtbare wereld weer duidelijk. Hij noemt het zijn tweede bekering. Hoe deze gebeurtenissen hem de ogen openden voor het gevaar van het rationalisme en hem genazen van zijn intellectuele trots heeft Newman nergens in zijn werken uiteengezet. Newman vertelt hier verder niets over dan 3 regels in zijn Apologia.[28]
Op 27 februari 1828 stierf Walter Mayers, Newman preekte op de uitvaart. Newman dacht in deze tijd nog steeds deels Evangelisch. Nog in september 1828 noemde Froude, die een hekel had aan het evangelicalism, hem ‘a heretic’.[29]

5.6 Drie problemen in Oriel.

Vóór het begin van de Oxfordbeweging waren er in Oriel drie gebeurtenissen die sporen zouden nalaten in de levens van de protagonisten.

5.6.1 De opvolging van Copleston (1828).

In 1828 moest een nieuw hoofd voor Oriel gekozen worden. Immers Edward Copleston (1814-1828) was bisschop van Llandaff geworden. In Oriel heette die functie de provost of proost. Voor Newman bestond er maar één kandidaat die de beoogde verbeteringen in religieus opzicht kon doorvoeren: de hem bekende Edward Hawkins. Newman kende de tegenkandidaat, John Keble, die niet in Oriel resideerde, vóór 1828 nauwelijks. Hawkins werd mede door Newmans drijven gekozen. Op het eind van zijn leven rechtvaardigde hij zijn keuze met de woorden: “You know we are not electing an Angel, but a Provost”.[30] Hawkins werd provost en nam ontslag als pastoor van de St. Mary the Virgin, de parochie die bij Oriel hoorde. In deze functie volgde Newman hem twee dagen later op (14 maart 1828). De keuze van Hawkins bleek een misrekening, maar zonder deze zou Newman nooit pastoor van de St. Mary’s geworden zijn, en dit zou zeker de loop van wat komen gaat veranderd hebben. De ironie wil dat Newmans vriendschap met Keble net in deze tijd begint.

5.6.2 De Peel-affaire (1829).

Begin 1829 steunden Hawkins en Whately de geplande herverkiezing van Robert Peel (1788-1850), Home Secretary (minister van binnenlandse zaken), onder Wellington en leider van de Tory's in het parlement en vertegenwoordiger van de universiteit van Oxford.
Peel was een uitgesproken tegenstander van de emancipatie van katholieken en dissenters geweest en mede daardoor intertijd gekozen als MP (Member of Parliament) namens de universiteit van Oxford. In de lente van 1829 veranderde hij, onder druk van de omstandigheden, zijn mening. Hij nam ontslag en stelde zich opnieuw verkiesbaar.
Peel zag in dat hij nauwelijks anders kon dan de emancipatie van andersdenkenden doorzetten. In 1828 stemde hij voor de emancipatie van Dissenters (protestanten) en begin 1829 werd er vóór de katholieke emancipatie gestemd (werd wet in april 1829). De regering had geen alternatief en zwichtte onder druk van een dreigende burgeroorlog in Ierland, waar Daniel O'Connell, katholiek parlementslid verkozen werd maar niet mocht zetelen.
Newman was een tegenstander van Peel. Dit meningsverschil over de katholieke emancipatie leidde tot een formele breuk tussen Newman, Froude en Keble enerzijds en Hawkins en Whately (ook Pusey), anderzijds. Peel werd overigens mede door Newmans, Froudes en Kebles oppositie niet herkozen bij de volgende verkiezingen, wel. Sir. R. Inglis.
Newman was in deze tijd duidelijk anti-katholiek, maar beweerde zelf dat hij onverschillig was in deze. Hij neigde zeker meer naar het afwijzen van de emancipatie van de katholieken.[31] Hij was tegen Peels verkiezing omdat Peel zó radicaal van mening veranderd was. Een belangrijk gevolg van deze affaire was dat men het vertrouwen op de overheid om de belangen van de Engelse kerk te verdedigen verloor. Het zou enkele jaren later van belang blijken.
In februari 1829 nam hij het vaste besluit om celibatair te leven.[32]

5.6.3 De poging om het Tutorship in Oriel te herzien.

Wat de kloof tussen Newman en Hawkins onoverbrugbaar maakte was dat Newman, samen met zijn collega-tutors Hurrell Froude en Robert Wilberforce een andere opvatting over de taak van de tutor hadden dan Hawkins. Newman en zijn vrienden wilden de morele en godsdienstige supervisie weer benadrukken. Alle drie deden zij hun tutor-werk zelf en besteedden het zoals gebruikelijk was niet uit aan pas-afgestudeerden. Hawkins reageerde door Newman en de andere, in zijn ogen opstandige, tutors Froude en Wilberforce geen studenten meer toe te wijzen.[33] Newman raakte hierdoor zonder opdracht. In 1830 deed hij afstand van zijn tutorship.[34] In juni 1831 was de laatste student die Newman begeleidde klaar. Hampden nam nu de zorgen over van de drie tutors en daarmee begon het verval van Oriel. Balliol zou de leiding overnemen.
Menselijkerwijze stelde Newman later, had de Oxfordbeweging niet kunnen ontstaan indien hij niet van zijn tutorschap beroofd was en indien [[John Keble}Keble]] in plaats van Hawkins provost was geworden.[35]
In 1830 stierf koning Georg IV. Na de nieuwe verkiezingen kwamen de Whigs (1830-34 en 1835-41) aan de macht en was de weg vrij voor de Great Reform Act (1832, nieuwe kieswet) en aanverwante wetten. In de maanden voorafgaand aan deze Act was er een uitbraak van anticlericalisme. Het bisschoppelijk paleis van Brigthon werd in brand gestoken. Na deze wet konden katholieken en dissenters veel makkelijker gekozen worden. Newman en de zijnen waren bang dat deze niet-Anglicanene het ook voor het mede voor het zeggen kregen in kerkelijke zaken.

5.7 Newmans vrienden.

Newmans conflict met Hawkins leidde ertoe dat hij echt kennis maakte met Richard Hurrell Froude (1802-1836) die zich ook ergerde aan de lichtvaardigheid waarmee men voorbij ging aan de religieuze opleiding aan de universiteit. Froude was onstuimig, enthousiast, impulsief en strijdlustig, radicaal en idealistisch, terwijl Newman eerder ernstig en genuanceerd was. Newman en Froude vulden mekaar aan. Newman leerde hem kennen in 1826, maar werd pas bevriend met hem in 1829. Froude had in die tijd al bewondering voor Rome en weinig respect voor de reformatoren. Hij lachte met het protestantes principe van Sola Scriptura. Hij accepteerde de traditie en hield een positieve visie op de maagdelijkheid omwille van het Rijk der hemelen, met Maria als zijn grote voorbeeld. Hijzelf deed aan boete en versterving en geloofde in de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus in de Eucharistie. Hij had echter geen “theologische” geest, geen waardering voor de kerkvaders en geen begrip voor de historische ontwikkeling van de oudheid met zijn controversen. Hij kon zich kennelijk moeilijk verplaatsen in de geest van een ander en begreep echt niet dat Newman kon geloven dat de paus de antichrist was. Newman kreeg van hem de eerste impulsen om uiteindelijk zelf ook de bewondering voor Rome, de afkeer van de reformatie, de devotie voor de H. Maagd en uiteindelijk het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid te verwerven.
Via Hurrell Froude leerde hij in 1828 pas, diens tutor John Keble, (1792-1866) beter kennen. Keble 1n 1810 was de tweede student in Oxford (na Peel) die ooit een Double First. Hij was weliswaar een fellow van Oriel, maar resideerde er niet en hield zich op afstand van Newman, van wie hij gehoord had dat deze evangelical en liberaal was. Keble werkte, behoudens korte onderbrekingen, in de parochie van zijn vader van 1822-35. Hij bekleedde daarnaast de part-time leerstoel voor poëzie van 1831-1841. Keble wordt door velen gezien als een Anglicaanse heilige. Hij publiceerde in 1827 zijn dichtbundel The Christian Year[36] die enorm veel invloed zou hebben en die het gedachtengoed van de latere Oxford-beweging uitdroeg m.n. op het devotionele vlak. Hij gaf uiteindelijk zijn werk in Oxford op om zijn vader, die aartsdiaken was bij te staan in de zielzorg. Hij werkte in de parochie van Hursley. In 1835 gaf hij zijn fellowship op bij zijn huwelijk met Sarah Maule.
Van Keble leerde Newman twee principes: (1) “the sacramental system”, d.w.z. de leer dat materiële fenomenen de instrumenten en tekens van de onzichtbare wereld kunnen zijn, en (2) het feit dat de zekerheid van het geloof groter is dan de waarschijnlijkheden[37] op grond waarvan wij toestemmen erin. Deze eerste opvatting is duidelijk in de lijn van wat Newman zich vanaf 1816 eigen gemaakt had. De laatste opvatting over zekerheid, zal Newman heel zijn leven lang houden en diverse keren proberen ter verantwoorden.[38]
Nog een derde vriend moeten we hier vermelden: Edward Bouverie Pusey (1800-1882) .Pusey werd fellow in april 1823 en werd al snel een vriend van Newman. Zij trokken met elkaar op en woonden een tijd in hetzelfde huis in High Street. Zij werden vrienden op voet van gelijkheid. De emotionele Pusey was zeker niet minder dan Newmans in intellectueel opzicht en theologisch had zijn reeds duidelijke inzichten en standpunten. Ook zijn ijver en vroomheid deed niet onder voor Newman. Hij zou later Newmans interesse voor de kerkvaders stimuleren.
Pusey studeerde Arabisch, Syrisch, Chaldees, Hebreeuws, Duits, enz. Hij bekleedde vanaf 1828 de leerstoel voor Hebreeuws te Oxford en was kanunnik van Christ Church en genoot een enorm aanzien. Hij was zeker de man in Oxford met het meeste aanzien in de rest van academisch Europa.

5.8 De studie van de kerkvaders.

Door zijn conflict met Hawkins kwam Newman vanaf 1830 zonder studenten te zitten en had hij meer tijd. Hij verdiepte zich in de studie van de oude Kerk. In 1826 had hij zich al voorgenomen om ze in de oorspronkelijke taal te gaan lezen. In 1827 had Pusey een grote collectie van kerkvaders meegebracht uit Duitsland. Vanaf de zomer van 1828 begon hij de vaders in de originele taal en in chronologische volgorde te lezen. Hij deed dit heel erg intens. Dit zou vier jaar later resulteren in zijn eerste groot theologisch werk: The Arians of the Fourth Century (1832). Het belang van de oudheid om de ware inhoud van het geloof (van de Anglicaanse kerk) te vinden, had hij uit de werken van bisschop Bull.
Hij werd meegesleept door de werken van de kerkvaders, m.n. de Alexandrijnen onder hen. Hij leerde hier het mystieke of sacramentele principe kennen, als zij spraken over de verschillende economieën of dispensations van de Eeuwige.[39] Dit principe van de vaders houdt in: de zichtbare wereld, fysiek en historisch, is slechts de uiterlijke manifestatie is van grotere werkelijkheden. De natuur wordt hierin een parabel, de schrift een allegorie en de heidense literatuur, filosofie, mythologie ... zijn slechts voorbereidingen op het evangelie.

5.9 Saint Mary's.

Zoals aangegeven was Newman vanaf 14 maart 1828, toen zijn voorganger Hawkins provost werd, pastoor (Vicar) van de Saint Mary's in de High Street, waar hij wekelijks preekte en actief in de parochie werkte. Zijn preken van ca 45 minuten op zondagmiddag 16.00 uur werden druk bijgewoond. Door deze Parochial and Plain Sermons kreeg hij een ongelooflijke invloed in Oxford gedurende de volgende 15 jaar. Bij zijn preken deed hij niets om succes te zoeken. Hij las ze langzaam voor zonder stemverheffing. Velen waren onder de indruk van zijn vroomheid. Hij wist de toehoorders te verplaatsen in een bovenzinnelijke wereld en legde de meest verborgen gedachten en verlangens van de aanwezigen bloot. Hij bewerkte geleidelijk aan een andere geest in de studentenwereld van Oxford, een geest van ernst, vroomheid en zuiverheid.
In deze preken benadrukte hij de gehoorzaamheid als wezenlijk onderdeel van geloof. Gehoorzaamheid aan en geloof in God is een andere benadering dan een plotse (emotionele) bekering in evangelische zin.
Newman leerde een op het geweten gebaseerd Christendom dat anders was dan het optimisme van zijn dagen, waarin God altijd als welwillend afgeschilderd werd en het kwaad als een remedie gezien werd. De door het evangelicalisme beïnvloede tijd had weinig aandacht voor de zondigheid van de mens en de geloofsinhoud. Newman nam ook erg positieve kijk van de toen populaire "Natural Religion" van William Paley, waarin de natuur enkel welwillendheid van God suggereerde op de korrel.
Zijn studie van de kerkvaders en m.n. van het conflict met de arianen in de vierde eeuw, gaf hem een duidelijkere visie op de inhoud/betekenis van het geloof.

5.10 Breuk met de evangelicals.

Eind 1829 raakt Newman helemaal los van de rest van zijn Evangelische opvattingen. In 1830 verbreekt hij ook wat hem nog bindt aan de evangelische school. Hij neemt afstand van de Church Missionary Society (waarvan hij in maart 1829 nog secretaris werd) die los van de bisschoppen opereerde. In juni 1830 verliet hij het evangelical bijbelgenootschap, Bible Society, waarvan hij sedert 1824 lid was. Immers deze groep wees de overlevering wees en dreef de Anglicaanse geestelijkheid naar rationalisme.
In deze periode vervreemdt hij nog meer van zijn evangelische broer Frank[40] die zich uiteindelijk aansloot bij de nieuwe beweging van de Plymouth Brethren,[41] los van de kerk, met wie hij op missie trok naar Perzië. Mogelijk speelde in de breuk ook de geschiedenis van de eerder genoemde Maria Giberne, de latere prima donna van de Oxford-beweging. Frank raakte verliefd op haar en deed haar verschillende keren een aanzoek. Dit weigerde zij terwijl zij een goede band met John Henry bleef houden.

5.11 De reis naar de Middellandse Zee.

In december 1832 beëindigde Newman zijn eerste grote werk: The Arians of the Fourth Century over de strijd rond het dogma van de H. Drievuldigheid en godheid van Christus in de 4de eeuw. Newmans beseft dat menselijke taal tekortschiet om (de onmisbare en onveranderlijke) dogma’s uit te drukken. Hij benadert dit onderwerp vanuit het principe van de (heils)economie.[42] Hurrell Froude die aan TBC leed moest op doktersadvies naar zuidelijker oorden vertrekken. Froude, zijn vader en Newman besloten daarop een grote reis door de Middellandse Zee te maken. Dit behoedde Newman ook een verder conflict met Hawkins, immers Newman zou bij diens aanwezigheid automatisch vanwege senioriteit Dean (Dekaan) van Oriel geworden zijn, onder Provost Hawkins.[43] Op 8 december vertrokken zijn op het stoomschip Hermes. Ze bezochten Gibraltar, Algiers, Malta, Zante en Patras in Griekenland, het Engelse eiland Corfu en vervolgens weer Malta. Na een maand (in quarantaine) namen zij van hieruit een ander boot naar Messina en Palermo en dan naar Napels. Het gezelschap arriveerde in Rome op 2 maart). Hij zag de paus in de Santa Maria sopra Minerva. Samen met Froude bracht hij er op 6 april een beleefdheidsbezoek aan de rector van het Engels college Nicholas Wiseman. Deze zou een enkele jaren later mede aan de basis zou liggen van de katholieke revival in Engeland en kardinaal worden.
Mede door de gesprkeken met Froude begon hij bedenkingen te maken bij het protestantisme en de Engelse reformatie.[44]
Froude en zijn vader besloten om in het voorjaar van 1833 over land terug naar Engeland te keren. Newman wilde Sicilië, het enige stuk op de reis waar hij Griekse oudheid gezien had, en dat hij slechts vluchtig gezien had opnieuw bezoeken. Wegens oorlogshandelingen hadden zijn Griekenland niet kunnen bezoeken. Op 9 april 1833 vertrok hij. Hij reisde over zee naar Napels waar hij de Visuvius beklom. Op 19 april voer hij met de Engelse Serapis naar Messina.[45] Op Sicilië werd hij echter doodziek in Leonforte, bijna zeker leed hij aan tyfus, mogelijk na het eten van besmette oesters. Hij zweefde in Castro Giovanni drie weken op de rand van de dood. Tegen zijn dienaar Gennaro zei hij dat hij niet zou sterven omdat hij nog een taak te volbrengen had in Engeland.[46] Deze ziekte, versterkt met zware heimwee, werd voor hem de aanleiding voor een diepe bekering. Hij worstelde daar met God en gaf zich gewonnen.
Tijdens de reis stuurden Froude en hij een hele reeks gedichten naar huis die zij noemden de Lyra apostolica. Hugh James Rose publiceerde een aantal daarvan in zijn British Magazine, een tijdschrift dat bedoeld was als verzet tegen de Whig hervormingen.
Op 12 mei was Newman genezen en wilde hij, nu ziek van heimwee, zo snel mogelijk naar huis. In Palermo moest hij drie weken wachten op een boot naar Frankrijk. In de straat van Bonifacio lag deze vrachtboot een week lang stil door windstilte. Aan boord van dat schip schreef hij in de nacht van 16 juni 1833 zijn beroemde gedicht Lead, Kindly Light.[47] In dit gedicht spreekt Newman over de mens die in het volle licht zijn toekomst en taak zouden willen zien, terwijl de mens die onderweg is enkel voldoende licht krijgt om een enkele stap verder te gaan op deze nog in duister gehulde tocht naar God toe. De mensen moet zich tevreden stellen met het licht van het ogenblik om de volgende stap te doen. Het gedicht werd diverse keren op muziek gezet en wordt door zowel anglicanen als katholieken gezongen. Het weerspiegelde Newmans ervring op Sicilië. Hij had geleerd dat hij dag in dag uit trouw moest zijn en hij stelde zich nu open voor God opdat deze hem zou leiden waarheen Hij wilde, zoals hij later in een gebed uitdrukte:

Wil in mij Uw plannen ten uitvoer brengen. Werk in mij en door mij. Ik ben geboren om U te dienen, om Uw eigendom te zijn, Uw instrument. Laat mij een gewillig werktuig zijn. Ik vraag niet zozeer te zien. Ik vraag niet te weten. Ik vraag alleen maar om gebruikt te worden.[48]

Op 9 juli 1833 zette hij voet aan wal in Engeland en bereikte het huis van zijn moeder in Iffley bij Oxford de volgende dag.
Uit de brieven en notities die hij onderweg schreef blijkt dat hij zich zorgen maakte over de ontwikkelingen in de Anglicaanse kerk, zoals de beraadslagingen van de regering over het opheffen van Anglicaanse bisdommen in Ierland. Hij meende overigens dat de kerk van Rome al lang de waarheid verloren had en was bang dat Engeland nu dezelfde weg zou opgaan. Ook al maakte hij onderweg kennis met de Katholieke Kerk. Het bleef bij een oppervlakkige kennismaking. Hij bewonderde de muziek en de architectuur, maar verder ging het niet.

6 De Oxfordbeweging.

Newman kwam net op tijd terug in Engeland om de volgende zondag (14 juli) de beroemde preek van John Keble: “National Apostasy” te horen. Deze zogenaamde Assize Sermon werd gehouden bij de opening van het rechterlijk werkjaar. Keble sprak over de geloofsverzaking die als een besmettelijke ziekte het hele volk aantast. Newman noemt deze preek in zijn Apologia de begindatum van de Oxfordbeweging, waarbij wij moeten aantekenen dat voor zijn tijdgenoten deze preek zo goed als ongemerkt voorbijging.[49]
Keble verzette zich tegen de nieuwe situatie waarin non-establishment Christelijke groepen zich met de kerk en haar zaken konden gaan bemoeien. Het gaat hier niet over liberale denkers of zo, maar over latitudinarians, katholieken, dissenters en binnen de Engelse kerk over evangelicals, unitaristen, enz. . Het meest was hij bevreesd voor een protestantisering in evangelische zin. Keble sprak over de "apostolical church" als onderscheiden van de katholieken en dissenters.
Keble, Newman en anderen vreesden dat de kerk van Engeland haar eigenheid en zelfstandigheid zou verliezen, immers de politiek bemoeide zich steeds vaker met binnenkerkelijke aangelegenheden. De Whigs waren aan de macht (1833). Zo had het parlement uit het oogpunt van bezuinigingen tien Ierse bisdommen opgeheven (Irish Church Temporalities Bill, juli 1833). Kebles preek ging direct in tegen deze Bill, die die week goedgekeurd was.[50] Men hoefde geen profeet te zijn om te weten dat de rechten van de rest van de clerus ook aan de beurt zou komen.
De aanleiding was dus deze Bill die wet zou worden op 14 augustus. Zij verzetten zij zich tegen politieke inmenging in de Kerk (erastianisme)[51] en wezen het Evangelicalism, dat de theologische basis eraan gaf af.[52]
Op 25-29 juli was er een samenkomst van verontruste clerici in de pastorie van Hugh James Rose in Hadleigh (Suffolk) waar men tot een gemeenschappelijk actieplan wilde komen. Rose zou de enige Cambridge-man in de komende beweging zijn. Hij was de stichter en hoofdredacteur van The British Magazine en had veel connecties in Cambridge en bij de clerus op het platteland. Op deze bijeenkomst waren verder aanwezig: R.C. Trench (kapelaan van Rose, later aartsbisschop van Dublin), William Palmer (van Worcester), Arthur Perceval (een leerling van John Keble) en Hurrell Froude. Newman en Keble waren er niet maar steunden het idee om een “groep” in Oxford te vormen die zich te weer zou stellen tegen de inmenging van de Staat in de Kerk en om de anglicaanse Kerk nieuw geestelijk leven in te blazen, m.n. bij de clerus. Op een bijeenkomst op 13 augustus omschreven zij het doel als: “to stir up our brethren to consider the state of the Church, and especially to type practical belief and preaching of the Apostolical succession”.[53] Hier startte de beweging van de Tracts for the Times. Het hart van de Oxford-beweging was de persoonlijke vriendschap tussen Newman, Keble en Froude en hun toegewijdheid aan Oxford en de Anglicaanse kerk.
Newman was vrij van verplichtingen en kon zijn talenten nu ten volle inzetten. Men zocht een Christelijk geloof, met veelvuldig ontvangen van sacramenten, persoonlijke devotie, ascetische praktijken, eventueel ook kloosterleven.[54]

6.1 De Tracts for the Times.

Newman was van oordeel dat een levende beweging niet gedragen kon worden door comités, maar het moest hebben van persoonlijke invloed en gesteund moest zijn door een befaamd intellectueel en cultureel centrum zoals Oxford. Midden september verschenen de eerste drie zogenaamde Tracts for the Times. De eerste drie anonieme Tracts zijn gedateerd op 9 september 1833 en geschreven door Newman. De Tracts waren een uitnodiging aan de clerus om zich achter hun bisschoppen te scharen, zich bewust te zijn van hun apostolische zending en wijding en zich te weer te stellen tegen de staatsinmenging. Deze Tracts verwoordden de opinie van de auteur en waren niet bedoeld als een soort ex-cathedra uitspraken. Het eerste Tract bv. was een vlugschrift van drie-en-een-halve bladzijde over de apostolische successie. De Tracts werden gestuurd of gebracht naar anglicaanse geestelijken, vrienden en instellingen.
Wie dacht dat deze beweging een kort leven beschoren zou zijn kwam bedrogen uit. De Tracts raakten de juiste snaar en brachten de gemoederen in beweging. Vanaf 1833 was Pusey, professor Hebreeuws en kanunnik van Christ Church, een sympathisant, in 1835 sloot hij zich openlijk bij de beweging aan. Hij publiceerde onder eigen naam het lange tract over het doopsel (Tracts 67, 68, 69; resp. van 24 aug., 29 sep., 18 okt. 1835) en begon de Library of the Fathers in 1836, een vertaling van vaderteksten. De groep werd de Tractarians of ook Puseyites genoemd. Men heeft wel eens gezegd over de Oxfordbeweging dat Pusey het verstand, Keble het hart en Newman het geweten ervan was.[55]
Naast de Tracts waren er ook gelijkgezinde artikelen, eerst in de Record Newspaper[56] en dan in de British Critic, waarvan Newman de hoofdredacteur was van juli 1838 - juli 1841. Newman reisde in 1833 ook grote delen van het land af om clerici op te zoeken en met hen over de beweging te spreken.
In de tijd van de Tracts hield Newman m.n. drie fundamentele principes:

  • 1. Het principe van dogma: Een geopenbaard geloof kan niets anders kan zijn dan een dogmatisch geloof nl. met vaste waarheden. Dit baseerde hij op de Schrift, Ignatius van Antiochië en het anglicaanse Prayer Book[57]
  • 2. De overtuiging dat er een (a) zichtbare Kerk met (naast de vaste leerstukken) (b) sacramenten en riten en een (c) duidelijke episcopale structuur moet zijn als het (unieke) kanaal van de onzichtbare genade.[58]
  • "3. Naast deze twee principes die hij zijn hele leven zou trouw zijn, hield hij (toen) nog vast aan zijn vooroordelen tegen Rome. Hij hield dat de paus de antichrist is, te beginnen met Gregorius I (ca 600) en helemaal na het concilie van Trente (1545-1563). Hij had ook nog grote problemen met de katholieke Maria- en heiligenverering, terwijl hij anderzijds het celibaat bewonderde.


Newman was er rotsvast van overtuigd dat de anglicaanse Kerk de ware erfgenaam was van de apostolische Kerk en van de kerkvaders. Pas door zijn vriendschap met Froude zou zijn negatieve houding tegenover Rome, de heiligenverering, enz. veranderen, maar het zou lang duren voor ook zijn mening over Rome veranderde. Zijn hart en geest waren hier duidelijk anders gericht.
Naast de Tracts[59] publiceerde Newman ook een reeks andere tractaten, de zogenaamde Records of the Church (25 exemplaren tussen 1834 en 1838). Dit zijn vertalingen of parafrases van teksten van kerkvaders om zijn lezers vertrouwd te maken met de apostoliciteit van de Kerk. Newman zag dit als een middel om de Anglicaanse kerk vertrouwd te maken met haar eigen geschiedenis.
Newmans gewaardeerde vriend Hurrell Froude stierf op 28 februari 1836. Newman mocht één boek uit zijn erfenis kiezen. Op aanraden van een ander koos hij het hem onbekende Romeins brevier dat Froude in zijn laatste levensmaanden gebeden had. Zelf begon hij het vanaf die tijd trouw te bidden. Later schreef hij een Tract erover.
Van 1833-1839 bleef de beweging groeien. De drukker kan de vraag naar Tracts niet bijhouden en de beweging heeft zijn uitwerking. Lang verwaarloosde godsdienstige praktijken werden opnieuw ingevoerd: in de week waren veel kerken weer open, de studie van de kerkvaders herleefde en de beginselen van de beweging verspreidden zich. Zo durfde de regering het niet aan om de rationalistische Thomas Arnold van Rugby tot bisschop te benoemen. Newman werd overstelpt met werk en correspondentie maar voelde zich gelukkig.
Ook verscheen de reeks “Letters on the Church of the Fathers” (1833-1837 in de British Magazine om de tijdgenoten vertrouwd te maken met de gedachten, opvattingen, gebruiken, enz. van de jonge Kerk. In deze artikelen, net als in The Arians gebruikt hij de oudheid als een spiegel om de toenmalige religieuze situatie te beoordelen en becommentariëren.[60]
Over de positie van Newman in de beweging kunnen wij het volgende opmerken. Ook al was Pusey was zeker qua positie de belangrijkste man van de beweging. Newman was de man die men kon benaderen. Hij werd degene die de groep leiding gaf. Newman probeerde nooit bekeerlingen te maken, maar was wel iemand die eenieder voort wilde helpen op zijn of haar weg. Newman was niet iemand die op de barricades ging. Hij werd echter zonder dat aanvankelijk te zien de leider van een hele generatie.
De beweging wil eigenlijk twee vragen beantwoorden:

  • theologisch: Wat is de Kerk?
  • praktisch: Hoe moet ik Christus navolgen?[61]

Nieuw is, en dat zien wij m.n. in de preken van Newman, het belang van de evangelies en het voorbeeld van de Heer voor ons leven. De Evangelicals zochten in de Bijbel plaatsen om hun beperkte leer over de rechtvaardiging, uitverkiezing enz. te onderbouwen, maar hadden geen oog voor het leven, het werk en voorbeeld van de Heer. De beweging begreep duidelijk dat het navolgen van de Heer vereist dat men zichzelf in de hand houdt. Christus volgen houdt een vorm van ascese in: de noodzaak om de eigen gedachten, verlangens en daden te ordenen en in toom te houden.[62]

6.2 De Hampden-affaire

Renn Dickson Hampden (1793-1868), fellow van Oriel was degene die Newmans plaats innam als tutor. Later reed die hem in de wielen en werd in Newmans plaats professor van moraal in januari 1834.
In 1834 ontstaat er strijd over de vraag of men de verplichte ondertekening van de 39 Articles moet handhaven bij het begin van de universitaire studie (matriculation). In Cambridge bestond dit al lang niet meer. Het House of Lords verwierp op 1 augustus 1834 het voorstel om Dissenters toe te laten tot de universiteit en dus de verplichting te handhaven. Maar in het midden van augustus pleitte Hampden in een pamflet “Observations on Religious Dissent” om de religieuze tests af te schaffen (Whigs aan de macht). Tijdens de zomervakanitie schenkt niemand er aandacht aan.[63]
Na de zomer stuurt Hampden een copie van de tweede editie van zijn pamflet naar Newman. Deze antwoordt op 28 november 1834 en tekent later op deze brief aan: “the beginning of hostilities in the university”.[64] Hampden putte in zijn pamflet uit zijn Bampton Lectures van 1832 waarin hij opmerkte dat geloofsbelijdenissen, theologische uitspraken enz. niet hetzelfde zijn als het Christendom zelf.
Newman was radicaal tegen de afschaffing van de ondertekening. Op 23 maart 1835 werd met één stem meerderheid door de Heads (hoofden van de colleges) besloten om de zaak voor te leggen aan de Convocation, een bijeenkomst van alle fellows van heel Oxford.
Newman vroeg aan Henry Wilberforce om een (anoniem) pamflet te schrijven. Dit verscheen in mei 1835 “The Foundations of the Faith Assailed in Oxford: A Letter to His Grace the Archbishop of Canterbury.
Op 20 mei 1835 besloot de Convocation dat de ondertekening behouden moest blijven. Newman en anderen vielen Hampden aan in een collectie “Pamphlets in Defence of the Oxford Usage of Subscription to the XXXIX Articles at Matriculation”. (11 juni). De wet wordt niet gestemd en het zou tot 1854 duren voor de “subscription” (ondertekening) werd afgeschaft.
In 1836 kwam de leerstoel van theologie vrij. Op de kandidatenlijst stonden oa. Keble, Pusey en Newman. Keble is van hen de meest voor de hand liggend kandidaat. De eerste minister Lord Melbourne benoemt echter Hampden op 8 februari. De Tractarians reageerden en stelden nu openlijk Hampdens orthodoxie in vraag. Newman schrijft: Elucidations of Dr. Hampden’s Theological Statements (13 feb.). Pusey sluit zich bij hem aan en er vormt zich een heel sterke anti-Hampden partij.
Op 5 mei wordt Hampden toch professor. Maar zijn bevoegdheid wordt door de Convocation (474 tegen 94) iets ingeperkt. De macht van de Tractarians is duidelijk. Zij krijgen een groot deel van de universiteit achter zich, ook andersdenkenden, in oppositie tegen Lord Melbourne die zij verwijten gemene zaak te doen met dissenters en katholieken.[65]
Vanaf 1830 kende Engeland gedurende 50 jaar een periode van kerkelijk opbloei met de bouw en herstel van heel wat kerken. In deze context is ook Newmans restauratie van St. Clement’s te plaatsen.[66] In april 1835 besloten de Fellows van Oriel om een kapel te bouwen in Littlemore. Het college schonk de grond en een deel van de bouwsom. Op 15 juli begon de bouw, naar een ontwerp van Tom Mozley. Newmans moeder legde de eerste steen (21 juli).

6.3 De Via Media.

6.3.1 Abbé Jager

Op het einde van 1835 ontdekte Newman al dat er een onverwachte kant was aan de beweging, nl. wat was haar positie en de positie van de Anglicaanse kerk tegenover Rome. Hij verwoordt dit in Tract 71 (On The Controversy With The Romanists), gedateerd op 1 jan. 1836.

“The controversy with the Romanists, has overtaken us 'like a summer's cloud.' We find ourselves in various parts of the country preparing for it, yet, when we look back, we cannot trace the steps by which we arrived at our present position. We do not recollect what our feelings were this time last year on the subject; what was the state of our apprehensions and anticipations. All we know is, that here we are, from long security ignorant why we are not Roman Catholics, and they on the other side are said to be spreading and strengthening on all sides of us, vaunting of their success, real or apparent, and taunting us with our inability to argue with them.”

Nergens geeft Newman aan waaruit hij dit opmaakt.[67] De aanleiding hiervoor was kennelijk zijn controverse met Abbé Jager in 1834-1836[68] die -met wederzijds goedvinden- gepubliceerd werd in het Franse tijdschrift L’Univers (Parijs). [69]Jager stelde o.a. dat de Anglicanen zich wel beroepen op de Schrift tegen de traditie, maar dat er heel veel dingen bij hen zijn die niet in de Schrift te vinden zijn zoals bv. het feit dat zondag de dag des Heren is.[70]
Vanaf 1836 maakten de evangelicals de beweging het verwijt dat zij te Rooms was, of naar Rome zou voeren. In 1836 keerde Wiseman, terug uit Rome. Hij hield in Londen lezingen die in het hele land en in Oxford de alarmbellen deden rinkelen men niet enkel de liberalen en protestanten, maar nu ook de katholieken als tegenstander had.

6.3.2 "The Prophetical Office" en "Lectures on Justification"

Tijdens de controverse met Abbé Jager werkte Newman aan zijn Lectures on the Prophetical Office of the Church Relatively to Romanism and Popular Protestantism (gepubliceerd in 1837)[71] en de Lectures on the Doctrine of Justification (publicatie 1838). "Prophetical Office" legt de basis van Newmans ecclesiologie, waarin hij nm.n. de Anglicaanse theologen uit de 17de eeuw bestudeerde. "Lectures on Justification" is een uiteenzetting met de typische Lutheraanse leer van “sola fide”, of rechtvaardiging door geloof alleen (en het aan de kant zetten van de rede) en heeft consternatie over Puseys tracts[72] en Newmans brieven aan de evangelische Christian Observer in 1837 over het doopsel als achtergrond.
Dit werk ontstond uit de controverse met een Franse katholieke priester Abbé Jager, die herwerkt werd in lezingen die Newman hield in de Adam de Brome kapel in de St. Mary's (in 1834-36), als bijdrage voor een positieve theologische fundering van de Oxfordbeweging. Enkel zich afzetten tegen Rome en de reformatie levert geen echt fundament op. Newman was er toen nog heilig van overtuigd dat de Engelse hervormers in de 16de eeuw geen nalopers waren van de hervormers op vasteland maar mensen die zich wilden bevrijden van de uitwassen van het katholicisme. De Kerk van Engeland moest in zijn ogen de middenweg (Via Media) zijn tussen de dwalingen van enerzijds Rome en anderzijds het protestantisme. In zijn ogen was de Engelse Kerk het geen compromis, maar een terugkeren naar de oorspronkelijke zuivere leer van de eerste eeuwen, van Ignatius en Polycarpus.[73]

6.3.3 De "Via Media"

De gedachte van de Via Media vinden wij al eerder bij John Jebb, bisschop van Limerick in The Peculiar Character of the Church of England, 1815.[74]Allen wijst erop dat Newman in deze controverse met Jager het idee van de ontwikkeling van de geloofswaarheden in de R.K. Kerk kent en bestrijdt. Het idee dat hij in zijn laatste University Sermon en de Development of Christian Doctrine zal uitwerken was hem niet totaal onbekend.[75]
Newmans Via Media kwam voort uit de aandrang die hij voelde om de Anglicaanse theologie niet enkel als negatief: noch protestants, noch R.K. te omschrijven, maar om haar positief te funderen. Hij weet ook dat zijn constructie op dat moment een “paper religion”, een papieren religie is. De drie fundamentele principes bleven voor hem echter als een paal boven water staan: dogma, het sacramentele systeem en oppositie tegen Rome. Wij moeten hierbij bedenken dat voor de Tractarians zoals voor vele anderen (High Church) de reformatie niet de stichting van de Anglicaanse kerk was, maar niet meer dan een heel rumoerige episode in haar bestaan.[76]
In 1836 stierf Hurrell Froude en Newman kreeg uit zijn erfenis het Romeinse brevier. Hetgeen hij kort daarna begon te bidden. Hij schreef er zelfs een Tract over.
In februari 1838 publiceert hij de eerste twee delen van Remains of the Late Reverend Richard Hurrell Froude. Hij verwacht hierop een felle reactie.[77]In deze tijd wordt hij ook hoofdredacteur van de British Critic (van juli 1838- juli 1841) die met 1200 abonnementen toen een grote invloed had.
De Remains weerspiegelen een religieus ontevreden zijn met de Engelse kerk. Dit is van een heel ander gehalte dan de aanzet van de beweging waar het ging om de Reform Act. Hier kwam de geest uit de fles en iedereen wist het.[78]

7 De eerste twijfel.

In de lente van 1839 was Newmans positie in de Anglicaanse kerk op zijn hoogtepunt. De Anglo-Catholic Party - zoals zij ook genoemd werd - was een belangrijke factor geworden in de Engelse Kerk. De beweging had geen politieke of grote maatschappelijke doelstellingen, behalve dat zij inzichten en principes omwille van hun intrinsieke waarde verspreidde. De beweging werd overal in de Angelsaksische wereld gevolgd. Vrijwel iedere begaafde jongeman in Oxford onderging Newmans invloed. In de periode 1839 en 1841 werd het Newman echter duidelijk dat de theorie van de Via Media geen stand hield bij nader onderzoek. Na de zes zegenrijke jaren, die menselijkerwijze de gelukkigste periode van zijn leven vormden[79] zouden nu zes jaar van zoeken, duisternis en twijfel volgen.
De zomer van 1839 bracht hij vrijwel alleen in het college. Hij genoot van het vooruitzicht om in alle rust te kunnen studeren. Het was een “eenzame zomer” waarin hij alleen in het college was met de muizen.[80]
Zijn studie van de vijfde eeuw bracht hem bij de monofysieten.[81] In hun heretisch standpunt zag hij als in een spiegel de positie van Anglicaanse kerk.[82] Hij kon niet langer verklaren waarom de monofysieten wel heretisch zouden zijn en de Anglicanen niet. Hij kon ook niet de pausen van de 5de eeuw (paus Leo I) verdedigen zonder die van de 16de eeuw te verdedigen (Pius IV, t.t.v. het concilie van Trente). De monofysieten-kwestie bracht hem onder de indruk van de positie en macht van de paus, i.c. Leo I (440-461).
In die zomer wees Robert Williams hem op een artikel van Wiseman in het augustus-nummer van de katholieke Dublin Review: “The Anglican claim” .[83] In dit beroemde artikel trok deze een parallel tussen de donatisten uit de tijd van St. Augustinus (+431) en de anglicanen uit zijn eigen tijd. In beide perioden was er een strijd van altaar tegen altaar, van bisschop tegen bisschop. De test om te onderscheiden welk episcopaat, het katholieke of het donatistische, het ware was formuleerde St. Augustinus in vier woorden: “securus judicat orbis terrarum” (De hele (Christen)wereld oordeelt zonder dwaling). Newman schreef later: “Dat eenvoudige zinnetje van Augustinus trof me met een kracht, die ik nooit, in geen enkel ander woord van hem, had aangetroffen”.[84] Hiermee viel de hele theorie van de Via Media in duigen. Langzaam keerde de rust weliswaar weer in zijn hart, maar de twijfel was gezaaid. Hij liep hier aan tegen het principe van de katholiciteit. Hij meende in een artikel nog te kunnen stellen dat de kerk van Rome dit wel had, maar dat zij het vierde kenmerk uit het credo de “heiligheid” niet heeft. Hij meende de “prophetical office”, de profetische taak en heiligheid eerder in Engeland te vinden. Zijn vooroordelen tegen Rome zijn nog lang niet verdwenen. Het probleem is natuurlijk dat dit een heel rekbaar begrip is en hiermee[85] koos Newman een wankele koers naar een onbekende haven. Hij hield vast aan de apostolische successie in de Anglicaanse kerk en de geldigheid van haar sacramenten. Hij werd overigens geraakt door de figuur van de Capucijn (katholieke priester) in Manzoni’s Promessi Sposi.[86]
Beide ontdekkingen waren een schock, immers zijn Via Media was niet zo nieuw was als hij gedacht had en slechts een theoretische constructie. Hij geloofde niet meer in deze theorie. Hij probeerde nog een laatste keer een basis voor het anglicanisme te geven in een artikel “On the Catholicity of the Church of England” voor het januarinummer van de British Critic van 1840. Naar buiten bleek niet wat er in hem omging.

7.1 Littlemore

Tot Newmans parochie hoorde ook het gehucht Littlemore, ca 6 km. buiten Oxford. Het was een klein plaatsje met enkele honderden inwoners, waar hij in 1835-1836 een kerk gebouwd had. In maart 1840 betrok Newman kamers in Littlemore, deels omdat zijn kapelaan Bloxam, die ontslag nam wegens de ziekte van zijn vader zijn kamers ontruimde en deels omdat de school erg verwaarloosd werd en zijn hulp nodig had.[87] Newman vastte er in de vastentijd erg streng.[88] Newman zelf gaf een aantal lessen geven op deze armenschool. Hij overwoog om een huis of stuk grond in Littlemore te kopen, omdat hij er alleen permanent kon blijven als hij er zijn bibliotheek kon onderbrengen.[89] Hij bleef fellow van Oriel en verzorgde de zondagdienst met preek in St. Mary’s. Hij had helemaal niet de intentie om zijn band met Oxford of St. Mary's losser te maken. Eind mei kocht hij samen met een aantal anderen een stuk grond van ongeveer 4 ha bij de kerk van Littlemore en maakte plannen voor een klooster.[90] In juli 1841 betrok hij kamers in Littlemore in St. George’s (eigendom van fam. Giles).[91] Op 8 en 14 juli overlegde hij met Mrs Burford over de aankoop op ca 100m van de kerk vaneen paar ongebruikte naast elkaar liggende stallen en schuren. Deze hadden het voordeel dat hij ze onmiddellijk kon betrekken. Het waren stallen geweest voor de postkoetslijn Oxford-Cambridge. Hij huurde ze voor 7 jaar en verbouwde ze. Hij noemde Littlemore zijn Torres Vedras.[92] Zijn vertrek uit Oxford was hiermee begonnen. In oktober 1840 stelde hij aan Keble voor om zich definitief terug te trekken in Littlemore, waarvoor hij als pastoor verantwoordelijk was (en waar minstens evenveel parochianen waren als in St. Mary’s), met het argument dat alles was hij deed in de parochie in Oxford eigenlijk de gewone parochiaan niet bereikte, maar alleen de mensen van de universiteit. Bedoeld zijn de dagelijkse gebeden, diensten, wekelijkse communie, enz. Keble raadde hem aan te blijven.
In de British Critic van oktober 1840 gaf hij een bespreking van James Henthorn Todd’s, Prophecies relating to Antichrist in the writings of Daniel and Paul, waarin Todd afrekende met heel wat Protestantse onzin. Hierna begroef Newman zijn anti-papale gedachten.[93]
Op 20 april 1842 verhuisde hij naar zijn nieuwe woning in Littlemore.[94]

8 Tract Ninety.

Newman schreef Tract 90 waarin hij een katholieke interpretatie voorstelde van de “39 artikelen” die samen met het Book of Common Prayer de basis van het Anglicanisme vormen. Dit Tract verscheen op 27 februari 1841. Newman had de bedoeling om aan te tonen dat voor een anglicaan een katholieke interpretatie van de 39 artikelen mogelijk was. De vraag was immers opgekomen: Hoe en of de Anglicaanse "39 artikelen" kon ondertekenen? Minstens op het eerste zicht lijden deze die tegen Rome gericht te zijn. Als hij kon aantonen dat de Anglicaanse kerk katholiek was of er minstens ook openstond voor een katholieke interpretatie dan hoefde men uiteraard niet over te gaan naar Rome. Met deze stap probeerde Newman de talrijke jongeren die vragen stelden en die overwogen om katholiek te worden voor de anglicaanse kerk te behouden.
Newmans stelling was dat de "39 artikelen" niet in tegenspraak zijn met de katholieke leer, maar wel met een deel van de Roomse dogma’s, de bekende: heiligenverering, vagevuur, de biecht, de plaats van de paus, de werkelijke tegenwoordigheid, enz. De redenering van Tract 90 is niet altijd even duidelijk en er is wel een en ander op aan te merken.[95]
Tract 90 had echter precies het tegenovergestelde effect. In anglicaanse kringen reageerde men heftig. De universiteit van Oxford censureerde de tekst op 15 maart. De bisschop van Oxford vroeg Newman om zich van de Tract te distantiëren, hetgeen deze niet wilde en niet deed. Na de zomervakantie in oktober 1841 brak de hel pas goed los rond Tract 90. De hele confrontatie eindigde ermee dat de reeks van de Tracts beëindigd werd. Het maakte een einde aan Newmans positie als leider van de Oxford-beweging.
In deze tijd begon zijn vriendschap met de katholieke priester Charles Russell, professor kerkgeschiedenis te Maynooth (Ierland). Deze maakte hem (schriftelijk) op voorzichtige en vriendelijk manier duidelijk dat zijn visie op de wat dat katholieken onder transsubstantiatie zouden verstaan niet helemaal correct was. Hij stuurde hem o.a. studieboeken van de seminaristen om het hem duidelijk te maken. Deze vriendschap met een katholiek is de eerste en enige die Newman heeft voor zijn bekering.[96] Hij besluit ook geen controverses meer aan te gaan.

9 Nieuwe slagen

Tussen juli en november 1841 kreeg hij nog drie tegenslagen (“three blows which broke”) te incasseren.

  • 1. Bij zijn studie van St. Athanasius, voor de Library of the Fathers, zag hij de anglicanen en zijn Via Media in de semi-Arianen, iets wat hem bij zijn eerdere studie in 1832 ontgaan was.[97]
  • 2. Tract 90 werd door de bisschoppen veroordeeld. Gedurende drie jaar bleef hij van diverse bisschoppen negatieve reacties ontvangen. Hij beschouwde dat als een officiële veroordeling van de beweging en de officiële verloochening van haar apostolociteit door de Anglicaanse kerk. Deze veroordeling was het begin van de stroom van bekeringen tot de katholieke Kerk.[98]
  • 3. De derde slag was de zogenaamde affaire rond de bisschopszetel in Jeruzalem. De Engelse en Pruisische regeringen besloten om samen beurtelings een bisschop in Jeruzalem te hebben. Alle Joden, lutheranen, calvinisten, nestorianen, druzen, monofyieten enz. konden zich onder de rechtsmacht van deze bisschop plaatsen zonder eventueel hun ketterse opvattingen af te zweren. Hiermee kon niet meer ontkend worden dat de Anglicaanse kerk de facto een protestantse kerk was. De Tractarians protesteerden hiertegen met alle macht. Velen, o.a. Manning, werden hierdoor in de richting van Rome gedreven. Newman schreef zijn protest op 11 november naar de bisschop van Oxford en de aartsbisschop van Canterbury. Hij zegt hierover “It brought me on to the beginning of the end.”[99]

Op het einde van 1841 hield hij vier preken in St. Mary’s (S.D. 21-24), waarin hij de actuele problematiek, in tegenstelling tot wat hij anders deed, ter sprake bracht. Publicatie eind 1843.

10 Littlemore.

Met Tract 90 wankelde de hele Oxfordbeweging. Newman zat in dubio en zijn invloed was duidelijk minder. Hij vroeg zich af of zijn groeiende verlangen om katholiek te worden niet uit eigen ambitie (selfwill) voortkwam. Hij legde deze gewetensvraag voor aan Keble en Pusey. Newman had in Littlemore intussen de oude schuren en stallen die hij gehuurd had laten inrichten als een soort retraitehuis. In een van de woningen die men er maakte woonde zijn kapelaan voor Littlemore W.J. Copeland en in een ander de nieuwe onderwijzer. Zijn kapelaan David Lewis zorgde voor St. Mary’s. In april 1842 nam hij zijn intrek. Hij verlangde naar rust te komen en tijd om te bidden, na te denken en te studeren. Verder wijdde hij zich aan de pastorale zorg van Littlemore en gaf hij les aan de armenschool. Spoedig klopten een aantal jonge mannen uit Oxford aan om zich bij hem aan te sluiten.[100]Er was plaats voor 6 man, incl. Newman. Samen leidde men daar een soort monastiek leven: een leven van gebed (Romeins brevier), studie, soberheid. Newman schreef hier diverse werken, in 1843 An Essay on Biblical and Ecclesiastical Miracles; volume 6 van Parochial and Plain Sermons en de vertaling van Selected Treatises of S Athanasius, Archbishop of Alexandria, in controversy with the Arians.

11 1841-1845.

In 1864 schreef Newman: “vanaf het einde van 1841 was ik op mijn sterfbed, wat mijn lidmaatschap van de anglicaanse Kerk betreft.”[101] In juli 1841 beëindigde hij zijn werk als hoofdredacteur van de British Critic. Die werd verdergezet door Tom Mozley. Intussen groeide zijn toenadering tot de katholieke Kerk. In de loop van 1842 maakte hij kennis met de katholieke volksdevotie, via een gebedenboek dat iemand hem opstuurde. Later dat jaar stuurde Dr. Russell hem een hele partij van deze boekjes, die hem, in tegenstelling tot wat hij verwacht had, geen aanstoot gaven. In het voorjaar van 1843 deed hij een retraite in de lijn van de “geestelijke oefeningen” van Ignatius van Loyola. Nu volgde een tijd van een groot innerlijk gevecht en concrete daden.
In februari 1843 besloot hij na een overweging van drie maanden zijn aanklachten tegen de Kerk van Rome in te trekken. Hij deed dat in in een anoniem artikel op 28 januari “Retractation of Anti-Catholic Statements” in de Conservative Journal, zonder dat dit ophef veroorzaakte.
Op 2 februari 1843 hield hij een preek van anderhalf uur over “The Theory of developments in Religious Doctrine”, uitgaande van Lc. 2,19: “Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf”. Hier legt hij de basis voor zijn latere werk The Development of Christian Doctrine en hier snijdt hij het thema aan van de band tussen de Schrift (Openbaring) en de latere traditie. Deze preek is de laatste van zijn University Sermons, die als bundel verschenen op het einde van 1843.
In juni 1843 was er de eerste formele actie van de universiteit tegen de Tractarians. Pusey, die nu de leider van de beweging was, kreeg een preekverbod van twee jaar vanwege een (katholieke) preek over de Eucharistie. De Tractarians begonnen terrein te verliezen aan de Evangelicals en de officiële Engelse kerk.
Een tweede daad was het neerleggen van zijn pastoorschap van Saint Mary's (op 18 september 1843 in Londen). De directe aanleiding hiervoor was kennelijk de overgang van William Lockhart naar de katholieke kerk op 22 augustus. Op 25 september, de 7de verjaardag van de kerkwijding, legde hij ook de verantwoordelijkheid voor de kerk van Littlemore neer.[102] Alle vooraanstaanden van de Oxfordbeweging waren op het feest an kerkwijding uitgenodigd. Pusey droeg de Eucharistie op. Newman preekte zijn laatste anglicaanse preek: “The Parting of Friends”. Newman communiceerde, maar nam verder geen deel aan de dienst. Na de dienst gooide hij kalm zijn baret, het symbool van zijn waardigheid en van zijn facultas docendi achter de omheining van het altaar, ten teken dat hij niet langer de leer van de kerk van Engeland zou verkondigen. Van dat ogenblik af leefde hij als leek in de Kerk van Engeland, zonder enig contact met katholieken. Uit zijn geschriften weten we hoe Newman vervolgens heel voorzichtig te werk ging en vooral onderzocht of zijn motieven wel zuiver waren en of hij niet gehinderd werd door verborgen fouten.
Tijdens zijn verblijf in Littlemore werd Newman (en de zijnen) voortdurend zwart gemaakt in de pers. Men sprak over zijn verblijfplaats als een klooster en sommigen zeiden zelfs dat hij in het geheim een katholiek priester was.
Later schrijft Newman dat “great acts take time”[103] en dat alle logica van de wereld zijn gang niet had kunnen versnellen. In deze tijd verschijnen de Lives of the English Saints, door diverse auteurs, Newman neemt er twee voor zijn rekening.[104]

11.1 The Development of Christian Doctrine.

Eind 1842 begonnen Newmans gedachten uit te gaan naar de vraag van de dogma-ontwikkeling. Hij wijdde er -zoals gezegd- zijn laatste University Sermon aan. In de controverse met Abbé Jager kwam het thema van (dogma-)ontwikkeling aan de orde. Toen zag Newman het echter nog als een “ontsporing” van de kerk van Rome.
De vraag: “Welke Kerk is de ware erfgenaam van de oude Kerk?” beroerde Newman nu tot in het diepst van zijn ziel en werd een vraag van leven of dood. Het gaat in wezen erom: “Welke ontwikkelingen ten opzichte van de oerkerk zijn legitiem en te verwachten en welke niet?” Het antwoord op deze vraag zou de koers van de rest van zijn leven bepalen. Men kan ze ook anders formuleren: “Zijn de zogenaamde afwijkingen in de katholieke leer of Kerk misschien een gevolg van een levende en door God bedoelde ontwikkeling?”
Eind 1844 -in een heel strenge winter- begon Newman te schrijven de Essay on the Development of Christian Doctrine.[105] Het boek was bedoeld om een antwoord te vinden op zijn eigen vragen. Het werd uiteindelijk een ongekend meesterwerk.
Newman deed voortdurend gewetensonderzoek en vroeg zich af wat God wilde en of hij niet de genade van God in de weg stond.[106] Newman werd bestookt met brieven van zowel mensen die hem smeekten Anglicaan te blijven en als van heel velen die op het punt stonden katholiek te worden of het al waren.[107]
Op 3 oktober 1845 hield Newman onverwacht op met schrijven en trad terug als fellow van Oriel. J.D. Dalgairns, één van Newmans huisgenoten, die enkele dagen voordien katholiek geworden was,[108] vroeg Newman of de (zalige) pater passionist Domenico Barberi die op doorreis was naar België in Littlemore mocht langskomen. Newman had deze Barberi een jaar daarvoor gedurende enkele minuten ontmoet, en deze had als “verpersoonlijkte heiligheid” indruk op hem gemaakt. Newman zag deze vraag als een vingerwijzing Gods. Toen Barberi op 8 oktober 1845 's avonds laat binnentrad viel Newman voor hem op de knieën en vroeg om opname in de katholieke Kerk.[109] Hij werd de volgende dag opgenomen, tezamen met twee andere anglicaanse geestelijken: Richard Stanton en Frederick Bowles. Newmans boek Development of Christian Doctrine werd enkele maanden later gepubliceerd zoals het op het ogenblik van Newmans bekering was.
Hiermee eindigt Newmans weg naar de katholieke kerk. Terugkijkend kan je het pad zien. In feite volgde hij het pad van Gods wil. Zonder direct contact met de katholieke Kerk vond hij zijn weg naar Rome. De Development werd gepubliceerd zoals hij was op het moment dat Newman hem beëindigde. Wiseman besloot dat het boek de grootste impact zou hebben indien hij het ongemoeid liet. Dit boek zou de rest van Newmans leven voor een continue hoeveelheid post en Newman zou zo vele bekeerlingen helpen.

12 Newman katholiek.

12.1 Maryvale.

Rond deze tijd volgden hem wel 875 anderen, waaronder 250 geestelijken uit de anglicaanse Kerk in zijn overgang naar de rooms-katholieke Kerk.[110] Reeds in 1857 zouden dat 1400 anglicaanse geestelijke zijn.[111] Keble en Pusey zouden echter anglicaan blijven. Newman en zijn vrienden ontvingen op 1 november 1845 in Oscott in het Midland Seminary, samen met een tiental andere bekeerlingen het vormsel uit handen van de apostolische vicaris (bisschop) Wiseman. Hier ontmoette hij hem voor de eerste keer na zijn bekering en werd besloten om de Development onverkort en ongecensureerd te publiceren.[112] Newman maakte een rondreis langs belangrijke katholieke plaatsen en personen. Op 23 februari 1846 verliet de groep -op advies van Wiseman- met veel pijn in het hart Littlemore definitief en verhuisde naar Old Oscott, een voormalig seminarie, ca. 6 km. ten N. van Birmingham. Newman en vijf jonge vrienden leefden er een gemeenschapsleven zoals in Littlemore. De plaats kreeg van Newman de naam Maryvale.[113]
Newman was nu leek in de katholieke Kerk. Hij werd lid van een groep waarvan hij vrijwel niemand kende, en die anders was dan zijn Engels patriotisme gewoon was. De Kerk is groter dan England, immers ook Frankrijk, Spanje enz. zijn katholiek. Het streek ook in tegen zijn natuurlijke conservatieve (Tory) instelling.
Vanaf de reformatie ware de katholieken een kleine, vervolgde minderheid in Engeland die wel zijn eigen kwaliteiten had. Na 1800 kwamen er in Engeland heel wat katholieke Ieren bij in de steden en Franse priesters die voor de revolutie gevlucht waren. Vanaf 1829 stonden openbare ambten eindelijk ook open voor katholieken. In 1840 verdubbelde Rome de apostolische vicarissen van 4 naar 8. Het was een tijd waarin heel wat kerken (anglicaans en katholiek) gebouwd werden en scholen en kloosters gesticht. In 1846 eindigden ook zijn relaties met John Keble en Pusey.

12.2 Rome en het Oratorium.

In september 1846 vertrok Newman met Ambrose Saint John naar Rome waar hij verbleef in het Collegio di Propaganda. Tijdens zijn priesterstudie bleek dat de bekende theoloog Giovanni Perrone S.J. zijn boek over De ontwikkeling van de geloofswaarheden vermeldde op een lijst met anti-Roomse werken. Dit was des te absurder omdat Newman een deel van zijn gedachtegoed aan Perrone had ontleend. Overigens was het peil van de theologie in Rome in deze tijd tot een absoluut bedroevend.
Op 30 mei 1847 werden Newman en Ambrose St John priester gewijd in de kapel van de Propaganda. In Rome was Newman op zoek naar de wijze waarop hij (en zijn gezellen) het meest dienstbaar zou kunnen zijn: als leek, als diocesaan priester of als religieus. Uiteindelijk koos Newman voor het oratorium van Filippus Neri, dat Wiseman hem gesuggereerd had. Oratorianen kennen geen religieuze geloften. Hun gemeenschap is gebaseerd op een vrijwillig samenwonen en werken. Eind 1847 namen Newman, Ambrose St John en vijf andere medebewoners van Maryvale hun intrek in een oratorium bij de H. Kruiskerk (Santa Croce) voor hun noviciaat, o.l.v. pater Carlo Rossi (1802-1883). Daar bewerkte Newman de regel opdat die in Engeland bruikbaar zou zijn en ontdaan werd van typisch Italiaanse en latere aanslibsels. De nieuwe regel stond o.a. toe dat men een school mocht hebben. Hij schreef er de semi-autobiografische roman Loss and Gain, een boek dat eigenlijk enkel interessant is omwille van zijn humor, de schets van het Tractariaanse Oxford, de typering van enkele van zijn tijdgenoten en enkele autobiografische elementen.
Met kerstmis 1847 waren Newman en zijn gezellen weer in Engeland. Op 2 februari 1848 werd de congregatie van het Oratorium officieel opgericht in Maryvale.[114] In 1848 had Frederick William Faber (1814-63), in Cheadle een gemeenschap van ongeveer 40 bekeerlingen gevormd die men naar de naam van hun kerkje de Wilfridians noemde. Deze gemeenschap sloot zich aan bij de Oratorianen op 14 februari.[115] Om het Oratorium dat te groot was te splitsen trok Newman in het begin van 1849 met een groep naar Alcester Street in Birmingham. Faber leidde het nieuwe Oratorium in Londen, in King Williamstreet. Er zouden vaak spanningen zijn tussen de totaal verschillende persoonlijkheden van Newman en Faber. In Birmingham begon men te werken tussen arme, ongeletterde mensen, vaak verslaafd aan drank. De Engelse katholieken die uit een lange periode van vervolging kwamen hadden een houding van niet-willen-opvallen. De Oratorianen, bijna allemaal bekeerlingen, hadden daar echter niet zoveel moeite mee. Zij aarzelden niet om naar buiten te treden: Hun kerk was altijd open, je kan er altijd biechten en er zijn lezingen, er is catechese voor de kinderen, enz. Het is wel een periode van bittere armoede. In 1848 verscheen Loss and Gain. Tussen 9 mei en 5 juli 1850 preekte Newman in London tweemaal per week in het Oratorium (King William Street). Het zijn zijn Lectures on Certain Difficulties felt by Anglicans in submitting to the Catholic Church. Newman is in deze tijd ook nog altijd hoofd van het Oratorium in Londen.
Tussen 9 mei en 5 juli 1850 hield Newman tweemaal per week (donderdag en vrijdag) in de kerk van het Oratorium in Londen, waarbij hij de moeilijkheden behandeld de Anglicanen hebben bij de katholieke Kerk, haar leer en gebruiken. Nogal wat katholieken en niet-katholieken komen luisteren. De lezingen worden gepubliceerd als Lectures on Certain Difficulties felt by Anglicans in submitting to the Catholic Church. Op 6 april 1851 werd Henry Manning opgenomen in de katholieke kerk.
Newman bouwt een nieuw oratorium aan de Hagley Road (Edgbaston) waarheen men verhuisde in februari 1852.

13 Een donkere periode.

In oktober 1850 kwam vanuit Rome onverwacht het bericht dat de katholieke hiërarchie in Engeland hersteld zou worden. Het is nu onvoorstelbaar welke reactie dit uitlokte in het Victoriaanse Engeland. Over het hele land werden protestvergaderingen en -acties gehouden. Wisemans fameuze triomfantelijke pastorale brief “from out the Flaminian gate” (7 oktober 1850) deed er ook geen goed aan. Men sprak over de daad van Pius IX als “papal agression”. Men verbrandde poppen van de paus en Wiseman, men gooide ramen in bij katholieken, enz. Op initiatief van John Moore Capes, een bekeerling uit de Oxfordbeweging, werden er in heel het land voorlichtingsvergaderingen gehouden om de werkelijke betekenis van de pauselijke beslissing toe te lichten. Newman gaf vanaf van 30 juni tot 1 september 1851 in Birmingham wekelijks deze lezingen in de Corn Exchange (Graanmarkt), die later gebundeld werden als Lectures on the Present Position of Catholics in England. Deze voordrachten zijn voorbeelden van rake humor en satire.[116] In Difficulties felt by Anglicans was zijn toon die van een begrijpende en liefdevol uiteenzetten en ingaan op moeilijkheden. In Present Position of Catholics in England is de situatie anders. Hier gaat het om het vooroordeel van de straat en gebruikt hij stevigere taal. Het is briljante humor en satire.
Wiseman wist door zijn optreden in Engeland en een open brief naar de Times geleidelijk de gemoederen te bedaren.

13.1 Het Achilli-proces.

In zijn vijfde voordracht in de Corn Exchange viel Newman een uitgetreden Dominicaan Giacinto Achilli, voorwerp van een hype in die dagen, aan. Deze Achilli reisde heel Engeland rond om de tirannie van de paus aan te klagen en te beweren dat hij gefolterd was door de inquisitie, etc. Deze dingen zouden hem ertoe gebracht hebben om protestant te worden. In de Dublin Review van juli 1850 had Newman een anoniem relaas gelezen (van Wiseman) waarin Achilli's beschuldigingen werden gepareerd. Het stuk beweerde dat Achilli zich herhaalde malen vergrepen had aan meisjes en dat hij na herhaalde sancties uiteindelijk uit zijn ambt gezet was. Newman baseerde zich bij zijn voordracht op deze gegevens. Zijn vriende en jurist James Hope-Scott die hij raadpleegde voor dat hij dat deed voorzag geen problemen, immers hij zou enkel iets herhalen dat al eerder gepubliceerd.
Eind augustus 1851 daagde de in het nauw gedreven Achilli Newman voor het gerecht. Newman vroeg toen de nodige bewijsstukken aan kardinaal Wiseman en Mgr. Talbot in Rome. Beiden realiseerden zich kennelijk de ernst van de zaak niet en bleven onbegrijpelijkerwijze volledig in gebreke. Achilli ontkende onder ede op 4 november dat alles wat Newman over hem beweerde gelogen was. Op 21 november vroeg Newman verdaging van zijn proces om de nodige stukken en getuigen uit Italië te laten overkomen. Dit verzoek werd verworpen. De stukken van Wiseman kwamen zes uur later aan en die van Talbot twee dagen later. Men slaagde er toch in het proces te verdagen. Maria Giberne, een kennis van Newman, bekeerlinge en sympathisante van de Oxfordbeweging, slaagde erin een aantal slachtoffers van Achilli naar Engeland te halen.[117] Waarop de tegenpartij het proces probeerde te doen verdagen opdat de getuigen uit eigen beweging terug zouden keren naar hun land. De vooringenomen jury veroordeelde uiteindelijk Newman wegens smaad tot een fikse geldboete. The Times en de publieke opinie die in die tijd zeker niet pro-katholiek waren vond deze uitspraak een absolute schande en kozen de kant van Newman. Intussen hadden katholieken uit de hele wereld Newman geld gestuurd om hem te helpen. Na afloop bleef er zelfs voldoende geld over om een kerkje te bouwen.

13.2 The Second Spring.

Op 13 juli 1852 tijdens de eerste provinciale synode van de nieuwe Engelse katholieke hiërarchie in Oscott hield Newman zijn wel bekendste en wellicht mooiste gelegenheidstoespraak The Second Spring, waarin hij de nieuwe opbloei van de Kerk in Engeland na een periode van eeuwenlange vervolging schetste. Volgens ooggetuigen huilden alle aanwezigen.

13.3 De katholieke universiteit van Dublin.

Op 15 april 1851 werd Newman door Paul Cullen, aartsbisschop van Armagh (Ierland) gevraagd om te helpen bij de oprichting van een universiteit en op 12 november werd Newman de eerste rector van deze op te richten Katholieke Universiteit van Dublin. Newman ontving in de erop volgende jaren echter nauwelijks steun van de bisschoppen. Het is, achteraf gezien, een zeer pijnlijke geschiedenis geworden die zeker het Ierse episcopaat uit die tijd niet gesierd heeft. Het zou hier te ver voeren om de gecompliceerde context waarin die moest gebeuren te beschrijven. Voor Newman was het een tijd vol onbegrip en tegenwerking. Toch slaagde hij erin om op 3 november 1854 een faculteit voor letteren en filosofie te openen en in 1856 een faculteit voor geneeskunde, die nog steeds bestaat. Hij bouwde een kerk en hoopte hierbij een Oratorium te kunnen stichten. Wiseman wilde toen dat Newman titulair bisschop zou worden om hem meer gezag te geven. Wiseman maakte hier geen geheim van maar toen dit Cullen ter ore kwam stak hij er in Rome een stokje voor met het excuus dat Newman voor. Cullen die niemand vertrouwde, vertrouwde ook Newman niet en wilde alles vooral zelf in de hand hebben. Verder moest Newman werken temidden van anti-Engelse Ieren. Hij bleef voor hen een vreemdeling. Newmans lezingen en toespraken als rector van de universiteit werden echter zeer gewaardeerd en later gepubliceerd in The Idea of a University.
Deze mislukking die niet aan hemzelf te wijten was vond Newman zeer pijnlijk. Newman trok zich terug. Pas eind 1858 werd hij echter officieel van zijn taak ontheven. Hij voelde zich zoals hij het uitdrukte “under a cloud” in de volgende jaren. De complexe historie interesseert ons hier niet.
In de lente van 1848 begon hij aan zijn roman Callista,die hij pas in de zomer van 1855 beëindigde. Een ontspanning van zijn werk aan de universiteit.

13.4 Problemen in Birmingham.

Een andere pijnlijke geschiedenis was wat er thuis in zijn oratorium gebeurde. Newman die veelvuldig in Dublin verbleef liet hij in 1853 Dalgairns uit Londen overkomen om het huis te leiden. In Newmans afwezigheid intrigeerde Dalgairns en voerde typisch Italiaanse devotievormen in, zoals de zielzorg voor kloosterzusters. Dit laatste hoorde volgens Newman niet tot de taak van het Oratorium. In Rome werd Newman verdacht gemaakt, door de Oratorianen van Londen, hetgeen daar voor een negatieve kijk op hem zorgde. Dit zou nog jaren nawerken. Ook de eigenzinnigheid en intriges van Faber in Londen bezorgde Newman grote zorgen en verdriet.
Newman publiceerde intussen nog heel wat artikels, o.a. in de Catholic University Gazette.

13.5 De Engelse bijbelvertaling.

In juli 1855 besloot de synode van de Engelse bisschoppen om een nieuwe Bijbelvertaling te laten maken. De supervisie ervan werd aan Newman toevertrouwd. Pas in augustus 1857 werd Newman hiervoor gevraagd door kardinaal Wiseman. Newman investeerde geld en tijd in de voorbereiding van dit project. Hij stelde medewerkers aan. Maar de bisschoppen gaven hem op een aantal vragen, zoals wie wat zou betalen geen antwoord. De zaak kreeg een onverwachte wending toen bleek dat de Amerikaanse aartsbisschop van Baltimore reeds 15 jaar aan zo een vertaling werkte. Vanuit Amerika vroeg men toen Newman om bij dit project te helpen. Newman antwoordde dat hij daartoe bereid was, vervolgens hoorde hij niets meer noch van het Amerikaanse, noch van het Engelse episcopaat. Newman berichtte vervolgens zijn medewerkers dat zij hun taak als geëindigd konden beschouwen. Het trieste is dat de Amerikaanse vertaling nooit gebruikt werd in Engeland en dat deze ongetwijfeld monumentale vertaling nooit gemaakt werd. Weer mislukte een werk waarvoor Newman in die tijd de meest geschikte man was buiten zijn schuld.

13.6 De Rambler-affaire.

Het katholieke maandblad The Rambler, vanaf 1858 eigendom van Lord Acton (toen pas 24 jaar oud), was in aanvaring gekomen met het episcopaat vanwege zijn liberale denkbeelden. In maart 1859 vroeg men Newman om hoofdredacteur te worden en zo deze heikele zaak uit de wereld te helpen. Newman accepteerde dit verzoek, zeer tegen zijn zin, om zijn bisschop ter wille te zijn. Zijn taak was delicaat, Newman publiceerde twee artikelen over de taak van de leek in de Kerk (in mei en juli). Deze artikelen waren echter hun tijd vooruit en werden -ten onrechte- verdacht gemaakt in Rome. Newman bood daarop zijn ontslag aan. M.n. het artikel On Consulting the Faithful in Matters of Doctrine (juli 1859) zal later heel beroemd worden. In dit artikel werkt Newman het begrip geloofszin (consensus fidelium) uit dat op Vaticanum II (1962-1965) een belangrijke rol speelt in de dogmatische constitutie Dei Verbum.
Newman werd naar aanleiding van deze artikelen in Rome verdacht gemaakt. De intrigrant hierachter was Mgr. George Talbot (1816-1886), kamerheer van Pius IX.[118] Ook Manning, de latere kardinaal, gaat in deze kennelijk niet vrijuit. Deze nevel van verdachtmakingen zou in Rome over Newman blijven hangen tot in 1867. In de persoonlijke notities van Newman uit die tijd vindt men de zin (1859): “Mijn leven lang gebeuren dingen met mij, die niet met anderen gebeuren - ik ben de zondebok”. Newman nam ontslag als hoofdredacteur, The Rambler hield in 1862 op te bestaan.

13.7 Een Oratoriumschool in Birmingham.

Newman begon op 1 mei 1859 een middelbare school bij het Oratorium in Birmingham. Hetgeen hem veel werk en kopzorgen bezorgde. Zo was er met kerstmis 1861 een conflict rond Mevr. Frances Wootten, de vrijwilligster die de zorg had voor de jongens van de school, waardoor bijna alle docenten opstapten. In deze situatie moest Newman zelf een tijdlang zelf inspringen: les geven, kolen bestellen, toneelstukken bewerken, rapporten schrijven. Manning en andere hoogwaardigheidsbekleders steunden deze school niet. Zo is er het artikel van Manning in de Dublin Review van 1863 over katholiek onderwijs waarin de school wordt doodgezwegen.
Het Oratorium probeerde ook een ziekenhuis te stichten, hetgeen mislukte door de voortijdige dood van de vrouwelijke vrijwilligsters die het leidden. In 1857 werd een weeshuis gesticht.
Newman had een periode die Wilfrid Ward omschrijft als “Sad Days”. Daar kwam nog bij dat enerzijds de ultramontanisten, zoals W.G. Ward, Newmans rechtgelovigheid in twijfel trokken. Anderzijds schoten de liberale katholieken zoals Simpson, hoofdredacteur van de Home and Foreign op hem. (Lord John Acton) In zijn dagboek op 21 januari 1863 staat: “as a Protestant, I felt my religion dreary, but not my life - but, as a Catholic, my life dreary, not my religion.”.[119]

14 Het keerpunt, Apologia pro vita sua.

Op 30 december 1863 ontving Newman een copie van een artikel ondertekend C.K. In het komende januarinummer van MacMillan's Magazine gaf deze C.K. een enthousiaste bespreking van James Anthony Froudes (broer van Hurrell) anti-katholieke The History of England from the Fall of Wollsey to the defeat of the Spanish Armada. In deze recensie viel hij zonder enige reden Newman aan. Hij schreef: “Waarheid omwille van de waarheid is nooit een deugd van de roomse clerus geweest. Father Newman leert ons dat dit niet nodig is en dat er helemaal geen rekening hoeft mee gehouden te worden. Hij leert ons dat sluwheid het wapen is, dat de hemel aan de heiligen heeft geschonken om het gevecht aan te gaan tegen de brutale mannelijke kracht van de verdorven wereld.”
William Pope, bekeerling en priester, die Newman niet kende bezorgde hem dit artikel. Newman las het en zag dat niet hij maar de hele clerus aangevallen werd. Er werd immers gesteld dat voor de Roomse Kerk de waarheid overbodig was. Newman stuurde een brief naar de uitgever en vroeg een rechtzetting van de hem onbekende auteur die met C.K. had ondertekend van deze “ernstige en onbewezen laster”.
Newman ontdekte tot zijn verbijstering dat de auteur niemand minder dan de bekende Charles Kingsley was, een anglicaanse geestelijke die vanaf 1860 professor moderne geschiedenis was in Cambridge. Kingsley reageerde in een rustige brief en beriep zich in zijn verdediging volledig ten onrechte op een preek van Newman uit Sermons on Subject of the Day. Newman antwoordde dat deze preek uit zijn anglicaanse tijd stamde en dat er bovendien niets instond wat ook maar leek op wat Kingsley beweerde. Met stilzwijgende goedkeuring van Kingsley publiceerde Newman begin februari 1864 hun correspondentie, waaraan hij op het eind enkele duidelijk sarcastische conclusies toevoegde. Dit was voor Kingsley de aanleiding om op 20 maart een 48 pagina's tellend antwoord te publiceren onder de titel: “What then does Dr. Newman mean?” Hierin wordt Newman zeer unfair onderuit gehaald, zonder dat Kingsley ook maar één van zijn beweringen staaft met citaten van Newman. Het woordje mean (bedoelt) in de titel gaf Newman de idee in van hoe te antwoorden. Kingsley had Newmans bedoelingen in vraag gesteld. Newman begreep dat de enige verdediging was een uiteenzetting van zijn eigen geestelijke ontwikkelingsgang om zo zijn bedoelingen te verduidelijken.
Op zeven achtereenvolgende donderdagen van 21 april tot 2 juni 1864 verscheen zijn verdediging in zeven pamfletten bij Longmans. Deze afleveringen kenden een daverend succes. Het resultaat is een van de meest magistrale geestelijke autobiografieën, te stellen op de lijn van de Augustinus' Belijdenissen. Heel Engeland koos de zijde van Newman. Nog datzelfde jaar verscheen de tekst in boekvorm onder de titel Apologia pro vita sua: Being a Reply to a Pamphlet intitled ‘What, Then, Does Dr. Newman Mean?’. De tweede editie in 1865 verwees niet meer naar Kingsley en had enkel als ondertitel: History of My Religious Opinions. Newman werkte in die periode van 8 weken vrijwel dag en nacht aan zijn tekst. Heel veel vrienden hielpen hem om zijn brieven op te sporen, te sorteren en details uit te zoeken en te controleren, m.n John Keble, William Copeland en Frederic Rogers. Intussen gaf hij ook nog les op de school, waar hij de zieke Thomas Arnold verving.

15 Na de Apologia.

Niemand had het overweldigende succes van de Apologia voorzien. De enorme verkoop van dit boek zorgde ook dat hij een tijdlang geen geldproblemen meer had. De katholieken-van-huis-uit die tot nu toe een beetje wantrouwig gekeken hadden naar de bekeerling Newman waren in één keer overtuigd van zijn integriteit. Enkel de ultramontanen bleven in Newman een bedreiging zien. Na dit succes nodigde de eerder genoemde Mgr. Talbot Newman uit om in Rome te komen preken, “want daar zou hij een veel verhevener gehoor hebben dan in Birmingham”. Newman wees dit koeltjes af met de opmerking “dat de mensen van Birmingham ook een ziel hadden”. Opmerkelijk genoeg reageerden ook veel anglicanen zeer positief, omdat Newman hen en hun kerk met veel respect en liefde benaderde. Newman kreeg hierdoor opnieuw contact met vele oude vrienden, o.a. met Keble en Pusey. Met John Keble was het contact overigens reeds in de zomer van 1863 hersteld. Toen ontving Newman voor het eerst in 17 jaar een brief van hem. Het feit dat Newmans relaas van de Oxford-beweging van de Apologia zo bekend is zorgde er vanaf die tijd ook voor dat zijn visie er de beweging en zijn rol erin veel beter bekend zijn dan die van de andere leiders.

15.1 Een Oratorium in Oxford?

Het probleem van het katholiek hoger onderwijs in Engeland was nijpend. Er was een kerkelijk verbod om katholieke jongeren te laten studeren te Oxford en aan andere staatsuniversiteiten. Daardoor was het vrijwel onmogelijk voor katholieken om hogere functies te bekleden. Veel vooraanstaande katholieken hoopten dat de bisschoppen hun houding zouden herzien nadat de Engelse regering de ondertekening van de 39 artikelen als toelatingsvoorwaarde liet vervallen. In 1854 verviel in Oxford de eis tot ondertekenen van de "39 artikelen" bij inschrijving en bij het Bacchelaureaatsexamen.[120] In 1871 zouden alle beperkingen, behalve voor de studie van theologie vervallen.
In augustus 1864 kreeg Newman een uitgebreid terrein in Oxford aangeboden voor 9000 pond. Newman hoopte daar een Oratorium, school en college te kunnen stichten. Toen Newmans informatieve schrijven aan enkele van zijn vrienden in handen van Wiseman viel verzette deze zich hevig. Studeren in Oxford stond voor hem gelijk met een opvoeding in een anti-klerikale, immorele en atheïstische geest. In Rome werd Newman systematisch in een kwaad daglicht gesteld door Mgr. George Talbot en in Engeland leidden Manning (en William George Ward) het verzet. Op de bisschoppenconferentie die speciaal over dit onderwerp werd samengeroepen pleitte Wiseman voor een verbod. Op 29 januari 1865 besliste de paus dat het beslist afgeraden moest worden aan katholieken om naar Oxford te gaan. Daarmee viel het doek over Newmans initiatief. Op 15 februari 1865 stierf Wiseman. In december 1866 gaf Rome echter de toestemming om een Oratorium in Oxford te vestigen met de clausule dat Newman niet zou deelnemen. Newman kwam er overigens pas veel later achter deze geheime clausule. Het Oratorium kwam er niet.
Pas in 1893 zou Leo XIII toestaan dat katholieken in Oxford gingen studeren. Weer had bekrompenheid van enkelingen, olv. Manning, een waarschijnlijk vruchtbaar initiatief van Newman ongedaan gemaakt. Manning, die pas 14 jaar katholiek was, werd de opvolger van aartsbisschop Wiseman. Vlak voor de wijding van Manning in september 1865 verbleef Newman 2 dagen in Oxford, waar hij al die jaren niet geweest was, en waar hij Angelicanen Frederic Rogers en Church ontmoette evenals Pusey en John Keble (12 sept.). Newman en Keble herkenden elkaar eerst niet. In deze tijd had Pusey zijn Eirenicon geschreven, waarin hij heel open stond voor toenadering tot de katholieken. Het boek bevatte echter een foute weergave van de katholieke leer over Maria. Newman antwoordde hierin op een brief,[121] waarin hij de echte leer uiteenzette, waardoor hij de held van de oude katholieken en heel velen werd.
Er was verzet tegen Newmans overigens correcte uitleg in de extreme kringen. Met name zijn mede-oratoriaan Faber was een extreme Maria-vereerder, en bij de ultramontanisten waren het Ward en Manning. De achtergrond van deze hele zaak was de dogma-verklaring van Maria onbevlekt ontvangen in 1854. Newman werkte in zijn antwoord de leer van de vaders over Maria als “tweede Eva” uit.
In mei en juni 1865 verscheen in twee afleveringen in The Month zijn langste gedicht: Dream of Gerontius. Dit is later door Edgar Elgar op muziek gezet. Newmans faam werd steeds meer hersteld. Zelfs zijn enige nog levende zus Jemima nam in oktober 1865 na 18 jaar weer persoonlijk contact met hem op. Voorheen was er enkel schriftelijk contact geweest. In 1866 deed Ullathorne een tweede poging om Newman een oratorium te laten oprichten in Oxford. Newman was nu heel achterdochtig en vreesde terecht dat zijn naam enkel gebruikt zou worden om geld te werven voor de bouw van een katholieke kerk. Hij begon hieraan maar ontdekte dat dezelfde krachten achter zijn rug het werk onmogelijk maakten. Zo werd bepaald dat hijzelf niet in Oxford zou mogen verblijven, terwijl hij wel verantwoordelijk was. Men was bang dat hij katholieke jongeren naar Oxford zou lokken. Newman zorgde dat ieder zijn geld terugkeer en gaf op 18 augustus 1867 zijn opdracht terug aan Ullathorne, de bisschop van Birmingham, waaronder ook Oxford viel.

16 De Grammar of Assent.

Van 1866 tot 1870 werkte Newman aan zijn groot werk over geloof en rede. Het draagt de vreemde titel: An Essay in Aid of a Grammar of Assent. Dit is wellicht het best te vertalen als: “Een verhandeling om te komen tot een handboek over zekerheid”. Hij behandelt hierin de verhouding tussen geloof en rede en m.n. de geloofszekerheid. Geloofszekerheid was een thema dat hem bijna zijn hele leven had beziggehouden. Meer dan 30 jaar lang had hij rondgelopen met dit onderwero en voelde hij de innerlijke drang om erover te schrijven. Pas in de zomer van 1866 vond hij tijdens zijn vakantie te Glion (CH) aan het meer van Genève de sleutel die het hem mogelijk maakte om dit onderwerp aan te pakken. Hij wist dat hij moest beginnen met “toestemming”, aangezien elke zekerheid het resultaat is van een toestemming (assent).
Newman toont aan dat iemands zekerheid niet afhangt van het bewijs dat hij kan produceren. Elke zekerheid (ook de geloofszekerheid) veronderstelt een instemming met de waarheid van een gegeven. De Grammar is een moeilijk boek. Het werd echter vrij gunstig onthaald. De eerste oplage van 500 exemplaren was in 12 uur uitverkocht.

16.1 Vaticanum I en de pauselijke onfeilbaarheid.

Op 29 juni 1868 werd door Paus Pius IX (1846-1878) een concilie opgeroepen voor 1869. Dit concilie zou de naam krijgen: Vaticanum I. Newman werd door paus Pius IX als consultor uitgenodigd voor het concilie. Newman ging echter niet op deze eervolle uitnodiging in. Hij wees op zijn leeftijd en gebrek aan ervaring. Ook ging hij niet in op de uitnodiging van Félix Dupanloup, bisschop van Orléans, noch van William Clifford (bisschop van Clifton) om hun persoonlijke raadgever te zijn.
De eigenlijke reden waarom Newman niet naar Rome wilde gaan, was dat hij aan het schrijven was aan eerder genoemd levenswerk: The Grammar of Assent. Hij vreesde dat als hij na een onderbreking niet meer in staat zou zijn om dit werk te beëindigen. Andere redenen zijn waarschijnlijk het feit dat hij geen enkele vreemde taal behoorlijk sprak, ook niet het kerklatijn. Hij voelde hij zich niet thuis bij de scholastieke theologen uit zijn tijd. Hij wist bovendien dat hij in een gesprek, in tegenstelling tot in geschrift, geen partij was voor anderen. En Newman had een grondige hekel aan vergaderen en voelde zich vaak niet op zijn gemak temidden van zijn kerkelijke oversten.
Newman die zelf overtuigd was van de pauselijke onfeilbaarheid, verzette zich tegen de extreme visie van de ultramontanisten zoals Manning en W.G. Ward. Het ultramontanisme was vrij populaire onder katholieken in midden- en Noord-Europa. Newman vroeg zich af of de dogmaverklaring wel opportuun was. Newman vreesde dat de dogmaverklaring van die aard zou zijn dat men verplicht zou worden te geloven in de noodzakelijkheid van de pauselijke tijdelijke macht of in de Syllabus als onfeilbaar leerstuk.
Door zijn genuanceerde positie, gebaseerd op zijn kennis van theologie en kerkgeschiedenis, raakte Newman tussen twee fronten: enerzijds de ultramontanisten, met een veel te uitgebreide en weinig genuanceerde visie en anderzijds dat van de lauwe katholieken, die omwille van uiteenlopende redenen (vooral intellectuele, historische en politieke) tegen de definitie waren.
In de periode voorafgaande aan het concilie was de vraag die de gemoederen bezighield, of de pauselijke onfeilbaarheid zou worden verkondigd.
Tijdens het concilie, dat begon op 8 december 1869, werden zijn zorgen steeds groter. Toch twijfelde hij nooit aan de goede afloop. Zijn zorgen formuleerde hij in een persoonlijke brief aan zijn bisschop Ullathorne op 28 januari 1870. Deze brief raakte op onbekende wijze in de pers en deed veel stof opwaaien, m.n. het citaat: “Wanneer is een de fide-dogmaverklaring een luxe-uiting van vroomheid geweest en niet een harde pijnlijke noodzaak?“[122]
Toen de definitie er eenmaal was bleek het dat er niets meer of minder gedefinieerd was dan wat hij zelf altijd al had gehouden.

16.2 De reactie in Engeland op het dogma van 1870.

Sommige ultramontanistischse katholieken, waaronder aartsbisschop Manning, hielden een wel erg brede interpretatie van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. Dit was natuurlijk koren op de molen van de anglicanen die dit dogma zeer vijandig ontvingen. In dit klimaat schreef de oud-premier Gladstone op 5 november 1874 een populair pamflet tegen de pauselijke onfeilbaarheid,[123]waarvan 150.000 exemplaren verkocht weren. Bij loyale katholieken kwam dit boekje van de oud-premier hard aan. Katholieken probeerden tevergeefs her en der de juiste uitleg van het dogma te verspreiden.

16.3 “Brief aan de hertog van Norfolk” (1875).

Het dogma werd afgekondigd op 18 juni 1870. De volgende dag brak de Frans-Pruisische oorlog uit waardoor het concilie de facto ontbonden werd. In de eerste periode legden Manning en Ward de onfeilbaarheid van de paus op een karikaturale en maximalistische wijze. Dit lokte bij oud eerste minister Gladstone twee publicaties uit waarin hij de pauselijke onfeilbaarheid zoals die gepresenteerde werd door Manning en die hij voor de katholieke visie hield aanviel.
Newman greep zijn pen en schreef zij antwoord op 14 januari 1875. Hij goot zijn uiteenzetting in de vorm van een 150 pagina's lange publieke brief aan een van de meest vooraanstaande katholieke leek in Engeland: de hertog van Norfolk. In deze Letter to the Duke of Norfolk legt Newman op magistrale manier het nieuwe dogma uit en antwoordt hij op Gladstones aantijgingen dat katholieken niet tegelijk trouw aan Rome en aan Engeland konden zijn. Newman doet dat door m.n. de rechten van het geweten uit te werken. Hij wijst erop dat er geen tegenspraak tussen de Openbaring en het geweten is. Hij besluit zijn uiteenzetting over het geweten met de beroemde zin: “Mocht ik verplicht zijn een toast over mijn godsdienst uit te brengen (wat wel helemaal niet op zijn plaats zou zijn), dan zou ik, als u het verlangt, wel bereid zijn mijn glas te heffen op de paus, - maar eerst op het geweten, daarna op de paus”.[124]
Overigens is het argument waarop de pauselijke onfeilbaarheid gebaseerd is hetzelfde argument dat Newman reeds in zijn Development of Christian Doctrine van 1845 geformuleerd had.
De Letter to the Duke of Norfolk werd door vrijwel iedereen enorm geapprecieerd, zelfs door Gladstone. Heel wat bisschoppen betuigden hun steun en dankbaarheid. Zelfs Paul Cullen in Dublin, van wie Newman niet meer gehoord had na 1862, prees Newman in een pastorale brief die in heel Ierland werd voorgelezen in alle kerken. Newmans aanzien kreeg een enorme boost.

17 Dood van Ambrose Saint John.

Newman kreeg een zware beproeving te verduren toen zijn vriend Ambrose St John, die voorbestemd was om hem op te volgen als leider van het Oratorium, in de lente van 1875 plots psychisch gestoord werd. Hij zakte in elkaar op 28 april 1875, nadat hij de vorige dag lang in de zon gewandeld had, bij de opening van een kapel van de passionisten in Harborne. Het was kennelijk een zonnesteek. Vier weken lang was hij zijn geestelijke vermogens kwijt. Hij stierf tot Newmans grote verdriet op 24 mei 1875.
Newman concentreerde zich nu op zijn werk in het oratorium en de heruitave van The Via Media (dec. 1876), waarvoor hij een uitgebreide nieuwe inleiding schreef.

18 Het weerzien van Oxford.

Na de publicatie van de Grammar (1870) en van de Letter to the Duke of Norfolk (1875) meende Newman dat zijn actieve jaren voorbij zouden zijn. Er zouden hem echter nog een aantal verrassingen wachten. Op 15 december 1877 ontving Newman een brief van Samuel William Wayte, de president van Trinity College waar hij vroeger gestudeerd had en waarin hij uitgenodigd werd om de eerste ere-fellow van Trinity te worden. Dit college lag hem nauw aan het hart. Op 26 februari 1878 keerde hij voor het eerst sinds 1845 naar Oxford terug. Hij deed dat samen met father William Neville, ook een oud-leerling van Trinity. Hij ontmoette er zijn oude tutor Thomas Short, een blinde man van bijna negentig. Hij bezocht Oriel, ontmoette Pusey en bezocht het nieuw opgerichte Keble College. De Times vermelde het feit van het ere-fellowship op de voorpagina. Vanaf die tijd keerde hij herhaalde malen terug naar Oxford en Littlemore. Hij was in aanzien hersteld.

19 Newman, kardinaal.

In 1878 eindigde het 32-jarige pontificaat van Pius IX. De nieuwe paus was Leo XIII. Deze benoemde op 18 maart 1879 tegen veel weerstand en drijven van o.a. kardinaal Manning in Newman tot kardinaal. Manning had in de aanloop hiernaar toe het verhaal verspreid dat Newman het kardinaalschap weigerde. De man achter de schermen die een en ander rechtzette was Henry Fitzalan Howard, de 15de hertog van Norfolk. Het was de eerste kardinaalscreatie van Leo XIII. In de benoemingsoorkonde werd Newmans geniale visie, geleerdheid en vroomheid bij de uitoefening van zijn ambt vermeld. Toen Newman het nieuws vernam zei hij: “The cloud is lifted from me for ever” ofwel: "De hemel is definitief opgeklaard". Als wapenspreuk nam hij een zin van Franciscus van Sales: “Cor ad cor loquitur” (Hart spreekt tot hart).
Op 16 april 1879 reisde Newman af naar Rome. Op 12 mei vond het consistorie plaats waarin hij tot kardinaal werd gecreëerd. In Palazzo della Pigna, de residentie van kardinaal Howard en in het gezelschap van vooral Engelsen en Amerikanen nam Newman diezelfde dag het zogenaamde Biglietto in ontvangst, waarmee hij officieel van zijn verheffing op de hoogte gebracht werd. Zoals gebruikelijk hield Newman toen een toespraak, de Biglietto-speech, waarin hij terugblikte op zijn levenslange verzet tegen het religieuze liberalisme, d.w.z. het rationalisme dat de westerse cultuur schijnt af te sluiten voor geestelijke waarden. De volledige tekst verscheen, dank zij de nieuwe telegrafie, 's anderendaags reeds in The Times. Op 13 mei ontving hij de kardinaalshoed van de paus. Zijn titelkerk is de San Giorgio in Velabro, waar hij -wegens ziekte- geweest is. Op 1 juli was hij terug in Birmingham.

20 De laatste jaren.

Newman kon zich in Engeland niet onttrekken aan de nodige gelukwensen en recepties. Hij bezocht ook het oratorium van Londen dat hem zoveel pijn had bezorgd. Ook ontmoette hij een paar keer kardinaal Manning.
Hij publiceerde nog in februari 1884 “On the inspiration of Scripture” in het tijdschrift The Nineteenth Century. Dit was een uitwerking van notities vanaf 1861. Het was een nieuwe kijk op deze materie.
In de zomer van 1886 begonnen zijn krachten af te nemen. Heel zijn leven had hij op regelmatigetijden last van ogen en tanden, van zenuwachtigheid en pijn in de vingers. Vaker was hij ook ernstig overwerkt of ziek van verkoudheid. In augustus 1887 kreeg hij bezoek van zijn 81-jarige emeritus-bisschop Ullathorne. Toen Ullathorne wilde vertrekken knielde Newman voor hem en vroeg om zijn zegen. Later zei Ullathorne hierover: “There is a saint in that man!”[125]
Met kerstmis 1889 celebreerde hij voor de laatste keer de H. Mis. Hij bleef helder van geest. Op 9 augustus zag hij zijn nicht Grace Langford, dochter van Tom en Harriett Mozley, die hij niet meer gezien had sinds 1843 toen zij drie jaar oud was. Zij spraken in een koude kamer waar hij kennelijk een longontsteking opliep. Hij stierf op maandag 11 augustus 1890 om 20.45 uur in het bijzijn van zijn medebroeders.
Zijn begrafenis werd door duizenden bijgewoond. Op zijn graf stonden de woorden die hij zelf had uitgekozen: “Ex umbris et imaginibus in veritatem” (uit schaduwen en schimmen naar de waarheid).[126] Hij werd begraven bij het buitenverblijf van het Oratorium in Rednal (ca 15 km ZW van het centrum van Birmingham) aan de rand van de Lickey Hills.
Met Newman ging ongetwijfeld de grootste zoon van de katholieke kerk van Engeland uit de 19de eeuw heen en de belangrijkste bekeerling van na de reformatie.
Hij werd een tijdlang miskend en verguisd, later werd hij in ere hersteld als kardinaal. Hij was een deemoedig man die dagelijks geprobeerd had om het “vriendelijk licht” te volgen. Hij had een diepe bewondering voor en kennis van de oude Kerkvaders en was tevens zeer goed op de hoogte van de theologie uit zijn eigen tijd. Hij werd vaak met wantrouwen bejegend omdat hij in zijn denken zeer onafhankelijk was en zich kon verheffen boven het beperkte perspectief van zijn eigen tijd.

21 Newman, de briefschrijver en zielzorger.

Van Newman zijn wel 20.000 brieven bewaard gebleven. Heel zijn leven heeft hij een uitgebreid correspondentie onderhouden. Soms zijn het korte antwoorden, maar soms ook uitgebreide geschriften waarin hij geestelijke leiding geeft aan mensen. dit alles in een sfeer van nederigheid, gebed en godsvertrouwen. Deze brieven, evenals zijn preken, verraden hoe diep Newmans inzicht in de menselijke geest is. Deze brieven en notities leveren een diep en uniek inzicht in in de persoon van John Henry Newman, zoals nauwelijks van enige andere persoon mogelijk is.

22 De actualiteit van Newman.

Veel tijdgenoten begrepen Newman niet omdat hij op een geestelijk, moreel en intellectueel niveau leefde dat uitging boven het beoordeling- en waarnemingsvermogen van vrijwel iedereen. Zonder te willen overdrijven, lijkt het erop dat hij een hoger gelegen standpunt van waaruit hij de situatie van Kerk en wereld in zijn tijd beter overzag dan de meeste anderen. Zijn persoonlijke notities verraden een diepe vroomheid en gerichtheid op het hiernamaals. Hij beleefde deze wereld als zich afspelend voor het oog van God. Tegelijk was hij een man die met twee voeten in de wereld stond. Hij pleitte voor een grote openheid voor de wereld, denken we aan zijn ijver voor de universiteit van Dublin en zijn hoop een Oratorium in Oxford te stichten. Zijn visie op universitaire vorming verwoordde hij in zijn Idea of a University. Newman wilde dat de universiteitsopleiding alles behalve een soort seminarieopleiding zou zijn. Newman zag ook dat de grootste behoefte van de Kerk na het herstel van de hiërarchie niet was een groter aantal bisschopszetels maar beter opgeleide leken en geestelijken.
Hij had een oprechte afkeer van alles wat het licht van de waarheid van Christus of zijn Kerk verduisterde. Hij pleitte voor een staat die neutraal is in godsdienstzaken.
Geïnspireerd door zijn diepe kennis van de kerkvaders en gedreven door zijn studies en door concrete uitdagingen sneed een aantal theologische thema's voor de eerste keer aan: de dogma-ontwikkeling, de geloofszin van het gelovige volk, de taak van de leek in de Kerk, enz. Hij gaf de aanzetten voor een vernieuwde geloofsverdediging en ecclesiologie. Omdat hij zijn methode vaak compleet origineel was en helemaal afweek van de gebruikelijke wegen in de theologie duurde het soms wel een halve eeuw of langer voor men de betekenis, zin, originaliteit en frisheid ervan begreep.
Newman keerde in zijn tijd al terug naar de bronnen van het Christendom, m.n. Schrift en Kerkvaders, een beweging die pas in de 20ste eeuw echt op gang kwam. Als men Newman bestudeert dan ontdekt men al heel vlug wat kerkvaders zoals Ignatius, Athanasius, Ambrosius, Hilarius of Leo de Grote voor hem betekenden.
De leiderspositie die hij vaak innam en het verzet dat hij opriep leerde hem wat het betekende om alleen voor God te staan en zijn geweten te moeten volgen. Hij heeft geleden onder miskenning en verdachtmakingen. Hij ervoer hoe zijn orthodoxie en goede bedoelingen in twijfel werden getrokken in zijn katholieke tijd.
Newmans was een man die respect opbracht voor niet-katholieke Christenen, en voor hen die niet de hele weg met hem gingen naar de katholieke Kerk. Hij had respect voor iedere goedwillende en oprecht zoekende mens. Hij streefde ernaar een precies inzicht in de geloofsverschillen te hebben, en een evenwichtige, correcte, ja gedetailleerde uiteenzetting van de geloofsleer te geven. Hij was bereid om negatieve aspecten in de gelederen van de eigen geloofsgenoten te erkennen en uit indien mogelijk uit de weg te ruimen. Hij wilde het goede in de andere kerkgemeenschap zien en tegelijk de Waarheid niet te kort doen.
Iedere vorm van naïef vooruitgangsgeloof was Newman vreemd. Hij verwachtte in tegendeel zware tijden voor het geloof in de toekomst. De grote bedreiging zag hij daarbij in het komende totale ongeloof of atheïsme.
Lang niet alle aspecten van Newman zijn hier belicht. Hij was veelzijdig, een zeer groot theoloog, filosoof, apologeticus, predikant, opvoeder en waarschijnlijk de grootste Engelstalige prozaschrijver van non-fiction. Hij was een man die op zijn best was als gelegenheidsschrijver bij bijzondere, meestal controversiële aangelegenheden. Als predikant was hij ongeëvenaard,
Newmans nalatenschap, zijn vele werken en brieven, zijn een onschatbare gave van de Voorzienigheid. Voor hoevelen zijn zijn werken geen hulpmiddel geweest om de weg naar de katholieke Kerk te vinden of om het geloof te verdiepen?
Laat deze eerste kennismaking met Newman een aansporing zijn om zijn werken te lezen en velen in contact brengen met de wijsheid van deze grote man.

23 Zalig- en heiligverklaring.

De opgraving van zijn graf op 2 oktober 2008 leverde enkel een bronzen gedachtenisplaat op en enkele metalen fragmenten. Er werden geen resten van hemzelf meer aangetroffen. Op 19 september 2010 werd hij door paus Benedictus XVI zaligverklaard in Birmingham.
Op zondag 13 oktober 2019 werd hij heiligverklaard door paus Franciscus I.

24 Voetnoten

  1. Kan citaat niet vinden.
  2. Info zie: Morse-Boycott, 1933, 9-34.
  3. Vgl. Apo. 3.
  4. Mozley i, 22.
  5. In geen enkel werk van Newman heb ik tot op heden een verwijzing naar deze factor, gevolg van de explosie van de Tambora, gevonden. Overigens is de hongersnood die in de komende jaren Ierland teistert mede een gevolg van deze vulkaaneruptie.
  6. “'Bible Religion' is both the recognized title and the best description of English religion. It consists, not in rites or creeds, but mainly in having the Bible read in Church, in the family, and in private.” (GA 56; Ker, John Henry Newman. A biography, 3)
  7. Turner, 111-112.
  8. Thomas Scott, 1747–1821, English clergyman and biblical scholar. Ordained a priest in 1773, he served in several curacies. In Olney he succeeded (1781) John Newton, through whose influence his views had been changed from Unitarianism to Calvinism. That experience Scott recorded in The Force of Truth (1779), which was revised by William Cowper and passed through a number of editions. In 1801 he became vicar of Aston Sandford, Buckinghamshire. His most notable work is a commentary on the Bible (4 vol., 1788–92), many times reissued. His works (10 vol., 1823–25) and his letters and papers (1824) were edited by his son. //
  9. Apo. 17-19.
  10. “and making me rest in the thought of two and two only supreme and luminously self-evident beings, myself and my creator.” Apo. 18. Deze zelfde woorden ook in PS I, 20 (1833)
  11. Dissertations on the Prophecies.
  12. Apo. 19-20. Nb. hierover in Diff. I, 370-371 en Apo. 7.
  13. Dessain omschrijft de verandering in Newman rond zijn 15de als “Essentially it was neither more nor less than the full acceptance of the truhts of the Christian Faith. There now began that whole-hearted devotion to the cause of Revealed Truth, which was to give Newman’s life its unity.” en “What was permanent and fundamental was the acceptance of Revealed Religion, and the giving of himself to God in Consequence”. Volgens Dessain (52) (ook Blehl, Pilgrim Journey) is er heel weinig echt evangelisch in zijn bekering. Zij is niet plots, enz. Blehl wijst ook op de invloed van Beveridge.
  14. Dessain, John Henry Newman, 1966, 5.
  15. Pas bij het vertrek toen de postkoets voorreed besliste Newmans vader dat hij naar Oxford en niet naar Cambridge zou gaan. Een verder onbekende Mr. John Mullins, een Exeter-man, die in Oxford verbleef en die curate was van de St. James, in Piccadilly, introduceerde Newman. Omdat Exeter niet lukte kwam Newman uiteindelijk in Trinity terecht. (zie G. Faber).
  16. Turner, 113-114. In 1871 zal een van zijn muziekboeken dat toen verkocht werd weer opduiken.
  17. Hawkins gaf hem ook Sumners Apostolical Preaching, dat mee het einde van zijn Evangelicanism bezegelde.
  18. Apo. 10.
  19. Apo. 12.
  20. Faber, 104-111. De twee fellows die in het jaar vóór Newman gekozen waren, waren een ramp en Whately die na zijn huwelijk nog een half jaar in Oriel verbleef greep de kans om Newman te begeleiden met twee handen aan. Zij werden in die tijd vrienden en Newman zou het latere verlies van hun vriendschap steeds betreuren.
  21. De fellows van Oriel waren niet High and Dry en ook niet Evangelical maar stonden open voor Evangelicals, zoals Newman. Dit maakte zijn keuze mede mogelijk. Mogelijk is dat ook de reden waarom de grote evangelical William Wilberforce [Clapham sect] zijn zonen naar Oriel stuurde.
  22. A.W. 79, 206. Blehl, 65.
  23. Francis McGrath, John Henry Newman: Universal Revelation, Wellwood, Burns & Oates, 1997, 39. Vgl. Ker, 20-27.
  24. Gilley, 57.
  25. Zeno, 56; Gilley, 63v. “Two Essays on Biblical and on Ecclesiastical Miracles”.
  26. L.D. ii, 67, 143.
  27. Apo. 14.
  28. Apo. 14.
  29. Turner, 127.
  30. L.D. xxx,107.
  31. L.D. viii,118-119.
  32. L.D. iii, 23,43,67,70.
  33. Ker, 39v.
  34. Zijn fellowship leverde hem £ 250 per jaar op en het tutorship £ 300.
  35. A.W. 96.
  36. "Where the Tracts angered the intellect, The Christian Year won the heart, and churchfolk began to imbibe Catholic principles with criticism disarmed by the gentle music of its poetry.”, in: Desmond Morse-Boycott, Lead, Kindly Light: Studies of Saints and Heroes of the Oxford Movement, New York, Macmillan, 1933 (in hoofdstuk over Keble). Faber, 98-99: het is niet zo een goede poëzie, maar sloot aan bij het denken van de beweging, enz. .. .
  37. Het principe van Butler “probability is the guide of life” houdt het gevaar in dat absolute waarheid ontkent wordt.
  38. Apo. 20.
  39. Apo. 26.
  40. Deze had intertijd een Double First gehaald en was fellow van Balliol.
  41. In het Nederlands: "Vergadering van gelovigen" of darbisten.
  42. Ker, 48-53.
  43. Ker, 47.
  44. Turner, 148.
  45. Details, zie Gilley, 100v.
  46. Apo. 35: “I have a work to do in England.”
  47. De originele titel was "The Pillar of the Cloud".
  48. MD, 218.
  49. Gilley, 111-112. Fr. Henry Tristam plaatst het echte begin bij Newmans University Sermon van 22 januari 1832: “Personal Influence, the Means of Propagating the Truth”.
  50. In Ierland moesten voorheen nl. katholieken betalen voor de Anglicaanse bisschoppen en hun kerken.
  51. Genoemd naar Erastus =Thomas Lieber ook Liebler uit Zwitserland (1524-1583). Vgl. Diff. I.
  52. Dit blijkt m.n. uit Newmans Diff. I uit 1850. In de Apologia worden de Evangelicals, die bloeiden in die tijd in een beweging die breder was dan de Kerk van Engeland, en andere groepen door Newman op de hoop van de liberals gegooid. De situatie in 1830 was echter anders. Turner, 20-23.
  53. L.D. iv, 29, zie ook Gilley, 114. Newman omschrijft de bedoeling aan Charles Portales Golightly L.D. 28-29.
  54. De hele wereld van de katholieke Kerk was compleet buiten beeld overigens. Een onvervalst getuigenis over de aard van de beweging is de uitgetreden katholieke priester die in Oriel verbleef, Blanco White, zie: Turner, 159.
  55. De leiding die Rose genomen kon hebben, maar die woonde niet in Oxford en die sukkelde met zijn gezondheid, ging over op Newman en later Pusey.
  56. Apo. 42.
  57. Apo. 48-54. “From the age of fifteen, dogma has been the fundamental principle of my religion; I cannot enter into the idea of any other sort of religion; religion, as a mere sentiment, is to me a dream and a mockery.” (Apo. 49)
  58. Over de episcopale structuur (apostoliciteit) van de Kerk schrijft hij: “My own bishop was my Pope; I knew no other; the successor of the Apostles, the Vicar of Christ.", Apo. 50-51.
  59. Van de Tracts verschenen per nr. ongeveer 4.500 tot 7.000 exemplaren (zonder de niet-officiële print, in Engeland en US). Van Tract 90 werden er 14.500 verkocht. Vanaf 1834 verschenen er ook gebundelde uitgaven. De eerste 66 van vóór eind 1835 zijn van andere toon, toen dreigde een constitutionele crisis. Daarna (na de Hampden-affaire) is de situatie anders en richt men zich meer tegen de Evangelische theologie. En vanaf 1836 gaan zij meer de katholieke devotionele praktijken behandelen.
  60. Apo. 73.
  61. Church, z.p. The movement was not one of mere opinion. It took two distinct though connected lines. It was, on the one hand, theological; on the other, resolutely practical. Theologically, it dealt with great questions of religious principle - What is the Church? Is it a reality or a mode of speech? On what grounds does it rest? How may it be known? Is it among us? How is it to be discriminated from its rivals or counterfeits? What is its essential constitution? What does it teach? What are its shortcomings? Does it need reform? But, on the other hand, the movement was marked by its deep earnestness on the practical side of genuine Christian life.
  62. Church, z.p.
  63. Omdat hij ook Principal van St Mary’s Hall was had hij zitting in de Hebdomadal Board, waarin de hoofden van de colleges zaten.
  64. L.D., iv 371.
  65. Vgl. R.W. Church H. XI: “The Hampden controversy had contributed to bring to the front a question, which from the first starting of the Tracts had made itself felt, but which now became a pressing one. If the Church of England claimed to be part of the Catholic Church, what was the answer of the Church of England to the claims and charges of the Church of Rome?”
    Deze zaak is complex zie Turner, 207v. Volgens Turner (226) is Newman in deze niet fair tegenover Hampden, is zijn kritiek niet eerlijk en citeert hij veel buiten de context, enz.
  66. Als priester in deze parochie had hij een grote som geld voor de nieuwbouw van de kerk verzameld.
  67. Turner, 194.
  68. De controverse was het gevolg van een ontmoeting in Parijs van Benjamin Harrison met de Franse priester Jean-Nicolas Jager. Zij besloten een correspondentie aan te gaan over zaken van het geloof. Al gauw ging dit Harrison boven de pet en nam Newman de correspondentie over. Newman had kennelijk geen idee wie deze zwaargewicht Jager was. Jager kende alleen de initialen van zijn correspondenten en werd pas meer dan een jaar in de controverse door zijn bisschop ingelicht over wie zijn ware oppenenten waren.
  69. Diverse auteurs suggereren dat dit een illustratie is van het feit dat men op het volgde wat er in Oxford gebeurde. Uit de biografie van Jean-Nicolas Jager blijkt -zoals vermeld- dat deze pas ver in de controverse begreep wie zijn opponenten (i.c. Newman) waren.
    Van alle Newman-biografen is er kennelijk niemand die onderzoek gedaan heeft naar wie deze Jager is. Hij was zeker de grootste Franse apologeticus van de 19de eeuw. Zij het dat zijn betekenis en werk vrijwel compleet vergeten is.
  70. Newmans argument komt erop neer dat Rome heeft dingen toegevoegd aan de Openbaring. Hij verwijt Rome een ontwikkeling. Opmerkelijk is dat Newman hier "development" als iets negatiefs gebruikt. Hetgeen hij later beslist niet meer zo zal doen. Vgl. Allen, 12
  71. Dit werd later het eerste deel van zijn Via Media.
  72. Tracts 67-69, aug.- okt. 1835.
  73. Voor een bespreking, zie Ker, 101-158.
  74. Vgl. Allen, 5-8. Jager wijst ook op de gedachte van de Via Media.
  75. Overigens herkende hij zich hier al in de Donatisten. In de Apologia rept Newman niet over deze discussie. Toch lijkt het er sterk op dat het hem beïnvloed heeft, ook al herinnert hij zich dat 30 jaar later niet meer zo (in detail).
  76. Turner merkt op dat de latere commentaar van Newman op zijn eigen werk en de naam Via Media waaronder deze werken verscheen veel meer systeem veronderstellen dan Newmans geschriften in die tijd hadden. (257v)
  77. De bekendste is die van Godfrey Faussett op 20 mei, vgl. Turner, 318.
  78. Turner, 314. Opvallend en voor Newman heel verontrustend, was het afwezig zijn in Froudes meditaties en dagboeken van Jezus Christus.
  79. Apo. 75.
  80. Ker, 177.
  81. Deze stroming erkent slechts éen natuur in Christus, de goddelijke. Turner, 335 wijst erop dat Newman zelf hierover spreekt reeds in Home Thoughts Abroad in 1836(!), in DA 9. Turner stelt dat Newmans infor hierover anachronistisch is.
  82. Apo. 114. Zijn geschriften uit deze tijd zelf geven geen inzicht over hoe dit hem beïnvloedde of raakte. In retrospect is het heel belangrijk voor hem, vgl. ook Gilley, 183.
  83. Dit is de reeds eerder vermelde Nicholas Patrick Wiseman (1802-1865), rector van het Engels college in Rome, later kardinaal en aartsbisschop van Westminster. Vgl. Turner 336.
  84. Apo. 117.
  85. Vgl. Turner,299.
  86. Mozley II, 285, brief aan F. Rogers van 15 september 1839, vgl. Ker, 181.
  87. William Copeland van Trinity College zorgde intussen voor St. Mary’s.
  88. O’Connell, 316.
  89. Ker, 194v.
  90. Dit waren Charles Marriott, Samuel Wood, William Froude (broer van Hurrell), Richard Church en John Bloxam. Vgl. O’Connell, 366.
  91. Blehl, 293.
  92. Dit is een verdedigingslinie rond Lissabon, genoemd naar de gelijknamige stad, aangelegd op bevel van de hertog van Wellington, Britse opperbevelhebber op het Iberisch schiereilind na de Brits-Spaanse nederlaag tegen Frankrijk bij Madrid in juli 1809.
  93. Gilley, 190v. Let wel in de Apo. 7 vermeldt Newman dat hij pas in 1843 van deze gedachte bevrijd werd. Hierover Blehl, 261.
  94. Volgens Turner 338-9 waren het niet deze tegenslagen ("blows") die Newman raakten, maar was het Kebles (anoniem) duidelijk onderscheiding tussen katholieke oudheid en de protestantse reformatie in de inleiding van deel 2 van de Remains dat onoplosbare dilemma’s bracht voor de Tractarians. Hoe zijn vasten, celibaat religieuze geloften, zichzelf afzonderen met contemplatie, heiligenfeesten en een aantal riten en ceremonies, enz. uit de oudheid te verzoenen met het 16de eeuwse protestantisme? Dit leidde vanzelf tot de vraag onder de jongere aanhang of zij de 39 artikelen wel konden ondertekenen?
  95. Turner, 358-364.
  96. Gilley, 206.
  97. Apo. 130.
  98. Apo. 140: “Two years afterwards, looking back on what had passed, I said, ‘There were no converts to Rome, till after the condemnation of No. 90.’”
  99. Apo. 146.
  100. John Dobree Dalgairns twee dagen na Newman, vervolgens Thomas Meyrick, die wegens ziekte maar één dag bleef, William Lockhart, die na een jaar katholiek werd, Charles Brooke Bridges, die twee jaar bleef, Frederick Bowles, Ambrose St John en tegen het eind Richard Stanton, Albany Christie en John Walker. Zij werden allemaal katholiek en met uitzondering van Bridges ook priester.
  101. Apo. 147. Turner, 528-9 wijst erop dat Newman met deze bewering verhult van wat er in hemzelf gebeurde. En dat de overgang uiteindelijk heel impulsief was.
  102. Hij had deze willen behouden, maar daar staken de authoriteiten van Oriel een stokje voor. Vgl. Turner, 452. Dit was overigens ook de tijd dat Tom Mozley (man van zijn zus Harriett) na een bezoek aan Frankrijk er ernstig over nadacht om katholiek te worden.
  103. Apo. 169
  104. Interessante commentaar hierop Turner, 479-496.
  105. “So, at the end of 1844, I came to the resolution of writing an Essay on Doctrinal Development; and then, if, at the end of it, my convictions in favour of the Roman Church were not weaker, of taking the necessary steps for admission into her fold.” (Apo. 228)
  106. Vgl. Ker, 298.
  107. Gilley, 226-7.
  108. Dalgairns werd katholiek in Aston hall bij de passionisten (o.l.v. Domenico Barberi) op 29 september en St. John op 30 september in het katholieke college van Prior Park bij Bath.
  109. Bij zijn terugkeer in België in Ere bij Doornik ontving hij op 5 november 1845 de latere H. Karel Houben in de congregatie
  110. Vgl. Earle E. Cairns, Christianity Through the Centuries, Grand Rapids, MI: Zondervan, rev. ed., 1981, 399.
  111. John A. O'Brien, Giants of the Faith, Garden City, New York, Doubleday Image, 1957, 157.
  112. Het boek werd na 1847 overigens nauwelijks nog verkocht. (Turner, 561-2) Zoals Turner opmerkt was dit boek in die eerste jaren na Newmans bekering de lens waardoor deze bekering gezien werd en bleef dit tot de publicatie van de Apologia in 1864.
  113. Een boel anderen volgden hen in de katholieke Kerk: Davis Lewis (zijn kapelaan), Maria Rosina Giberne, Henry Bacchus (broer van Maria’s vriendin Selina), Marquise de Salvo (neef van Manning), Frederick William Faber en een groep jonge mannen uit zijn parochie. In 1846 kwamen er nog een heel rits, zie Gilley, 245.
  114. Met zes priesters: Newman, Ambrose St John, Dalgairns, William Penny, Richard Stanton en Coffin en met Thomas Knox als novice en drie lekenbroeders, waarvan twee van St. Wilfrid's (zie verder).
  115. Faber, 2 priesters, 3 seminaristen en 11 lekenbroeders.
  116. Volgens Ward, “The peals of laughter audible from outside ..” (Ross, 56)
  117. Het relaas hiervan lijkt een avonturenroman.
  118. Hij was een bekeerling met kennelijk bijzonder negatieve invloed op Pius IX. Vgl. Robert Pattison, The Great Dissent. John Henry Newman and the Liberal Heresy, Oxford, Oxford University Press, 1991, voetnoot 1 p. 55-56.
  119. AW, 254.
  120. Oxford University Act uit 1854. Voor de andere universiteiten was er gelijksoortige wetgeving rond die tijd.
  121. Diff. II, 1-170. De volledige titel luidt: The Church of England a Portion of Christ’s One Holy Catholic Church, and a Means of Restoring Visible Union. An Eirenicon, in a Letter to the Author of ‘The Christian Year’.
  122. “When has definition of doctrine de fide been a luxury of devotion and not a stern painful necessity? Why should an aggressive and insolent faction be allowed to make the hearts of the just to mourn whom the Lord hath not made sorrowful?” Ward II, 288-289.
  123. The Vatican Decrees in heir bearing on Civil Allegiance: A Political Expostulation.
  124. “Certainly, if I am obliged to bring religion into after-dinner toasts, (which indeed does not seem quite the thing) I shall drink - to the Pope, if you please,- still, to Conscience first, and to the Pope afterwards.” (Diff. ii, 261)
  125. Gilley, 419.
  126. Naar Kol. 2,17: "Dit alles is slechts een schaduw van de werkelijkheid die nog moest komen; de werkelijkheid zelf wordt gevonden in Christus".