Domenico Barberi

Uit Apowiki


Blesseddom1.jpg
Blesseddom1

1 Literatuur

  • Pius Devine, Life of the very Rev. Father Dominic of the Mother of God (Barberi), London, R. Washbourne, 1898.
  • Denis Gwynn, Father Dominic Barberi, Buffalo, NY, Desmond & Stapleton, 1948.
  • Jude Mead C.P., Shepherd of The Second Spring. The Life of Blessed Dominic Barberi, C.P. 1792-1849, Paterson N.J., St. Anthony’s Guild, 1968.

2 Geboorte en kinderjaren

Domenico Barberi (Dominic) (1791-1849) werd geboren op 22 juni 1792 te Palanzana in de buurt van Viterbo, toen in de Pauselijke Staten. Zijn vader Giuseppe Barberi stierf toen hij drie jaar oud was en zijn moeder Maria Antonia Pacelli toen hij 8 jaar oud was. Hij was de jongste van zes kinderen.[1] Na de dood van zijn moeder woonde en werkte hij in Merlano (5 km verderop) bij zijn kinderloze oom Bartolomeo Pacelli.
Deze oom was een redelijk welgestelde boer. Hij werkte vooral als herder en verder als knecht op de boerderij. Hij verbleef daar tot zijn tweeëntwintigste en werd uiteindelijk geaccepteerd als een eigen zoon en werd ook later de erfgenaam van zijn oom. Zijn oom begreep de honger van de jonge Domenico naar kennis echter niet en liet hem ook niet naar school gaan. Domenico genoot geen regulier onderwijs maar leerde lezen van een oude Capucijn, padre Pancrazio, die hem uit medelijden de letters leerde. Ook al kon hij nauwelijks lezen, hij onthield de catechismuslessen in de kerk perfect, hetgeen een capucijner pater deed opmerken dat zijn moeder veel van hem hield, maar dat Maria nog meer van hem hield. Vanaf dat moment werd hij een groot Maria-vereerder.
De letters en de inhoud van de catechismus was het enige wat hij geleerd had voor de dood van zijn moeder. In deze periode vond hij een leeftijdgenoot die kon lezen en die hij met zijn zakgeld enz. stimuleerde om hem te leren lezen. Hij besteedde de rest van zijn geld aan boeken. Schrijven leerde hij toen nog niet.

3 Religieus

Ten tijde van Napoleon werden de religieuze gemeenschappen in de pauselijke staten verboden. De gemeenschappen moesten vluchten en zo maakte Domenico kennis met een aantal passionisten die in een huis in de buurt in Merlano onderdak vonden. Zij mochten in deze tijd hun habijt niet dragen. Hij ging er de mis dienen en mocht boeken uit hun bibliotheek lezen. Zijn oom en tante brachten hem in contact met een meisje en hij besloot te huwen. De bruiloft werd echter uitgesteld omdat hij mogelijk nog in dienst moest. Hij werd uitgeloot voor de gehate militaire dienstplicht in het Franse leger bij de loting voor de veldtocht tegen Rusland. Hij zag dit als een teken om zijn leven verder godsdienstig te gaan leven. De dag voor de bruiloft werd bepaald. Hij werd echter zo ziek dat hij stervende was en de bruiloft werd uitgesteld. Tijdens het herstel besloot hij religieus te worden. De aanstaande bruid ontsloeg hem van zijn beloftes en ging haar weg. Dit alles gebeurde in 1810.
Na zijn dood werd een verzegeld document van zijn hand gevonden getiteld Opera Dei revelare et confiteri honorifum est (Tob. 12,7)[2]. Hierin schrijft hij dat op in de kersttijd van 1813 tijdens het bidden een innerlijke stem hoorde die hem absoluut van Gods bestaan doordrong. De stem vertelde hem dat hij Gods waarheden moest gaan verkondigen en dat hij de weggelopen zwarte schapen moest terugbrengen naar de weg van het Heil. Hij was er van dat moment van overtuigd dat hij priester moest worden. Hij had echter geen idee over hoe dat zou moeten of kunnen. Hij had ook geen idee over wat deze stem concreet bedoelde.
Hij was op dat moment reeds 21 en kende geen letter Latijn, een absolute voorwaarde voor de priesterstudie, maar beval zich aan aan God en besteedde al zijn vrije tijd aan het leren ervan met behulp van een Latijnse bijbel en een Latijns woordenboek.
Na Napoleon werden de rechten van ordes en congregaties hersteld. De passionisten keerden terug naar Sant' Angelo di Vetralla (19 km. van Viterbo) en droegen weer hun habijt. Domenico trad bij hen in na de oogst van 1814. Op het einde van september of begin oktober 1814 was hij in de kapel en vroeg zich af hoe de eerdere profetie vervuld zou worden. Hij kreeg toen de zekerheid, ook al wist hij niet hoe, dat hij geen lekenbroeder zou blijven, maar dat hij zou studeren en na zes jaar aan zijn apostolaat zou beginnen. Hij wist ook in een keer dat dat in Noord-West Europa en m.n. in Engeland zou zijn. Dit zonder verdere tijdsaanduiding.

4 Passionist

Gezien zijn vrijwel volledig gebrek aan opleiding was zijn enige mogelijkheid in het religieuze leven om broeder te worden. Hij werd naar Santa Maria di Paliano, in het bisdom Palestrina gezonden voor het noviciaat. Op weg daarheen kwam hij voor de eerste keer in Rome in het moederhuis van de passionisten bij de San Giovanni e Paolo (op de Coelius). Daar ontmoette hij voor het eerst in zijn leven een Engelsman: bisschop Milner, die er retraite deed.
Gezien zijn talenten werd hij tot de priesteropleiding toegelaten en Domenico van de Moeder Gods (Domenico della Madre di Dio) genoemd.
Op 15 november 1815 deed hij zijn religieuze geloften. Hij studeerde in Monte Argentario in Toscane, de wieg van de passionisten en in december 1816 keerde hij terug naar Rome om er zijn priesterstudie te voltooien.
Hij werd priester gewijd op 1 maart 1818. Na het voltooien van zijn studies in Vetralla, drie jaar later, doceerde hij tien jaar lang filosofie en theologie aan de studenten van zijn congregatie, eerst in Sant'Angelo di Vetralla en later in Rome (1824-27). Hij schreef diverse filosofische en theologische werken en studeerde intussen ook Frans met behulp van een buurtpriester en Engels. Hij leerde zichzelf klassiek en modern Grieks. Hij ontmoette echter vrijwel niemand die hem de uitspraak van Engels kon leren.

4.1 De passionisten.

De passionisten waren in 1720 gesticht door de H. Johannes van het Kruis. Hun regel werd op 15 mei 1741 goedgekeurd door paus Benedictus XIV. Naast de drie traditionele kloostergeloften hebben zij een vierde: de belofte om de devotie tot het lijden van Jezus Christus te bevorderen. Het belangrijkste doel van de congregatie is het preken van missies en retraites.
De H. Johannes van het kruis (Paul Francis Danei) leefde van 1694 - 18 okotber 1775. Op 26 december 1721 kreeg hij geknield voor het Allerheiligste het verlangen om de heidenen, m.n. in Engeland en omliggende landen te bekeren.[3] Op 6 december 1773 werd de basiliek van de HH. Johannes en Paulus (S. Giovanni e Paolo) op de Coelius in Rome aan deze congregatie toevertrouwd. Hierbij ontstond het moederhuis van de passionisten.

4.2 Eerste contacten met Engelsen

Barberi doceerde korte tijd filosofie in Ceccano. Hij schreef een cursus filosofie, maar deed daarnaast ook het gewone missiewerk: preken en retraites geven. Vanaf de lente van 1829 verbleef hij in Rome en doceerde m.n. theologie in het moederhuis. Hij werd gewoonlijk "Fra Domenico" genoemd.
Hij kreeg een reprimande van zijn overste in 1830 omdat hij het had aangedurfd om een aantal punten in het werk van de toen opgeld makende Lamennais in vraag te stellen.[4]
In de periode 1829-1831 leerde hij enkele Engelsen kennen. Overigens was in 1818 het Engels College heropgericht met Wiseman als een van de eerste studenten. Deze werd reeds in 1828 op 28 jarige leeftijd rector. In deze post-napoleontische periode met vele nieuwe rijken door de industriële revolutie, waren er redelijk veel Engelsen die Rome bezochten, vaak als onderdeel van de toen in zwang zijnde "Grand Tour".
In de zomer van 1830 vroeg een Engelse bekeerling Sir Harry Trelawney die weduwnaar zijnde op zijn 70ste nog priester gewijd zou worden om hulp bij het bestuderen van de rubrieken (riten voor de priester) van de H. Mis. Barberi en Trelawney werden vrienden voor het leven. Dit was de eerste stap die hem uiteindelijk naar Engeland zou brengen. Via Trelawney kreeg hij contacten met andere Engelse bekeerlingen. George Spencer werd bij deze gelegenheid door Trelawneys dochter, die veel eerder dan haar vader katholiek geworden was, gevraagd om te tolken tussen Barberi en haar vader. Via hem maakte Barberi vervolgens ook kennis met diens jongere vriend Ambrose Phillipps de Lisle.
Maandenlang wandelde Barberi met Spencer en de Lisle vrijwel dagelijks 's middags in de tuin van de San Giovanni e Paolo. Hij hoorde zo voor het eerst Engels spreken en deede pogingen om de uitspraak te leren. Hij leerde op deze manier heel veel over het Anglicanisme, uiteraard gezien door de bril van deze drie welgestelde bekeerling-vrienden.
Hij begon zijn manier te ontwikkelen om Anglicanen tegemoet te treden en eventuele opwerpingen te weerleggen. De drie genoemde Engelsen waren van rijke komaf en alle drie los van elkaar katholiek geworden. Zij hadden alle drie de hoop dat Engeland zich zou bekeren. Deze hoop werd nog versterkt door de Catholic Emancipation Act van 1829, waardoor heel wat wetten die de vrijheid van godsdienst voor katholieken beperkt hadden afgeschaft werden. Het is goed op te merekn dat dit alles voorafgaat aan het begin van de Oxfordbeweging in 1832.
De hele communauteit van de passionisten stond overigens open voor deze "inglesi". Barberi maakte er tegenover niemand een geheim van dat hij naar Engeland wilde.
Via George Spencer ontmoette hij in Rome ook diens vriend de Anglicaanse geestelijk George Ford, curate in Exeter, die echter altijd Anglicaan zou blijven.[5] Met hem zou Barberi lange tijd een briefwisseling onderhouden.

4.3 Verdere taken in Italië

Barberi vervulde diverse taken binnen zijn congregatie: provinciaal, rector, enz. Ook al sprak hij er met zijn Engelse vrienden vrijuit over toch hield hij in al die jaren zijn verlangen om naar Engeland te gaan geheim voor zijn superieuren.
In juni 1831 werd hij naar Lucca in Toscane gezonden om een nieuw klooster te stichten, waardoor de dagelijkse omgang met de Engelsen uiteraard ophield. Hij zou overigens nooit meer in Rome wonen. De correspondentie met een aantal van hen ging wel verder. In 1832 bv. bezocht George Spencer hem vlak na zijn priesterwijding in Lucca. In die tijd begon in Engeland de Oxfordbeweging die hij vanaf het begin met interesse zou volgen.
Een aantal Engelsen begon vanaf 1833 de generaal van de orde te bewerken om passionisten naar Engeland te sturen. Barberi was in die tijd niet enkel professor maar preekte hij ook voortdurende zogenaamde missies en retraites, de eigenlijk taak van de passionisten.
Op 18 april 1833 was hij in Rome voor het algemeen kapittel (12 personen). Dit vindt bij de passionisten om de zes jaar plaats. Hij drong aan op een stichting in Engeland. Er lagen toen al uitnodigingen o.a. van Spencer en de Lisle om een stichting in Engeland te doen. Het kapittel zag echter geen kans om erop in te gaan en besloot om de beslissing erover uit te stellen tot het algemeen kapittel van 1839. Tijdens het kapittel werd Barberi verkozen tot provinciaal van een van de andere provincies van de passionisten. Hij verhuist daarop naar Sora (115 km. ten zuiden van Rome).
Op het provinciale kapittel werd hij "Eerste consultor", hetgeen ervoor zorgde dat hij de volgende drie jaar m.n. bezig was met zijn taken als bestuurder.
In 1834 was hij stervend ten gevolge van een reuma-aanval.
In 1836 brak cholera uit in Ceprano. Hij trok naar de ziekenopvang om te helpen en verbleef bij de zieken tot de laatste overlevenden aan het opknappen waren. Daarna werd hij zelf weer ziek en was hij een hele tijd stervende. Hij overleefde maar zou de rest van zijn leven last hebben van de gevolgen van deze ziekte.
Op 5 april stuurde Ambrose Phillipps de Lisle een brief[6] waarin deze vertelt dat in de door hem nieuw gestichte kerk van Grace Dieu bij Thringstone in Leicestershire in één jaar tijd meer dan 300 anglicanen zich bekeerd hebben. Barberi formuleert een antwoord met de hoop naar Engeland te kunnen komen, maar verstuurt deze eerste naar de generaal van de passionisten, die de brief terugstuurt en zijn enthousiasme tempert, en spreekt over een mogelijk kleine stichting ooit. Barberi heeft de brief nooit naar Engeland gestuurd.[7]
In 1837-1839 werd er door velen voorbereidend werk gedaan voor een eventuele stichting in Engeland. Voor Barberi bestond dat erin dat hij in zijn vrije tijd Engels leerde en Engelse boeken las om zich voor te bereiden op het weerleggen van alle dwaalleren die bestaan in Engeland. Later in Engeland zou hij ontdekken dat veel van deze heresieën niet meer bestonden of van gedaante veranderd waren.
Het lukte niet om een stichting in Frankrijk (Boulogne) te doen, ondanks diverse milde schenkers, m.n. Louisa Canning, nicht van George Spencer vanwege de weerstand van de Franse regering tegen zulk een initiatief.[8]

4.4 Naar België

In april 1839 besloot het generale kapittel in Rome omwille van de voortdurende en talloze vragen om een stichting te doen in Engeland. Spencer, Lord Shrewsbury (John Talbot 1791-1852), Ambrose Phillipps de Lisle, de latere kardinaal Mgr. Charles Acton en vele anderen deden in de tijd ervoor hun uiterste best om dit kapittel van de noodzaak van een stichting in Engeland te overtuigen. Barberi hoorde echter niet tot de groep die men had uitgekozen om de stichting te doen. Hij werd voor de tweede keer voor een periode van drie jaar provinciaal gekozen.
De besliste stichting werd echter niet uitgevoerd en de aangewezen paters bleven in Italië. Barberi voorspelde bij zijn vertrek terug naar Sora (Zuid-Italië) dat de stichting niet zonder hem zou beginnen. De oud-generaal Antonius van St. Jozef, was aangewezen als leider. Deze kreeg het echter Spaans benauwd bij de gedachte alleen al aan deze opdracht en vroeg om niet gezonden te worden. Vervolgens werd Barberi aangewezen.
De passionisten kregen van barones de Croeser uit Valenciennes haar kasteel in Ere, bij Doornik in België ter beschikking. Dit werd de tweede buitenlandse stichting van de passionisten (er was er een in Bulgarije). Men trok naar België omwille van de welwillende regering.
Via Rome, om de zegen van paus Gregorius XVI te vragen (op 23 mei) voer hij de volgende dag met zijn drie gezellen, de paters Seraphim en Peter en broeder Crispin naar Marseille. Via Parijs en na een tijdelijk verblijf bij de broeders van Liefde in Froimont kwamen zij op 22 juni in Ere aan. De plaatselijke bisschop Labis gaf toestemming voor deze vestiging. De groep bezocht korte tijd later de nuntius Fornari in Brussel.
Financieel overleefden de passionisten enkel dank zij hulp van m.n. Engelse weldoeners, de broeders van Liefde uit Froimont, de redemptoristen, enz. Zij hadden nogal wat problemen bij de start. Er was de ziekte en de dood van broeder Crispin op 18 augustus 1840, hun onkunde van het Frans, het onderschatten van de kosten van levensonderhoud in België, enz. Barberi kon echter foutloos Frans schrijven en was na een maand al in staat om het redelijk uit te spreken. Het duurde echter maanden voor de groep het Frans begon te beheersen en daarna nog een tijd voor de eerste novicen kwamen.

5 Naar Engeland

5.1 De Oxfordbeweging

Op 28 september 1840 werd Barberi door Wiseman gevraagd om een stichting te doen in Engeland in Aston Hall, Stone in de buurt van Birmingham. Wiseman zorgde er voor een aantal faciliteiten, zoals een stuk grond en stipendia voor de kerk, enz. Begin november kreeg hij permissie uit Rome om naar Engeland te gaan. Op 5 november 1840 kwam hij voor de eerste keer in Engeland, in Folkestone. Dit is Guy Fwawkes day, de dag met de nodige anti-paapse uitingen. Hij droeg bij deze gelegenheid de kleding van een seculiere priester. Hij ontmoet o.a. Wiseman in Oscott. Hij bezocht ook Ambrose Phillipps de Lisle en pater Luigi Gentili in Grace Dieu. Hij ontdekte dat er her en der stromen van bekeerlingen waren. Maar tot zijn grote schrik bleek Aston Hall niet beschikbaar te zijn. De priester die er woonde weigerde te vertrekken.
Midden december 1840 keerde hij terug naar Ere. Het was de tijd waarin de Oxfordbeweging op zijn hoogtepunt was.[9]
Terug in Ere in 1841 nam hij deel aan het normale werk van de passionisten gaf hij retraites, ging hij preken, enz. Hij probeerde Rome te overtuigen om hem nu zo snel mogelijk naar Engeland te laten gaan om er een nieuwe communauteit te stichten. Hij belichtte m.n. de kansen die de Oxfordbeweging ongewild gecreëerd heeft voor de bekering van Engeland. In februari 1841 eindigden overigens de Tracts met Newmans Tract XC.

5.1.1 Artikel in L'Univers

In het Franse L'Univers, nr. 563, 15 april 1841 verscheen een anonieme brief getekend: "Un jeune Membre de l'Université d'Oxford". De -op dat moment nog onbekende- schrijver van deze brief is Dalgairns.[10] Barberi schreef daarop een brief gedateerd 5 mei 1841 (Ere bij Doornik)[11]: A Letter addressed to the Professors of the University of Oxford on the occasion of seeing an Epistle from one of their Body in a Journal called "L'Univers" 1841.[12]
Via George Spencer en John Rouse Bloxam belandde deze brief uiteindelijk bij de schrijver van het artikel in L'Univers Dalgairns, een tractarian en nauwe vriend van Newman. Dalgairns, geboren op het eiland Guernsey, was overigens perfect tweetalig Frans en Engels.
Vanaf die tijd bleef er correspondentie bestaan tussen Dalgairns en Barberi, zij het dat Barberi de initiatiefnemer bleef. Hun brieven gingen over de leer van de katholieke kerk, de Anglicaanse positie, enz. Zoals vermeld bij Dalgairns was Newman bekend met de brief in L'Univers.

6 Vestiging in Engeland

Barberi bereidt het vertrek uit Ere voor. Er komen paters en broeders uit Italië en hij maakt alles klaar zodat pater Peter de leiding kan overnemen. Hij ontvangt een brief van Wiseman, gedateerd 2 augustus 1841, waarin deze meldt dat hij samen met bisschop Thomas Walsh de volgende vrijdag (6 augustus 1841) bij de nuntius Fornari in Brussel zal zijn en dat Barberi daar ook verwacht wordt.[13] Barberi verneemt dat Aston Hall eindelijk beschikbaar is en accepteert daar de stichting in Engeland te gaan doen. Op 30 september vertrekt hij samen met de Ierse pater Amadeus (Amadeo McBride).

6.1 In Oscott

De twee passionisten vestigen zich op 7 oktober 1841 tijdelijk in Oscott College. Hij wachtte toen al 28 jaar op dit moment. Aanvankelijk werden de passionisten afwijzend ontvangen. Zijn beroerde Engels werkte vaak op de lachspieren, ook van de seminaristen in Oscott. Wiseman was er op dat ogenblik rector. Barberi deed zijn uiterste best om zijn Engels te verbeteren en gaf een aantal lessen theologie. In deze periode werden in Oscott o.a. de anglicaanse geestelijken Sibthorpe en Bernard Smith (Newmans curate) in de kerk opgenomen.
In deze tijd woonde en werkte daar George Spencer.

6.2 Werk in Aston Hall

Op 17 februari 1842 vestigde Barberi zich met zijn enige gezel pater Amadeo McBride in Aston Hall in Staffordshire. McBride was van Ierse afkomst en de enige passionist de Engels kende uit zijn kinderjaren. Hij had echter voortdurend koortsaanvallen en bleek volledig ongeschikt voor het werk als passionist en moest na ongeveer een jaar teruggestuurd worden naar Italië. Er kwamen nog drie passionisten naar Engeland. In 1842 vormden zij een kleine communauteit van drie priesters, een student, een lekenbroeder en twee of drie novicen. Dit was iets heel bijzonder in Engeland, waar nog geen reguliere kerkelijk hiërarchie bestond. Het enige andere klooster voor mannen in Engeland was dat van de trappisten in Loughborough.
Er waren wel Benedictijnen en andere religieuzen, maar dezen leefden niet in kloosterverband en deden het werk van seculiere priesters of beperkten zich tot parochiewerk. In Engeland kende niemand het woord pater voor een religieuze priester. (Later zou het woord "father" overigens niet alleen voor religieuze, maar voor alle priesters gebruikt worden). Barberi kreeg aanvankelijk ook tegenstand van de oud-katholieken (verzet tegen verandering) en de naburige clerus.
Hij begon al snel ook in het Engels te preken en retraites te geven. De overste van een van de zusterskloosters waar hij kwam schreef dat haar communauteit geen letter van zijn preek begrepen had, maar dat het zien van nederigheid en versterving beter was dan eender welke preek. Ook het gewone volk zag in hem een man Gods.[14] Missies zoals de passionisten die gaven waren in Engeland totaal onbekend.
In Aston groeide Barberis populariteit en al snel kwam een stroom bekeerlingen op gang. In het naburige Stone (3 km. verderop) huurde hij een grote ruimte in "The Crown Inn" voor één pond per maand en ging er de Eucharistie vieren, gevolgd door instructies voor wie het wilde. Dat was voor het eerste in 300 jaar dat dit in Engeland gebeurde. De eerste keer kwamen er tussen 400 en 500 mensen, protestanten en katholieken. Op weg naar Stone -drie keer per week- werd hij -in het habijt van de passionisten- vaker met stenen bekogeld door jongens hetgeen hem bijna het leven kostte. Het feit dat hij elke steen die hem raakte kuste en in zijn zak stopte maakte dat twee van deze stenengooiers katholiek werden. Lokale protestanten hielden daarop anti-katholieke lezingen en acties waarin tegen Barberi gewaarschuwd werd. Zo werd er zelfs tegenover zijn zaal en later tegenover de nieuwe kerk een protestantse kerk opgericht.
De stroom van bekeerlingen groeide echter gestaag. Men besloot een echte, zij het kleine, kerk te bouwen in Stone. Op 19 juli 1843 werd de eerste steen gelegd. Op 22 april 1844 werd zij in gebruik genomen. De ruimte werd overigens ook als school gebruikt. Intussen deed Barberi zijn uiterste best om zijn Engels te verbeteren en hield zodra dat enigszins mogelijk was overal missies en kreeg in 1844? toestemming om biecht te horen in het Engels. Hij werd bekend en trok ook naar Manchester, Liverpool en Birmingham.
Barberi ontdekte hier ook hoe de oude katholieken -door de eeuwenlange vervolging- huiverig waren om naar buiten te treden en hun geloof publiek te beleven.
Zelf ging hij overal retraites geven en preken. Hij vermeldt in zijn brieven dat men in normale priesterkleding reisde, maar eenmaal op de plaats waar men ging werken het habijt van de passionisten aantrok.

7 De bekering van Newman

Barberi zou na het geven van een retraite in Heytrop doorreizen naar Radford. Deze route voert door Oxford. Hij vroeg aan Dalgairns of hij in Littlemore kon overnachten. Op 24 juni 1844 kwam Barberi op uitnodiging van Dalgairns kort op bezoek in Littlemore waar Newman hem voor het gedurende enkele minuten ontmoette, maar een positieve indruk van hem kreeg.[15]
Dalgairns bekeerde zich op 29 september 1845 bij de passionisten in Aston. De volgende dag was hij terug in Littlemore waar hij Newman van deze stap op de hoogte bracht. Newmans antwoord was zo positief dat Dalgairns Barberi uitnodigde om op zijn geplande reis naar België te overnachten in Littlemore. Op 3 oktober gaf Newman zijn ontslag als fellow van Oriel.
Op 8 oktober 1845 kwam Barberi op uitnodiging van Dalgairns en Newman voor de tweede keer op bezoek in Littlemore waar Newman hem vroeg om opname in de katholieke Kerk, hetgeen de volgende dag gebeurde, samen met zijn vrienden Richard Stanton en Frederick Bowles.[16] Newmans bekering had een immense invloed op de bekering van Engeland en op het latere werk van Barberi.
Tijdens het eropvolgende korte bezoek aan België werd Barberi door de nuntius Vincenzo Pecci (de latere Leo XIII) persoonlijk (vlg. Gwynn, 206 en 210) gevraagd om een nieuwe stichting te doen in Vlaanderen.
Van 31 december 1845 tot 2 januari 1846 waren Newman en Ambrose St John te gast bij Barberi en de passionisten in Aston.
Ze zouden mekaar daarna nauwelijks nog zien.

8 H. Carolus Houben

Op 5 november 1845 werd de latere heilige Joannes Andreas Houben, beter bekend onder zijn kloosternaam Carolus of Karel Houben of met zijn kloosternaam ‘Karel van Sint-Andries’, uit Munstergeleen (NL) welkom geheten als postulant in Ere. Hij deed zijn professie op 10 december 1846.[17] Houben werkte vanaf 1852 in Engeland, maar ging zodra er in juli 1857 een stichting in Ierland volgde naar Dublin. Van 1866-1874 werkte hij weer in Engeland. Carolus Houben heeft Barberi, die korte tijd later definitief Ere verliet voor Engeland, slechts enkele keren ontmoet bij retraites die Barberi gaf.[18]

9 Verder werk in Engeland

Op 12 december 1845 zocht de pas bekeerde Frederick William Faber Barberi op.
Intussen groeide de communauteit in Aston Hall tot 15 leden. Men stichtte een nieuw klooster in Woodchester, Gloucestershire in 1846, waar men onmiddellijk begon met de bouw van een nieuwe kerk. Deze hele stichting werd mogelijk gemaakt door de Oxford bekeerling William Leigh. In 1847 trad George Spencer in in de congregatie. Hij was één van eerste Engelsen die hij had leren kennen in Rome. Hij was een grote aanwinst. Hij was iemand afkomstig uit de hoogste kringen die Engeland, de taal en het hart van de Engelsen van binnenuit kende. Hij kreeg de naam Ignatius. Barberi werkte intussen aan een nieuwe stichting in St. Anne's, Sutton.
In 1847 werd Engeland, maar ook Schotland en Amerika overspoeld door Ieren die de grote hongersnood ontvluchtten. Velen waren ziek, leden aan typhus en andere ziekten. Veel Engelsen vermeden het contact met de Ieren die typhus hadden of konden hebben. Barberi, de passionisten en veel andere katholieke vrijwilligers zetten zich echter zonder vrees en belangeloos voor hen in. Hierbij liep Spencer zelf typhus op, hetgeen hij ternauwernood overleefde. Een tijd later overkwam pater Gaudentius, de krachtigste van de passionisten, hetzelfde. In Aston werden honderden van deze Ieren tijdelijk opgevangen en verzorgd. Op 21 mei 1846 werd de eerste steen gelegd van de nieuwe kerk in Aston, terwijl ook in Woodchester aan een nieuwe kerk gebouwd werd.
In 1848 volgde op verzoek van Wiseman de stichting in Hampstead, Londen. In dat jaar waren er 20 passionisten in Engeland, hiervan tien priesters, vijf studenten en vijf lekenbroeders.
Het huis in Ere werd steeds meer tot een seminarie en opleidingscentrum voor passionisten voor hun werk in Engeland en Australië.
In april 1849 preekte hij zijn eerste en enige missie in Ierland, in Dublin. Het zou ook zijn allerlaatste zijn.

10 Zijn dood

Op 27 augustus 1849 kreeg hij onderweg met de trein van Paddington (Londen) naar Woodchester bij de tussenstop in Reading gigantische hoofdpijn en was hij duidelijk stervende, hetgeen hij ook zelf uitsprak. Hij werd op deze reis vergezeld door zijn medebroeder Luigi Pescaroli. Omdat de medereizigers bang waren voor cholera liet men hem niet uitstappen. In Pangbourne Station werd Barberi uit de trein gedragen. Een meereizende dokter uit Reading bleef bij hen. Men zette hem op een stoel in een hut, maar moest men hem neerleggen op stro op de grond. Dr. Muggeridge probeerde een uur lang een kamer voor hem te vinden. Hij stelde de diagnose hartaanval, maar mensen die plots onwel werden werden in die tijd verdacht aan cholera te leiden en geen van de herbergen liet hen binnen.
De enige oplossing was terug te keren naar Reading. De dokter vergezelde daarbij de twee priesters. De pijn was zo erg dat Domenico verwachtte dat hij bewusteloos zou raken. Hij vroeg de absolutie en herhaalde stilletje: "Uw wil geschiede!". In Reading vond de dokter een kamer in het Railway Hotel. Hij beloofde om na een paar uur terug te komen, denkend dat het ergste nu over was. Er was nog hoop, maar Barberi gaf zijn laatste instructies aan Luigi, o.a. dat Ignatius Spencer onmiddellijk uit Nederland moest terugkeren en de taak van provinciaal op zich moest nemen tot de oversten in Rome een beslissing zou nemen. Hij overleed hier op 27 augustus rond 15.00 u.
De volgende dag werd zijn lichaam overgebracht naar de kleine kerk in Stone die hij daar zes jaar eerder gebouwd had. Hij werd begraven in de nieuwe kerk van Aston Hall, vlak naast het altaar. De kerk werd pas een paar weken later ingewijd. Vijf jaar later in 1854, na het vertrek van de passionisten uit Aston Hall werd hij bijgezet eerst in St. Wilfrid's, Cotton Hall, Cheadle.[19] In 1886, toen ook dit huis van de passionisten gesloten werd, werd hij overgebracht naar de St. Annakerk in Sutton, Lancashire waar ook Elizabeth Prout, stichteres van de vrouwelijke tak van de passionisten, en Ignatius Spencer begraven werden.

11 Na zijn dood

In 1916 zei kardinaal Francis Bourne, aartsbisschop van Westminster (1861-1935) over hem:

Of all the preachers of the divine word who have worked for the salvation of souls in England there is no one to whom we are more indebted than the Servant of God, Dominic Barberi. I should consider myself happy if I had the power to dedicate this whole diocese to his care and protection and be allowed to honour him as our Patron and Protector in England.

Hij werd zalig verklaard door paus Paulus VI op 27 oktober 1963.
Het feest van zalige Domenico Barberi is op 27 augustus.

12 Voetnoten

  1. Gwynn, 11 spreekt over acht kinderen.
  2. Letterlijk: Het is eerbaar de werken van God te openbaren en te belijden.
  3. Mead, 47.
  4. Later heeft de geschiedenis hem gelijk gegeven. Lamennais werd op 25 juni 1833 door Gregorius XVI veroordeeld.
  5. Uit de apologetische dialogen met Ford ontstond zijn werk: Letters from the Coelian Hill., waarin hij de protestantse objecties tegen de katholieke Kerk en de paus behandelde.
  6. Devine, 93-94.
  7. Devine, 95-100.
  8. Gwynn, 72.
  9. Ambrose Phillipps de Lisle was kennelijk een van de eersten die bij het verschijnen van de Tracts zag waarheen dit zou leiden. "Mark my wordt, these tracts art the beginning of a Catholic Movement which will one day end in the return of her Church to Catholic unity and the See of Peter." in: Gwynn, 97. Hij verwachtte zelfs een hereniging van de kerken.
  10. De tekst van "L'Univers" is te vinden als Appendix 4 in "L.D." viii, 563-567.
  11. Tegenwoordig onderdeel van de gemeente Doornik
  12. Te vinden in: Devine, 257-297.
  13. Divine, 144 vermeldt hier foutief dat het om Vincenzo Pecci, de latere Leo XIII (1878-1903) zou gaan. Deze werd pas nuntius in Brussel in 1843.
  14. Gwynn, 141.
  15. Devine, 168. Vgl. L.D. x, 285. Gwynn, 173-176.
  16. De volgende dag werd ook een Mr. Woodmason uit Littlemore, met vrouw en twee dochters in de Kerk opgenomen.
  17. Hij kreeg de naam van Karel van St. Andreas. In Ierland was hij bekend als Charles of St. Andrew.
  18. Devine, 191.
  19. Dit is dezelfde kerk die Lord Shrewsbury voor Faber en zijn aanhang had laten bouwen. De oratorianen verbleven er vlak na hun stichting een korte tijd, maar deze moesten algauw deze plaats opgeven.