- Cursus J.H. Newman
- Les 00:Voorwoord
- Les 01: Newmans jeugd en eerste en tweede “bekering” (1801-1827)
- Les 02: Newman in Oriel (1822-1833)
- Les 03: De eerste zes jaren van de Oxfordbeweging (1833-39)
- Les 04: Newman op weg naar de katholieke Kerk (1839-1845)
- Les 05: Bespreking van The Development of Christian Doctrine
- Les 06: De eerste katholieke jaren (1845-1864)
- Les 07: De Apologia en terug naar Oxford (1864-1868)
- Les 08: De rechtvaardiging van het religieuze geloof: De Grammar (1868-1870)
- Les 09: Bespreking van An Essay in Aid of a Grammar of Assent. (Incl. het argument uit het geweten)
- Les 10: De pauselijke onfeilbaarheid (1869-1875)
- Les 11: Newman, de laatste jaren (1875-1890)
- Les 12: Vrouwen in het leven van J.H. Newman
Abbé Nerinckx: verschil tussen versies
(→Leven) |
|||
Regel 8: | Regel 8: | ||
==Leven== | ==Leven== | ||
Jan Jozef Hendrik Nerinckx of Jean-Joseph-Henri Nerinckx werd geboren te Ninove op 15 juli 1776<ref>{{sc|Chapelle}}, 140</ref> als tiende kind van veertien van het echtpaar Sebastian Nerinckx en Petronilla Langendries. Op zijn dertiende ging hij naar Geel naar het college (voor Nederlanders: gymnasium). Reeds in 1791 op 15-jarige leeftijd ging hij wonen bij de Kapucijnen in Scherpenheuvel.<br> | Jan Jozef Hendrik Nerinckx of Jean-Joseph-Henri Nerinckx werd geboren te Ninove op 15 juli 1776<ref>{{sc|Chapelle}}, 140</ref> als tiende kind van veertien van het echtpaar Sebastian Nerinckx en Petronilla Langendries. Op zijn dertiende ging hij naar Geel naar het college (voor Nederlanders: gymnasium). Reeds in 1791 op 15-jarige leeftijd ging hij wonen bij de Kapucijnen in Scherpenheuvel.<br> | ||
− | In 1794 werd het huidige België en Zuid-Nederland veroverd door Franse troepen en onderworpen aan de wetten van de revolutie. Het volk verzette zich echter massaal. De meerderheid van de priesters weigerde de eed op de grondwet af te leggen.<ref>Zie bij [[Abbé Carron]].</ref> De Kapucijnen moesten vluchtten | + | In 1794 werd het huidige België en Zuid-Nederland veroverd door Franse troepen en onderworpen aan de wetten van de revolutie. Het volk verzette zich echter massaal. De meerderheid van de priesters weigerde de eed op de grondwet af te leggen.<ref>Zie bij [[Abbé Carron]].</ref> De Kapucijnen moesten vluchtten, verspreidden zich en doken onder. Jan vond onderdak bij zijn oudste broer, pastoor van Everberg-Meerbeek.<ref>Charles Nerinckx was daar pastoor tot aan zijn vlucht in 1797.</ref> |
===Gevangen naar Guyana=== | ===Gevangen naar Guyana=== | ||
− | Op 21 oktober 1797 | + | Op 21 oktober 1797 was de jaarlijkse processie van de parochie St. Antonius van Meerbeek naar Scherpenheuvel. Onderweg werd de groep overvallen door Franse republikeinen die hen mishandelden en een aantal van hen gevangen namen. Jan belandde in de gevangenis in Treurenberg (bij de St. Goedele in Brussel). Deze zat vol met priesters, religieuzen en vrome leken die de "religieuze" wetten van de republiek overtreden hadden. Begin november werd hij met een groep afgemarcheerd naar Rochefort (F.), naar de gevangenis St. Maurice, waar hij verbleef tot 11 maart 1798.<br> |
− | Samen met een hele groep priesters werd hij ondergebracht op het schip de Charente. In april werd de groep overgebracht | + | Samen met een hele groep priesters werd hij ondergebracht op het schip de Charente. In april werd de groep overgebracht naar het schip de Décade waar ze onmenselijk behandeld werden door de beruchte kapitein Villeneau. Het relaas van de eropvolgende reis naar Frans Guyana met 200 gevangen is te vinden in <i>Balling</i>, geschreven voor een mede-gevangene J. De Bay. Op 6 juni 1798 ontscheepte de groep in Cayenne (Frans Guyana). Een maand later werden zij per boot (een reis van ca 5 dagen) naar Conanama gebracht. De gevangenen leden enorm onder het klimaat en voedselgebrek. Zes weken na aankomst was reeds ongeveer de helft van hen overleden.<br> |
Op het einde van 1798 werden de overlevenden naar Sinimary gebracht, waar zij beter behandeld werden en ook hulp en steun kregen van de plaatselijke bevolking. Sinimary was een plaats waar veel Engelse en Hollandse handelaars kwamen. | Op het einde van 1798 werden de overlevenden naar Sinimary gebracht, waar zij beter behandeld werden en ook hulp en steun kregen van de plaatselijke bevolking. Sinimary was een plaats waar veel Engelse en Hollandse handelaars kwamen. | ||
===Ontsnapt=== | ===Ontsnapt=== | ||
Een van de priesters Reyphins (van de abdij van West-Vleteren) wist te ontsnappen met de hulp van een Hollandse koopman op 17 november 1798. Geïnspireerd hierdoor zocht Nerinckx met de groep priesters die in dezelfde hut als hij woonden een manier om te ontsnappen.<br> | Een van de priesters Reyphins (van de abdij van West-Vleteren) wist te ontsnappen met de hulp van een Hollandse koopman op 17 november 1798. Geïnspireerd hierdoor zocht Nerinckx met de groep priesters die in dezelfde hut als hij woonden een manier om te ontsnappen.<br> | ||
− | Samen met dertien gezellen begon hij met behulp van de Nederlandse koopman en oud-soldaat Mathurin Beltier aan zijn vlucht. Ze hadden een boot bemachtigd en wilden het Hollandse Sumatra of de Engelse kolonie in Berbis te bereiken. De tocht begon op 12 mei 1799 's avonds. Op zee overleefden ze ternauwernood een storm. Zij leden verschillende keren schipbreuk, raakten elkaar kwijt in de jungle, enkelen stierven onderweg, enz. Slechts vijf Belgen en vier Fransen van de oorspronkelijke veertien overleefden de vlucht en bereikten Suriname waar | + | Samen met dertien gezellen begon hij met behulp van de Nederlandse koopman en oud-soldaat Mathurin Beltier aan zijn vlucht. Ze hadden een boot bemachtigd en wilden het Hollandse Sumatra of de Engelse kolonie in Berbis te bereiken. De tocht begon op 12 mei 1799 's avonds. Op zee overleefden ze ternauwernood een storm. Zij leden verschillende keren schipbreuk, raakten elkaar kwijt in de jungle, enkelen stierven onderweg, enz. Slechts vijf Belgen en vier Fransen van de oorspronkelijke veertien overleefden de vlucht en bereikten Suriname waar gouverneur M. Bottenburg, een Vlaming uit Sluis, hen gastvrij ontving. .<br> |
− | De gouverneur regelde op 3 juli 1799 voor de Belgen een overtocht op een fregat (The Mercury) naar Liverpool waar zij op 21 augustus 1799 aankwamen. Cop, een priester, stierf onderweg. Uiteindelijk bereikten Nerinckx, Joannes-Balduinus De Bay (Brugge +1835), Philippus Dumon (* 1754, pastoor te Mannekensvere, +1811) en N. Flotteeu (*1755, kapelaan te Beveren, +1837) Liverpool.<ref><i>Balling</i> omvat een hele lijst met namen van de omgekomen priesters. Dit verhaal van de deportatie naar Cayenne met een paar zeegevechten onderweg en in het bijzonder van de dagenlange vlucht van de Bay, Nerinckx en gezellen leest als een avonturenroman.<br>Louis {{sc|Kerbiriou}}, <i>[[Jean-François de La Marche]]: evêque-comte de Léon (1729-1806): étude sur un diocèse breton et sur l'émigration</i>, Quimper, Le Gozaiou, 1924, 422 vermeldt dat [[Jean-François de La Marche|de La Marche]] | + | De gouverneur regelde op 3 juli 1799 voor de Belgen een overtocht op een fregat (The Mercury) naar Liverpool waar zij op 21 augustus 1799 aankwamen. Cop, een priester, stierf onderweg. Uiteindelijk bereikten Nerinckx, Joannes-Balduinus De Bay (Brugge +1835), Philippus Dumon (* 1754, pastoor te Mannekensvere, +1811) en N. Flotteeu (*1755, kapelaan te Beveren, +1837) Liverpool.<ref><i>Balling</i> omvat een hele lijst met namen van de omgekomen priesters. Dit verhaal van de deportatie naar Cayenne met een paar zeegevechten onderweg en in het bijzonder van de dagenlange vlucht van de Bay, Nerinckx en gezellen leest als een avonturenroman.<br>Louis {{sc|Kerbiriou}}, <i>[[Jean-François de La Marche]]: evêque-comte de Léon (1729-1806): étude sur un diocèse breton et sur l'émigration</i>, Quimper, Le Gozaiou, 1924, 422 vermeldt dat [[Jean-François de La Marche|de La Marche]] zich bij hun aankomst in Engeland over hen ontfermde. Kerbiriou vermeldt hierbij overigens foutief dat het om 7 overlevende priesters zou gaan en dat zij in november 1798 aankwamen en deel uitmaakten van een groep van 82 op de Décade.</ref> |
===Bij Abbé Carron=== | ===Bij Abbé Carron=== |
Versie van 6 jan 2024 17:16
Jan Jozef Hendrik Nerinckx (1776-1855) 1 VoorwoordJohn of Jan Nerinckx heeft eigenlijk niets met ons verhaal over Newman te maken. Hij was lange tijd een medewerker van Abbé Carron. Zijn verhaal als Belgische vluchteling die uiteindelijk priester werd in Engeland geeft een klein inzicht in het katholieke kerkelijk reilen en zeilen in Engeland in het begin van de 19de eeuw. 2 LevenJan Jozef Hendrik Nerinckx of Jean-Joseph-Henri Nerinckx werd geboren te Ninove op 15 juli 1776[1] als tiende kind van veertien van het echtpaar Sebastian Nerinckx en Petronilla Langendries. Op zijn dertiende ging hij naar Geel naar het college (voor Nederlanders: gymnasium). Reeds in 1791 op 15-jarige leeftijd ging hij wonen bij de Kapucijnen in Scherpenheuvel. 2.1 Gevangen naar GuyanaOp 21 oktober 1797 was de jaarlijkse processie van de parochie St. Antonius van Meerbeek naar Scherpenheuvel. Onderweg werd de groep overvallen door Franse republikeinen die hen mishandelden en een aantal van hen gevangen namen. Jan belandde in de gevangenis in Treurenberg (bij de St. Goedele in Brussel). Deze zat vol met priesters, religieuzen en vrome leken die de "religieuze" wetten van de republiek overtreden hadden. Begin november werd hij met een groep afgemarcheerd naar Rochefort (F.), naar de gevangenis St. Maurice, waar hij verbleef tot 11 maart 1798. 2.2 OntsnaptEen van de priesters Reyphins (van de abdij van West-Vleteren) wist te ontsnappen met de hulp van een Hollandse koopman op 17 november 1798. Geïnspireerd hierdoor zocht Nerinckx met de groep priesters die in dezelfde hut als hij woonden een manier om te ontsnappen. 2.3 Bij Abbé CarronNerinckx trok met de andere geredden naar Londen, waar zij de steun kregen van bisschop Jean-François de La Marche. Daar leert hij Abbé Carron kennen in januari 1800. Nerinckx voelde kennelijk geen behoefte om naar Vlaanderen terug te keren en sloot zich aan bij Carron en diens werk. In Londen maakte hij intussen zijn priesterstudies af. Er waren op dat moment overigens voldoende universitaire docenten, professoren van de Sorbonne enz. onder de vluchtelingen zodat men in Engeland een reguliere priesteropleiding kon organiseren.[5] Drie jaar later werd hij in Somers Town priester gewijd in de kapel in Charlton Street.[6] 2.4 Zorg voor Somers Town tot aan zijn doodNa het vertrek van Abbé Carron in 1815 zette hij diens werk voort tot aan zijn dood in 1855. Samen met een van zijn zussen opende hij in Somers Town ook nog een lagere school. Marie-Madeleine d'Houet (1781-1858), stichteres van de Fidèles compagnes de Jésus (FSJ Faithful Companions of Jesus) in Frankrijk (1820) kwam op advies van de Chabons, de bisschop van Amiens, en op vraag van Nerinckx naar Somers Town waar zij een nieuwe communauteit vestigde die de zorg van de school overnam. Zij begonnen op 16 november 1830. Nerinckxs zus[7] die mede voor de school gezorgd had trok zich uit bescheidenheid terug, en keerde terug naar België waar zij in 1836 stierf. In deze tijd, en m.n. in de hongerjaren (patato famine) in Ierland (1845-1850), werd het aandeel van Ierse katholieken (vluchtelingen) in Somers Town steeds groter en werd de zorg voor hen soms heel veeleisend. 3 Literatuur
4 Voetnoten
|